Skip to main content

TEXT 5

TEXT 5

Verš

Tekst

daivī sampad vimokṣāya
nibandhāyāsurī matā
mā śucaḥ sampadaṁ daivīm
abhijāto ’si pāṇḍava
daivī sampad vimokṣāya
nibandhāyāsurī matā
mā śucaḥ sampadaṁ daivīm
abhijāto ’si pāṇḍava

Synonyma

Synoniemen

daivī — transcendentální; sampat — rysy; vimokṣāya — k osvobození; nibandhāya — ke spoutanosti; āsurī — démonské vlastnosti; matā — jsou považovány; — ne; śucaḥ — znepokojuj se; sampadam — rysy; daivīm — transcendentální; abhijātaḥ — zrozením odpovídající; asi — jsi; pāṇḍava — ó synu Pāṇḍua.

daivī — transcendentale; sampat — kwaliteiten; vimokṣāya — leidend totbevrijding; nibandhāya — tot gebondenheid; āsurī — demonische eigenschappen; matā — worden beschouwd; mā śucaḥ — maak je geen zorgen; sampadam — eigenschappen; daivīm — transcendentale; abhijātaḥ — geboren met; asi — jij bent; pāṇḍava — o zoon van Pāṇḍu.

Překlad

Vertaling

Transcendentální vlastnosti vedou k osvobození, zatímco démonské vedou ke spoutanosti. Neznepokojuj se, synu Pāṇḍua, ty jsi se narodil s božskými vlastnostmi.

De transcendentale eigenschappen zijn bevorderlijk voor bevrijding, terwijl de demonische eigenschappen tot gebondenheid leiden. Maak je geenzorgen, o zoon van Pāṇḍu, want jij bent geboren met de goddelijke eigenschappen.

Význam

Betekenisverklaring

Pán Kṛṣṇa povzbudil Arjunu slovy, že se nenarodil s démonskými vlastnostmi. Jeho účast v boji nebyla démonská, protože zvažoval všechna pro a proti. Zvažoval, zda je či není správné zabít tak ctihodné osoby, jakými byli Bhīṣma a Droṇa, a tudíž nejednal pod vlivem hněvu, klamné pýchy či hrubosti. Z toho plyne, že neměl povahové rysy démona. Pokud kṣatriya, válečník, střílí šípy na nepřítele, je to považováno za transcendentální a neplnit tuto povinnost je démonské. Proto Arjuna neměl důvod naříkat. Každý, kdo jedná podle usměrňujících zásad daného stavu života, je na transcendentální úrovni.

Heer Kṛṣṇa moedigde Arjuna aan door hem te zeggen dat hij niet geboren was met demonische eigenschappen. Zijn betrokkenheid in de strijd was niet demonisch, omdat hij de voor- en nadelen tegen elkaarafwoog. Hij overwoog of respectabele personen als Bhīṣma en Droṇa wel of niet gedood moesten worden en handelde dus niet onder invloed van woede, valse trots of wreedheid. Arjuna was dus niet demonisch van aard.

Voor een kṣatriya, een militair, wordt het afschieten van pijlen naar de vijand als transcendentaal beschouwd, maar het verzaken van deze plicht is demonisch. Er was voor Arjuna daarom geen reden tot klagen. Iedereen die de regulerende principes van de verschillende levensorden navolgt, bevindt zich op een transcendentaal niveau.