TEXT 69

Bg 2.69

Verš

Tekst

yā niśā sarva-bhūtānāṁ
tasyāṁ jāgarti saṁyamī
yasyāṁ jāgrati bhūtāni
sā niśā paśyato muneḥ

Synonyma

Synoniemen

yā — co; niśā — je nocí; sarva — všech; bhūtānām — živých bytostí; tasyām — v tom; jāgarti — bdí; saṁyamī — ten, který ovládá sám sebe; yasyām — ve kterém; jāgrati — bdí; bhūtāni — všechny bytosti; sā — to je; niśā — nocí; paśyataḥ — pro toho, kdo zkoumá své nitro; muneḥ — mudrce.

yā — wat; niśā — nacht is; sarva — alle; bhūtānām — van levende wezens; tasyām — in dat; jāgarti — is waakzaam; saṁyamī — degenen met zelfbeheersing; yasyām — in welke; jāgrati — zijn wakker; bhūtāni — alle wezens; sā — dat is; niśā — nacht; paśyataḥ — voor de introspectieve; muneḥ — wijze.

Překlad

Vertaling

To, co je pro všechny bytosti nocí, je časem bdění pro toho, kdo ovládá sám sebe. A to, co je pro všechny bytosti čas bdění, je pro toho, kdo zkoumá své nitro, naopak noc.

Wat nacht is voor alle levende wezens, is de tijd van ontwaken voor iemand met zelfbeheersing. En wat voor alle wezens de tijd van ontwaken is, is nacht voor de wijze die bezig is met zelfbeschouwing.

Význam

Betekenisverklaring

Jsou dva druhy inteligentních lidí: jeden je inteligentní pokud jde o hmotné činnosti zaměřené na uspokojování smyslů a druhý hledí do svého nitra a uvědomuje si nutnost rozvoje seberealizace. Činnosti tohoto introspektivního mudrce, přemýšlivého člověka, jsou nocí pro ty, kdo jsou pohrouženi do hmoty. Materialisté v této noci spí, neboť nevědí nic o seberealizaci. Mudrc, který hledí do svého nitra, zůstává v “noci” materialistických lidí bdělý. S postupným duchovním pokrokem pociťuje transcendentální radost, zatímco člověk zaneprázdněný materialistickými činnostmi — který “spí”, pokud jde o seberealizaci — sní o různých smyslových radostech a tak se někdy ve svém spánku cítí šťastný a jindy nešťastný. Introspektivní člověk je vůči materialistickému štěstí a neštěstí vždy netečný. Pokračuje ve svých činnostech charakteristických pro seberealizaci, neovlivněn hmotnými reakcemi.

Er bestaan twee soorten intelligente mensen: de ene is intelligent op het gebied van materiële activiteiten voor zinsbevrediging en de andere is introspectief en staat open voor het cultiveren van zelfrealisatie. De activiteiten van een wijze die diepzinnig is en die bezig is met zelfbeschouwing, zijn als nacht voor personen die helemaal opgaan in het materiële leven. Tijdens zo’n nacht blijven materialistische personen door hun onwetendheid in slaap wat betreft zelfrealisatie. De introspectieve wijze blijft waakzaam tijdens de ‘nacht’ van de materialistische mensen. De wijze ervaart transcendentaal geluk door de geleidelijke vooruitgang die hij in zijn spirituele ontwikkeling maakt, terwijl degene die opgaat in materiële activiteiten van verschillende soorten zinnelijk genot droomt, omdat hij zich niet bewust is van zelfrealisatie. In die slaaptoestand voelt hij zich soms gelukkig en soms verdrietig. Wie introspectief is, staat altijd onverschillig tegenover materieel geluk en verdriet. Hij zet zijn activiteiten voor zelfrealisatie voort en laat zich niet verstoren door materiële omstandigheden.