TEXT 3
Bg 2.3
Texto
Tekst
naitat tvayy upapadyate
kṣudraṁ hṛdaya-daurbalyaṁ
tyaktvottiṣṭha paran-tapa
naitat tvayy upapadyate
kṣudraṁ hṛdaya-daurbalyaṁ
tyaktvottiṣṭha paran-tapa
Palabra por palabra
Synoniemen
klaibyam — impotencia; mā sma — no; gamaḥ — vayas; pārtha — ¡oh, hijo de Pṛthā!; na — nunca; etat — esto; tvayi — a ti; upapadyante — es digno; kṣudram — mezquina; hṛdaya — del corazón; daurbalyam — debilidad; tyaktvā — abandonando; uttiṣṭha — levántate; param-tapa — ¡oh, castigador de los enemigos!
klaibyam — zwakheid; mā sma — doe niet; gamaḥ — toegeven; pārtha — o zoon van Pṛthā; na — nooit; etat — dit; tvayi — bij jou; upapadyate — is passend; kṣudram — kleingeestig; hṛdaya — van het hart; daurbalyam — zwakheid; tyaktvā — opgevend; uttiṣṭha — sta op; param-tapa — o bedwinger van de vijand.
Traducción
Vertaling
¡Oh, hijo de Pṛthā!, no cedas a esta impotencia degradante. No es digna de ti. Abandona esa mezquina flaqueza del corazón y levántate, ¡oh, castigador del enemigo!
O zoon van Pṛthā, geef niet toe aan deze onterende zwakheid. Ze past je niet. Zet deze kleingeestige lafhartigheid van je af en sta op, o bedwinger van de vijand.
Significado
Betekenisverklaring
A Arjuna se lo nombró como el hijo de Pṛthā, quien resultaba ser la hermana de Vasudeva, el padre de Kṛṣṇa. De modo que, Arjuna tenía un nexo consanguíneo con Kṛṣṇa. Si el hijo de un kṣatriya declina pelear, es kṣatriya solo de nombre, y si el hijo de un brāhmaṇa actúa de un modo impío, es brāhmaṇa solo de nombre. Esa clase de kṣatriyas y brāhmaṇas no son hijos dignos de sus padres. Por consiguiente, Kṛṣṇa no quería que Arjuna se convirtiera en un hijo de kṣatriya indigno. Arjuna era el amigo más íntimo de Kṛṣṇa, y Kṛṣṇa lo estaba guiando directamente en la cuadriga. Pero si a pesar de todas esas ventajas Arjuna abandonaba la batalla, cometería un acto infame. En consecuencia, Kṛṣṇa dijo que una actitud tal en Arjuna no correspondía con su personalidad. Arjuna podía argüir que renunciaría a la batalla fundándose en que tenía que observar una actitud magnánima para con sus parientes y el muy respetable Bhīṣma, pero Kṛṣṇa consideró que esa clase de magnanimidad era tan solo una debilidad del corazón. Esa clase de falsa magnanimidad no la aprobaba ninguna autoridad. Por lo tanto, semejante magnanimidad o mal llamada no violencia debe ser abandonada por personas tales como Arjuna, que se encuentran bajo la guía directa de Kṛṣṇa.
Arjuna werd aangesproken als de zoon van Pṛthā. Pṛthā was de zus van Kṛṣṇa’s vader, Vasudeva, en Arjuna was dus een bloedverwant van Kṛṣṇa. Wanneer de zoon van een kṣatriya weigert te vechten, dan is hij alleen in naam een kṣatriya, en wanneer de zoon van een brāhmaṇa zondig handelt, dan is hij alleen in naam een brāhmaṇa. Zulke kṣatriya’s en brāhmaṇa’s zijn onwaardige zonen van hun vaders en Kṛṣṇa wilde niet dat Arjuna een onwaardige zoon van een kṣatriya zou worden. Arjuna was de innigste vriend van Kṛṣṇa en Kṛṣṇa gaf hem op de strijdwagen rechtstreeks leiding. Zou Arjuna ondanks al deze voordelen toch van de strijd afzien, dan zou hij daarmee een roemloze daad begaan. Kṛṣṇa zei daarom dat zo’n houding niet bij Arjuna’s persoonlijkheid paste. Arjuna zou het tegenargument kunnen geven dat hij uit edelmoedigheid tegenover de zeer eerbiedwaardige Bhīṣma en zijn familieleden van de strijd afzag, maar Kṛṣṇa beschouwde een dergelijke edelmoedigheid enkel als lafhartigheid. Zulke valse edelmoedigheid werd door geen enkele autoriteit goedgekeurd. Personen als Arjuna, die onder de rechtstreekse leiding van Kṛṣṇa staan, moeten zulke edelmoedigheid of zogenaamde geweldloosheid laten varen.