Skip to main content

TEXT 25

TEXT 25

Texto

Tekst

labhante brahma-nirvāṇam
ṛṣayaḥ kṣīṇa-kalmaṣāḥ
chinna-dvaidhā yatātmānaḥ
sarva-bhūta-hite ratāḥ
labhante brahma-nirvāṇam
ṛṣayaḥ kṣīṇa-kalmaṣāḥ
chinna-dvaidhā yatātmānaḥ
sarva-bhūta-hite ratāḥ

Palabra por palabra

Synoniemen

labhante — logran; brahma-nirvāṇam — liberación en el Supremo; ṛṣayaḥ — aquellos que están activos internamente; kṣīṇa-kalmaṣāḥ — que están libres de todos los pecados; chinna — habiendo desgarrado; dvaidhāḥ — dualidad; yata-ātmānaḥ — dedicado a la autorrealización; sarva-bhūta — para todas las entidades vivientes; hite — en obras de beneficencia; ratāḥ — dedicados.

labhante — bereiken; brahma-nirvāṇam — bevrijding in de Allerhoogste; ṛṣayaḥ — zij die innerlijk actief zijn; kṣīṇa-kalmaṣāḥ — die vrij zijn van alle zonden; chinna — afgesneden hebbend; dvaidhāḥ — dualiteit; yata-ātmānaḥ — bezig met zelfrealisatie; sarva-bhūta — voor alle levende wezens; hite — welzijnswerk; ratāḥ — gewijd aan.

Traducción

Vertaling

Aquellos que se encuentran más allá de las dualidades que surgen de las dudas, que tienen la mente ocupada internamente, que siempre están muy ocupados en trabajar por el bienestar de todos los seres vivientes, y que están libres de toda clase de pecados, logran la liberación en el Supremo.

Wie ontstegen is aan de verdeeldheid die voortkomt uit twijfels, wiens geest onder bedwang is, wie zich altijd inzet voor het welzijn van alle levende wezens en vrij is van alle zonden, raakt bevrijd en bereikt de Allerhoogste.

Significado

Betekenisverklaring

Solo de una persona que está plenamente consciente de Kṛṣṇa puede decirse que está dedicada a obras de beneficio para todas las entidades vivientes. Cuando una persona verdaderamente tiene conocimiento de que Kṛṣṇa es la fuente de todo, entonces, cuando actúa con ese espíritu, actúa por el bien de todos. Los sufrimientos de la humanidad se deben al hecho de haber olvidado que Kṛṣṇa es el disfrutador Supremo, el propietario Supremo y el amigo Supremo. Por consiguiente, actuar para revivir ese estado de conciencia en toda la sociedad humana constituye la máxima obra de beneficencia. Uno no puede dedicarse a ese trabajo de beneficencia de primera categoría, sin estar liberado en el Supremo. Una persona consciente de Kṛṣṇa no duda de la supremacía de Kṛṣṇa. Ella no duda porque está completamente libre de toda clase de pecados. Ese es el estado del amor divino.

Alleen van een volledig Kṛṣṇa-bewust persoon kan gezegd worden dat hij bezig is met welzijnswerk voor alle levende wezens. Wanneer iemand werkelijk begrijpt dat Kṛṣṇa de bron is van alles, zal hij, wanneer hij met zo’n mentaliteit handelt, actief zijn voor iedereen. Het leed van de mensheid wordt veroorzaakt door het feit dat ze vergeten is dat Kṛṣṇa de allerhoogste genieter, de allerhoogste eigenaar en de allerhoogste vriend is. Activiteiten waardoor dit bewustzijn in de hele menselijke samenleving wordt opgewekt, zijn daarom het hoogste welzijnswerk. Men kan niet met zulk eersteklas welzijnswerk bezig zijn, als men niet bevrijd is en de Allerhoogste heeft bereikt. Een Kṛṣṇa-bewust persoon heeft geen twijfels over de suprematie van Kṛṣṇa. Hij heeft geen twijfels, omdat hij volledig vrij is van alle zonden. Dit is de toestand van goddelijke liefde.

Una persona que está dedicada únicamente a procurar el bienestar físico de la sociedad humana, en realidad no puede ayudar a nadie. El alivio temporal del cuerpo externo y de la mente no llega a ser satisfactorio. La verdadera causa de las dificultades de uno en la dura lucha por la vida, se puede encontrar en el hecho de haber olvidado la relación que uno tiene con el Señor Supremo. Cuando un hombre está plenamente consciente de su relación con Kṛṣṇa, es en verdad un alma liberada, aunque se encuentre en el tabernáculo material.

Wie alleen maar zorg draagt voor het lichamelijk welzijn van de menselijke samenleving, kan niet werkelijk iemand helpen. Een tijdelijke verlichting van ellende voor het externe lichaam en de geest is niet genoeg. De werkelijke oorzaak van iemands moeilijkheden in de harde strijd om het bestaan moet worden gezocht in het feit dat hij zijn relatie met de Allerhoogste Heer vergeet. Wanneer iemand zich volledig bewust is van zijn relatie met Kṛṣṇa, is hij werkelijk een bevrijd persoon, ook al bevindt hij zich nog in het materiële tabernakel.