Skip to main content

TEXT 8

VERSO 8

Tekst

Texto

paritrāṇāya sādhūnāṁ
vināśāya ca duṣkṛtām
dharma-saṁsthāpanārthāya
sambhavāmi yuge yuge
paritrāṇāya sādhūnāṁ
vināśāya ca duṣkṛtām
dharma-saṁsthāpanārthāya
sambhavāmi yuge yuge

Synoniemen

Sinônimos

paritrāṇāya — voor de bevrijding; sādhūnām — van de toegewijden; vināśāya — voor de vernietiging; ca — en; duṣkṛtām — van kwaadaardige personen; dharma — religieuze principes; saṁsthāpana-arthāya — om te herstellen; sambhavāmi — verschijn Ik; yuge — tijdperk; yuge — na tijdperk.

paritrāṇāya — para a salvação; sādhūnām — dos devotos; vināśāya — para a aniquilação; ca — e; duṣkṛtām — dos descrentes; dharma — princípios da religião; saṁsthāpana-arthāya — para restabelecer; sambhavāmi — apareço; yuge — milênio; yuge — após milênio.

Vertaling

Tradução

Om de toegewijden te bevrijden en kwaadaardige personen te verdelgen en ook om de religieuze principes te herstellen, verschijn Ik Zelf, tijdperk na tijdperk.

Para libertar os piedosos e aniquilar os descrentes, bem como para restabelecer os princípios da religião, Eu mesmo venho, milênio após milênio.

Betekenisverklaring

Comentário

Volgens de Bhagavad-gītā is een sādhu (een heilige) iemand die Kṛṣṇa-bewust is. Iemand mag dan ongodsdienstig lijken, maar als hij alle kwalificaties van het Kṛṣṇa-bewustzijn volledig bezit, moet hij als een sādhu worden beschouwd. Het woord ‘duṣkṛtām’ heeft echter betrekking op hen die niets om het Kṛṣṇa-bewustzijn geven. Zulke kwaadaardige personen of duṣkṛtām worden beschreven als dwazen en als de laagsten onder de mensen, ook al onderscheiden ze zich doordat ze werelds onderwijs hebben genoten. Wie zich daarentegen voor honderd procent inzet in Kṛṣṇa-bewustzijn, wordt aanvaard als een sādhu, ook al is hij niet geleerd en evenmin bijzonder ontwikkeld.

Wat betreft de atheïsten, voor de Allerhoogste Heer is het niet nodig om Zelf te verschijnen om hen te vernietigen, zoals Hij deed voor de demonen Rāvaṇa en Kaṁsa. De Heer heeft veel tussenpersonen die heel goed in staat zijn om demonen te verslaan. Maar de Heer daalt vooral neer om de toegewijden gerust te stellen, die altijd door demonische personen worden gekweld. De demon kwelt de toegewijde ook al is die zijn familielid. Hoewel Prahlāda Mahārāja de zoon was van Hiraṇyakaśipu, werd hij toch door zijn vader vervolgd, en hoewel Devakī, de moeder van Kṛṣṇa, de zuster van Kaṁsa was, werden zij en haar echtgenoot Vasudeva vervolgd, alleen omdat Kṛṣṇa uit hen geboren zou worden. Kṛṣṇa verscheen dus voornamelijk om Devakī te bevrijden en in mindere mate om Kaṁsa te doden, maar de twee handelingen werden tegelijkertijd uitgevoerd. Er wordt hier daarom gezegd dat de Heer in verschillende incarnaties verschijnt om de toegewijden te bevrijden en de demonische, kwaadaardige personen te verdelgen.

Segundo o Bhagavad-gītā, o sādhu (homem santo) é um homem em consciência de Kṛṣṇa. Talvez alguém pareça irreligioso, mas se tiver completa e plenamente as qualificações da consciência de Kṛṣṇa, deve-se considerá-lo um sādhu. E duṣkṛtām refere-se àqueles que não se interessam pela consciência de Kṛṣṇa. Tais descrentes, ou duṣkṛtām, são descritos como tolos e os mais baixos da humanidade, embora possam estar enfeitados com a educação mundana, ao passo que quem se ocupa cem por cento em consciência de Kṛṣṇa é aceito como sādhu, mesmo que talvez não seja erudito nem muito culto. Quanto aos ateus, não é preciso que o Senhor Supremo apareça como Ele é para destruí-los, como apareceu para os demônios Rāvaṇa e Kaṁsa. O Senhor tem muitos agentes que são bem competentes para aniquilar os demônios. Mas o Senhor vem especialmente para tranquilizar Seus devotos imaculados, que são sempre molestados pelas pessoas demoníacas. O demônio molesta o devoto, mesmo quando este é seu parente. Apesar de ser filho de Hiraṇyakaśipu, Prahlāda Mahārāja ainda assim foi perseguido por seu pai; embora Devakī, a mãe de Kṛṣṇa, fosse irmã de Kaṁsa, ela e seu marido Vasudeva foram perseguidos só porque Kṛṣṇa iria nascer deles. Então, o Senhor Kṛṣṇa apareceu principalmente para libertar Devakī, e não apenas para matar Kaṁsa, apesar de as duas façanhas terem se realizado ao mesmo tempo. Portanto, aqui se diz que, para libertar o devoto e derrotar os demônios descrentes, o Senhor aparece em diferentes encarnações.

In het Caitanya-caritāmṛta van Kṛṣṇadāsa Kavirāja worden deze incarnatieprincipes in de volgende verzen (Madhya 20.263-264) samengevat:

No Caitanya-caritāmṛta de Kṛṣṇadāsa Kavirāja, os seguintes versos (Madhya 20.263-264) resumem estes princípios aplicáveis à encarnação:

sṛṣṭi-hetu yei mūrti prapañce avatare
sei īśvara-mūrti ‘avatāra’ nāma dhare
sṛṣṭi-hetu yei mūrti prapañce avatare
sei īśvara-mūrti ‘avatāra’ nāma dhare
māyātīta paravyome sabāra avasthāna
viśve avatari’ dhare ‘avatāra’ nāma
māyātīta paravyome sabāra avasthāna
viśve avatari’ dhare ‘avatāra’ nāma

‘De avatāra, de incarnatie van de Godheid, daalt neer uit het koninkrijk van God naar de materiële wereld om te scheppen. De bepaalde vorm van de Persoonlijkheid Gods die neerdaalt wordt een ‘incarnatie’ of ‘avatāra’ genoemd. Zulke incarnaties bevinden zich in de spirituele wereld, het koninkrijk van God. Wanneer zij naar de materiële wereld neerdalen, worden ze ‘avatāra’ genoemd.’

“O avatāra, ou encarnação de Deus, desce do reino de Deus para manifestar-se no mundo material. E a forma específica da Personalidade de Deus que empreende essa descida chama-se encarnação, ou avatāra. Essas encarnações estão situadas no mundo espiritual, o reino de Deus. Ao descerem à criação material, elas assumem o nome de avatāra.

Er zijn verschillende soorten avatāra’s, zoals puruṣāvatāra’s, guṇāvatāra’s, līlāvatāra’s, śakty-āveśa-avatāra’s, manvantara-avatāra’s en yugāvatāra’s, en ze verschijnen allemaal op schema over het hele universum. Maar Kṛṣṇa is de oorspronkelijke Heer, de bron van alle avatāra’s. Heer Śrī Kṛṣṇa daalt neer met het specifieke doel om het leed van de zuivere toegewijden weg te nemen, die er sterk naar verlangen om Hem te zien tijdens Zijn oorspronkelijke vermaak in Vṛndāvana. Het voornaamste doel van de Kṛṣṇa-avatāra is om Zijn zuivere toegewijden tevreden te stellen.

Há várias espécies de avatāras, tais como puruṣāvatāras, guṇāvatāras, līlāvatāras, śakty-āveśa avatāras, manvantara-avatāras e yugāvatāras — todas aparecendo no momento programado por todo o Universo. Mas o Senhor Kṛṣṇa é o Senhor primordial, a fonte de todos os avatāras. O Senhor Śrī Kṛṣṇa vem com o propósito específico de mitigar as ansiedades dos devotos puros, que estão muito ansiosos por vê-lO executando Seus passatempos originais em Vṛndāvana. Portanto, a finalidade principal do avatāra de Kṛṣṇa é satisfazer Seus devotos imaculados.

De Heer zegt dat Hij Zelf in ieder tijdperk incarneert. Dit betekent dat Hij ook in Kali-yuga incarneert. Zo zegt het Śrīmad-Bhāgavatam dat de incarnatie voor Kali-yuga Heer Caitanya Mahāprabhu is, die de verering van Kṛṣṇa verspreidde door de saṅkīrtana-beweging (het gezamenlijk chanten van de heilige namen) en die het Kṛṣṇa-bewustzijn over heel India heeft verspreid. Hij voorspelde dat deze saṅkīrtana-cultuur over de hele wereld verspreid zou worden, van stad tot stad en van dorp tot dorp. Heer Caitanya wordt in de vertrouwelijke gedeelten van de geopenbaarde teksten, zoals de upaniṣads, het Mahābhārata en het Bhāgavatam, niet rechtstreeks maar op een verborgen manier beschreven als de incarnatie van Kṛṣṇa, de Persoonlijkheid Gods. De toegewijden van Heer Kṛṣṇa voelen zich erg aangetrokken tot de saṅkīrtana-beweging van Heer Caitanya. Deze avatāra van de Heer doodt de kwaadaardige personen niet, maar bevrijdt hen door Zijn grondeloze genade.

O Senhor diz que Ele mesmo encarna em cada milênio. Isto indica que Ele também encarna na era de Kali. Como afirma o Śrīmad-Bhāgavatam, a encarnação na era de Kali é o Senhor Caitanya Mahāprabhu, que difundiu a adoração a Kṛṣṇa através do movimento de saṅkīrtana (canto congregacional dos santos nomes) e espalhou a consciência de Kṛṣṇa por toda a Índia. Ele predisse que esta cultura de saṅkīrtana se transmitiria mundo afora, de cidade em cidade e de aldeia em aldeia. O Senhor Caitanya, como uma encarnação de Kṛṣṇa, a Personalidade de Deus, é descrito secreta mas não diretamente nas partes confidenciais das escrituras reveladas, tais como os Upaniṣads, o Mahābhārata e o Bhāgavatam. Os devotos do Senhor Kṛṣṇa sentem muita atração pelo movimento de saṅkīrtana do Senhor Caitanya. Este avatāra do Senhor não mata os descrentes, mas salva-os com Sua misericórdia imotivada.