Skip to main content

TEXT 19

TEXT 19

Tekst

Tekstas

iti kṣetraṁ tathā jñānaṁ
jñeyaṁ coktaṁ samāsataḥ
mad-bhakta etad vijñāya
mad-bhāvāyopapadyate
iti kṣetraṁ tathā jñānaṁ
jñeyaṁ coktaṁ samāsataḥ
mad-bhakta etad vijñāya
mad-bhāvāyopapadyate

Synoniemen

Synonyms

iti — zo; kṣetram — het veld van activiteiten (het lichaam); tathā — ook; jñānam — kennis; jñeyam — het kenbare; ca — ook; uktam — beschreven; samāsataḥ — in het kort; mat-bhaktaḥ — Mijn toegewijde; etat — dit alles; vijñāya — na begrepen te hebben; mat-bhāvāya — Mijn zijnstoestand; upapadyate — bereikt.

iti — taip; kṣetram — veiklos laukas (kūnas); tathā — taip pat; jñānam — pažinimas; jñeyam — pažinimo objektas; ca — taip pat; uktam — apibūdintas; samāsataḥ — glaustai; mat-bhaktaḥ — Mano bhaktas; etat — visa tai; vijñāya — suvokęs; mat-bhāvāya — Mano gamtą; upapadyate — pasiekia.

Vertaling

Translation

Zo heb Ik dan een korte beschrijving gegeven van het veld van activiteiten [het lichaam], van kennis en van het kenbare. Alleen Mijn toegewijden kunnen dit volledig begrijpen en bereiken zo Mijn zijnstoestand.

Taigi Aš glaustai apibūdinau veiklos lauką [kūną], pažinimą bei pažinimo objektą. Tik Mano bhaktai gali tai visiškai suprasti, o supratę – pasiekti Mano gamtą.

Betekenisverklaring

Purport

De Heer heeft een beknopte beschrijving gegeven van het lichaam, van kennis en van het kenbare. Deze kennis bestaat uit drie onderdelen: de kenner, het kenbare en het proces van kennen. Samen worden deze drie vijñāna genoemd of de wetenschap van kennis. De zuivere toegewijden van de Heer kunnen perfecte kennis rechtstreeks begrijpen; anderen zijn niet in staat haar te begrijpen. De monisten zeggen dat deze drie onderdelen uiteindelijk īīn worden, maar toegewijden aanvaarden dat niet.

Kennis en het ontwikkelen van kennis betekent dat men zichzelf doorgrondt in Kṛṣṇa-bewustzijn. We worden geleid door een materieel bewustzijn, maar zodra we al ons bewustzijn aanwenden voor de activiteiten van Kṛṣṇa en ons realiseren dat Kṛṣṇa alles is, krijgen we ware kennis. Met andere woorden, kennis is niets anders dan het voorbereidende stadium voor volmaakt begrip van devotionele dienst. In het vijftiende hoofdstuk zal dit heel duidelijk worden uitgelegd.

KOMENTARAS: Viešpats glaustai apibūdino kūną, pažinimą ir pažinimo objektą. Šis žinojimas apima tris dalykus: pažįstantį subjektą, pažinimo objektą ir pažinimo procesą. Drauge paėmus, visi jie vadinami vijñāna – pažinimo mokslu. Besąlygiškai pasiaukoję Viešpaties bhaktai gali tiesiogiai suvokti tobulą žinojimą. Kiti tai padaryti nepajėgs. Monistai teigia, jog galutiniame etape pažįstantis subjektas, pažinimo objektas ir pažinimo procesas susilieja, tačiau bhaktai šito nepripažįsta. Žinojimas ir žinojimo vystymas – tai savęs pažinimas per Krṣṇos sąmonę. Mums vadovauja materiali sąmonė, tačiau kai visą sąmonę pašvęsime Kṛṣṇai ir suvoksime, kad Kṛṣṇa yra viskas, įgysime tikrąjį žinojimą. Kitaip sakant, žinojimas – ne kas kita, kaip pirmasis pasiaukojimo tarnystės suvokimo etapas. Tai bus labai išsamiai paaiškinta penkioliktame skyriuje.

Samenvattend kan gezegd worden dat vers zes en zeven, beginnend met mahā-bhūtāni tot en met cetanā dhṛtiḥ, de materiële elementen en bepaalde manifestaties van levenskenmerken analyseren. Deze vormen samen het lichaam of het veld van activiteiten. Verzen acht tot en met twaalf, van amānitvam tot en met tattva-jñānārtha-darśanam, beschrijven vervolgens het kennissysteem om de twee typen kenners van het veld van activiteiten te begrijpen, namelijk de ziel en de Superziel. Verzen dertien tot en met achttien, beginnend met anādi mat-param tot en met hṛdi sarvasya viṣṭhitam, beschrijven vervolgens de ziel en de Allerhoogste Heer, de Superziel.

Apibendrinant galima pasakyti, kad 6-as ir 7-as posmai nuo žodžių mahā-bhūtāni iki žodžių cetanā dhṛtiḥ analizuoja materijos pradmenis bei kai kuriuos gyvybės požymių pasireiškimus. Visa tai drauge sudaro kūną – veiklos lauką. Posmai nuo 8-o iki 12-o, nuo žodžio amānitvam iki žodžių tattva-jñānārtha-darśanam, nusako pažinimo procesą, leidžiantį suprasti abu veiklos lauką pažįstančius subjektus – sielą ir Supersielą. Posmai nuo 13-o iki 18-o, nuo žodžių anādi mat-param iki hṛdi sarvasya viṣṭhitam, aprašo sielą ir Aukščiausiąjį Viešpatį, arba Supersielą.

Zo werden dus drie onderdelen beschreven: het veld van activiteit (het lichaam), het kennissysteem en zowel de ziel als de Superziel. Er wordt hier in het bijzonder aangegeven dat alleen de zuivere toegewijden van de Heer deze drie onderdelen duidelijk kunnen begrijpen. Voor deze toegewijden is de Bhagavad-gītā zeer bruikbaar; zij zijn het die het allerhoogste doel kunnen bereiken, de zijnstoestand van de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa. Met andere woorden, alleen toegewijden, en niemand anders, kunnen de Bhagavad-gītā begrijpen en het gewenste resultaat behalen.

Taigi buvo kalbėta apie tris dalykus: veiklos lauką (kūną), pažinimo procesą, sielą bei Supersielą. Posmas akcentuoja, kad tik besąlygiškai Viešpačiui pasiaukoję bhaktai gali aiškiai suvokti šiuos tris dalykus. Taigi „Bhagavad-gītā“ jiems didžiai naudinga. Tik jie ir tegali pasiekti aukščiausiąjį tikslą – Aukščiausiojo Viešpaties, Kṛṣṇos, gamtą. Žodžiu, niekas kitas, tik bhaktai tegali suprasti „Bhagavad-gītą“ ir gauti norimą rezultatą.