Skip to main content

TEXT 8

TEXT 8

Text

Tekst

śarīraṁ yad avāpnoti
yac cāpy utkrāmatīśvaraḥ
gṛhītvaitāni saṁyāti
vāyur gandhān ivāśayāt
śarīraṁ yad avāpnoti
yac cāpy utkrāmatīśvaraḥ
gṛhītvaitāni saṁyāti
vāyur gandhān ivāśayāt

Synonyms

Synoniemen

śarīram — der Körper; yat — wie; avāpnoti — bekommt; yat — wie; ca api — auch; utkrāmati — gibt auf; īśvaraḥ — der Herr des Körpers; gṛhītvā — annehmend; etāni — all diese; saṁyāti — geht weg; vāyuḥ — die Luft; gandhān — riecht; iva — wie; āśayāt — von ihrer Quelle.

śarīram — het lichaam; yat — als; avāpnoti — verkrijgt; yat — als; ca api — ook; utkrāmati — verlaat; īśvaraḥ — de meester van het lichaam; gṛhītvā — meegenomen hebbend; etāni — al deze; saṁyāti — gaat weg; vāyuḥ — de lucht; gandhān — geuren; iva — zoals; āśayāt — van hun bron.

Translation

Vertaling

Das Lebewesen in der materiellen Welt trägt seine verschiedenen Lebensauffassungen von einem Körper zum anderen, so wie die Luft Düfte mit sich trägt. So nimmt es eine Art von Körper an und gibt ihn wieder auf, um einen anderen anzunehmen.

In de materiële wereld draagt het levend wezen zijn verschillende levensopvattingen mee van het ene lichaam naar het andere zoals de lucht aroma’s meevoert. Op die manier neemt het een bepaald soort lichaam aan en verlaat het ook dat weer om een andere aan te nemen.

Purport

Betekenisverklaring

ERLÄUTERUNG: Hier wird das Lebewesen als īśvara, der Beherrscher seines eigenen Körpers, beschrieben. Wenn es möchte, kann es einen Körper auf einer höheren Stufe bekommen, und wenn es möchte, kann es auch auf eine niedere Stufe hinabgleiten. Das Lebewesen hat eine winzige Unabhängigkeit. Der Wandel, dem sein Körper unterworfen ist, ist von ihm selbst abhängig. Zum Zeitpunkt des Todes wird es von dem Bewußtsein, das es entwickelt hat, zu einem entsprechenden Körper getragen. Wenn es das Bewußtsein einer Katze oder eines Hundes angenommen hat, wird es mit Sicherheit den Körper einer Katze oder eines Hundes annehmen müssen. Wenn es sein Bewußtsein auf göttliche Eigenschaften gerichtet hat, wird es zur Form eines Halbgottes überwechseln. Und wenn es Kṛṣṇa-bewußt ist, wird es zur spirituellen Welt, nach Kṛṣṇaloka, erhoben und wird dort mit Kṛṣṇa zusammensein. Die Behauptung, nach der Vernichtung des Körpers sei alles zu Ende, ist falsch. Die individuelle Seele wandert von einem Körper zum nächsten, und ihr gegenwärtiger Körper sowie ihre gegenwärtigen Handlungen sind die Grundlage ihres nächsten Körpers. Je nach seinem karma bekommt man einen anderen Körper, und zur gegebenen Zeit muß man ihn wieder aufgeben. Hier wird gesagt, daß der feinstoffliche Körper, der die Anlagen des nächsten Körpers mit sich trägt, im nächsten Leben einen anderen Körper entwickelt. Dieser Vorgang, von einem Körper zum anderen zu wandern, und die damit verbundenen Beschwerlichkeiten werden karṣati, der Kampf ums Dasein, genannt.

Het levend wezen wordt hier beschreven als īśvara, de bestuurder van zijn eigen lichaam. Als het wil kan het zijn lichaam veranderen en naar een hoger type lichaam verhuizen of, als het dat wil, naar een lager type. Het heeft een minieme onafhankelijkheid. De verandering die zijn lichaam ondergaat is afhankelijk van hemzelf. Op het moment van de dood zal het bewustzijn dat het levend wezen ontwikkeld heeft het naar een volgend type lichaam dragen. Wanneer het het bewustzijn van een kat of een hond ontwikkeld heeft, zal het zeker naar het lichaam van een kat of een hond verhuizen. En wanneer het levend wezen zijn bewustzijn op goddelijke kwaliteiten gericht heeft, zal het naar het lichaam van een halfgod verhuizen. Maar wanneer het Kṛṣṇa-bewust is, zal het naar Kṛṣṇaloka in de spirituele wereld worden overgebracht en daar met Kṛṣṇa omgaan.

De bewering dat alles voorbij is na de vernietiging van het lichaam, is onjuist. De individuele ziel verhuist van het ene lichaam naar het andere en zijn huidige lichaam en activiteiten vormen de basis voor zijn volgende lichaam. Overeenkomstig zijn karma krijgt men een ander lichaam, dat men na verloop van tijd moet verlaten.

In dit vers wordt gezegd dat het fijnstoffelijk lichaam, dat de levensopvattingen voor een volgend lichaam meedraagt, in het volgend leven een ander lichaam ontwikkelt. Dit proces van reïncarnatie van het ene lichaam naar het ander en de worsteling terwijl men in een lichaam is, wordt karṣati genoemd of de strijd om het bestaan.