Skip to main content

TEXTS 13-14

TEXTS 13-14

Tekst

Texte

samaṁ kāya-śiro-grīvaṁ
dhārayann acalaṁ sthiraḥ
samprekṣya nāsikāgraṁ svaṁ
diśaś cānavalokayan
samaṁ kāya-śiro-grīvaṁ
dhārayann acalaṁ sthiraḥ
samprekṣya nāsikāgraṁ svaṁ
diśaś cānavalokayan
praśāntātmā vigata-bhīr
brahmacāri-vrate sthitaḥ
manaḥ saṁyamya mac-citto
yukta āsīta mat-paraḥ
praśāntātmā vigata-bhīr
brahmacāri-vrate sthitaḥ
manaḥ saṁyamya mac-citto
yukta āsīta mat-paraḥ

Synoniemen

Synonyms

samam — recht; kāya — lichaam; śiraḥ — hoofd; grīvam — en nek; dhārayan — houdend; acalam — onbeweeglijk; sthiraḥ — stil; samprekṣya — kijkend; nāsikā — van de neus; agram — naar de punt; svam — eigen; diśaḥ — aan alle kanten; ca — ook; anavalokayan — niet kijkend; praśānta — onverstoord; ātmā — geest; vigata-bhīḥ — zonder angst; brahmacāri-vrate — met de gelofte van seksuele onthouding; sthitaḥ — bevinden; manaḥ — de geest; saṁyamya — volledig bedwingend; mat — op Mij (Kṛṣṇa); cittaḥ — de geest concentreren; yuktaḥ — de ware yogī; āsīta — moet zitten; mat — Mij; paraḥ — het uiteindelijke doel.

samam: droits; kāya: le corps; śiraḥ: la tête; grīvam: le cou; dhārayan: tenant; acalam: immobile; sthiraḥ: ferme; samprekṣya: regardant; nāsikā: nez; agram: le bout; svam: de son propre; diśaḥ: de tous les côtés; ca: aussi; anavalokayan: ne regardant pas; praśānta: sans agitation; ātmā: le mental; vigata-bhīḥ: sans peur; brahmacāri-vrate: ayant fait vœu de continence; sthitaḥ: situé; manaḥ: le mental; saṁyamya: dominant complètement; mat: sur Moi (Kṛṣṇa); cittaḥ: concentrant le mental; yuktaḥ: le vrai yogī; āsīta: doit s’asseoir; mat: Moi; paraḥ: le but ultime.

Vertaling

Translation

Men moet zijn romp, nek en hoofd in een rechte lijn gestrekt houden en dan onbeweeglijk naar de punt van de neus staren. Op die manier moet men met een onverstoorde, bedwongen geest, zonder angst en volkomen vrij van seksualiteit op Mijn gedaante in het hart mediteren en Mij het hoogste doel van het leven maken.

Il lui faut garder le corps, le cou et la tête bien droits, le regard fixé sur l’extrémité du nez. Affranchi de la peur et ferme dans le vœu de continence, le mental apaisé et maîtrisé, il doit méditer sur Moi en son cœur et faire de Moi le but ultime de son existence.

Betekenisverklaring

Purport

Het doel van het leven is om Kṛṣṇa te leren kennen, die aanwezig is in het hart van ieder levend wezen als Paramātmā, de vierarmige gedaante van Viṣṇu. De methode van yoga wordt beoefend om deze gelokaliseerde vorm van Viṣṇu te ontdekken en te zien en om geen andere reden. De gelokaliseerde viṣṇu-mūrti is de volkomen expansie van Kṛṣṇa, die Zich in ieders hart bevindt. Wie niet van plan is zich bewust te worden van deze viṣṇu-mūrti, houdt zich nutteloos bezig met pseudoyoga en verspilt beslist zijn tijd. Kṛṣṇa is het uiteindelijke doel van het leven en de viṣṇu-mūrti in het hart is het doel van de beoefening van yoga.

Om zich bewust te worden van deze viṣṇu-mūrti in het hart moet men zich volledig onthouden van seksualiteit; daarvoor is het nodig dat men zijn huis verlaat en op een afgezonderde plaats alleen leeft en blijft zitten zoals hierboven werd aangegeven. Men kan onmogelijk elke dag thuis of waar dan ook van seks genieten en zogenaamde yogalessen volgen en zo een yogī worden. Men moet zich oefenen in het beheersen van de geest en allerlei soorten van zinsbevrediging vermijden, waarvan seksualiteit de belangrijkste is. De grote wijze Yājñavalkya schrijft in zijn regels voor seksuele onthouding:

Le but de la vie est de connaître Kṛṣṇa, qui, en tant que Paramātmā – la forme à quatre bras de Viṣṇu –, vit dans le cœur de chaque être. La pratique du yoga n’a d’autre but que de nous mettre en présence de cette viṣṇu-mūrti, cette forme de l’émanation plénière de Kṛṣṇa localisée dans le cœur de chacun. Autrement, le yoga n’est qu’une parodie du vrai yoga, une pure perte de temps. Kṛṣṇa est en soi le but ultime de l’existence, et la viṣṇu-mūrti, le Paramātmā, l’objet du yoga. Pour L’atteindre, il faut s’abstenir de tout rapport sexuel. Il s’avère donc nécessaire de quitter son foyer pour vivre en un lieu solitaire et méditer dans la posture que décrit le verset. On ne peut s’adonner quotidiennement aux plaisirs charnels, chez soi ou ailleurs, puis se métamorphoser en yogī grâce à quelque cours du soir. Il faut apprendre à dominer son mental et s’abstenir de tous plaisirs des sens, dont le plus fort est le plaisir sexuel. Dans son code du célibat, le grand sage Yājñavalkya disait -

karmaṇā manasā vācā
sarvāvasthāsu sarvadā
sarvatra maithuna-tyāgo
brahmacaryaṁ pracakṣate
karmaṇā manasā vācā
sarvāvasthāsu sarvadā
sarvatra maithuna-tyāgo
brahmacaryaṁ pracakṣate

‘De gelofte van brahmacarya is ervoor bedoeld om iemand te helpen zich volledig te onthouden van seksualiteit in daad, in woord en in de geest, ofwel overal, altijd en onder alle omstandigheden.’

Niemand kan op de juiste manier yoga beoefenen door toe te geven aan seksualiteit. Daarom wordt brahmacarya onderwezen vanaf de kinderjaren, waarin iemand nog niets van seksualiteit afweet. Jonge jongens van vijf jaar worden naar de guru-kula gestuurd, de verblijfplaats van de spiritueel leraar, en de leraar traint hen in discipline, zodat ze brahmacārī’s worden. Zonder deze oefening kan niemand vooruitgang maken in welke yoga dan ook of het nu dhyāna-, jñāna- of bhakti-yoga is.

Wie echter de regels en bepalingen van het gehuwde leven volgt en alleen met zijn vrouw een seksuele relatie heeft (en ook dat volgens bepaalde regels), wordt ook een brahmacārī genoemd. Zo’n beheerste getrouwde brahmacārī kan worden aanvaard in de bhakti-school, maar de scholen van jñāna en dhyāna laten zelfs geen getrouwde brahmacārī’s toe. Deze scholen eisen volledige onthouding, zonder enig compromis. In de bhakti-school wordt een getrouwde brahmacārī gereguleerde seksualiteit toegestaan, want bhakti-yoga is zo krachtig dat iemand zijn aantrekking tot seksualiteit vanzelf verliest, omdat hij bezig is met iets hogers — dienst aan de Heer. In de Bhagavad-gītā (2.59) staat:

« Faire vœu de brahmacarya doit nous aider à effacer complètement la sexualité de nos actes, de nos paroles et de nos pensées, à tout moment, en toute circonstance et en tout lieu. »

Nul ne peut pratiquer correctement et efficacement le yoga s’il se livre aux plaisirs sexuels. Aussi doit-on être éduqué dans le brahmacarya dès l’enfance, quand on ne sait rien encore de la vie sexuelle. Dès l’âge de cinq ans, les enfants sont envoyés au guru-kula, l’école du maître spirituel, pour y suivre la stricte discipline du brahmacarya sans laquelle on ne peut progresser sur la voie du yoga, qu’il s’agisse du dhyāna, du jñāna ou de la bhakti. On appelle également brahmacārī l’homme marié qui observe les normes védiques de la vie conjugale, l’homme qui n’a de rapports sexuels qu’avec sa propre femme (et selon certaines règles). L’école du bhakti-yoga acceptera ce chef de famille brahmacārī, mais pas celle du jñāna ni celle du dhyāna, qui exigent la continence totale et n’acceptent aucun compromis. Le bhakti-yoga autorise une vie sexuelle restreinte, car la puissance du service de dévotion offert au Seigneur est telle qu’elle fait perdre naturellement toute attraction pour les plaisirs de la chair. La Bhagavad-gītā (2.59) ne nous dit-elle pas:

viṣayā vinivartante
nirāhārasya dehinaḥ
rasa-varjaṁ raso ’py asya
paraṁ dṛṣṭvā nivartate
viṣayā vinivartante
nirāhārasya dehinaḥ
rasa-varjaṁ raso ’py asya
paraṁ dṛṣṭvā nivartate

Hoewel anderen gedwongen worden zichzelf te weerhouden van zinsbevrediging, weerhoudt een toegewijde van de Heer zich er vanzelf van, omdat hij een hogere smaak ervaart. Niemand anders dan de toegewijde heeft kennis over die hogere smaak.

Alors que d’autres spiritualistes doivent faire d’immenses efforts pour se détacher de tout plaisir matériel, le dévot du Seigneur, parce qu’il est le seul à goûter quelque chose de supérieur, s’en détache automatiquement.

Vigata-bhīḥ. Niemand is zonder angst, tenzij hij volledig Kṛṣṇa-bewust is. Door haar verwrongen geheugen, door het vergeten van haar eeuwige relatie met Kṛṣṇa, is een geconditioneerde ziel angstig. Het Bhāgavatam (11.2.37) zegt: bhayaṁ dvitīyābhiniveśataḥ syād īśād apetasya viparyayo ’smṛtiḥ. Kṛṣṇa-bewustzijn is de enige basis voor onbevreesdheid. Daarom is het voor een Kṛṣṇa-bewust persoon mogelijk om perfect yoga te beoefenen. Omdat het zien van de Heer in zichzelf het uiteindelijke doel van yoga is, is een Kṛṣṇa-bewust persoon al de beste van alle yogī’s. De principes van de yogamethode die hier vermeld werden, verschillen van die van de populaire zogenaamde yogaclubs.

On ne peut être affranchi de toute crainte (vigata-bhīḥ) que si l’on est pleinement conscient de Kṛṣṇa. La crainte est inhérente à l’être conditionné en raison de sa mémoire dénaturée, de son oubli de la relation éternelle qui l’unit à Kṛṣṇa. Aussi le Bhāgavatam (11.2.37) enseigne-t-il: bhayaṁ dvitīyābhiniveśatah syād īśād apetasya viparyayo ’smṛtiḥ. La conscience de Kṛṣṇa est le seul moyen d’échapper à la crainte. Le dévot de Kṛṣṇa peut donc atteindre la perfection de la pratique du yoga. Il est en effet le plus élevé de tous les yogīs, puisqu’il a déjà atteint le but ultime du yoga, qui est de voir le Seigneur à l’intérieur de soi. Les principes du yoga mentionnés ici sont donc bien différents de ceux des clubs de yoga actuels.