Skip to main content

II.

Hoofdstuk 2

Eligiendo un maestro espiritual

Een spiritueel leraar kiezen

¿Qué es un guru?

Wat is een guru?

Al oír la palabra «guru», tenemos la tendencia a pensar en una imagen caricaturesca: un anciano de aspecto extraño, con una barba larga e hilachosa y un hábito vaporoso, que medita en verdades esotéricas distantes; o pensamos en un estafador cósmico que trata de aprovecharse de la credulidad espiritual de jóvenes buscadores. Pero, ¿qué es verdaderamente un guru? ¿Qué sabe él que nosotros no sepamos? ¿Cómo nos ilumina? Śrīla Prabhupāda nos da algunas reveladoras respuestas en una conversación que tuvo lugar en Inglaterra en 1973.

Wanneer we het woord guru horen, hebben we de neiging ons een karikaturaal beeld te vormen van een bizar uitziende oude man met een lange vlassige baard en golvende gewaden, die mediteert op vage esoterische waarheden. Of we denken aan een kosmische oplichter die voordeel probeert te halen uit de spirituele onnozelheid van jonge zoekers. Maar wat is een guru eigenlijk? Wat weet hij dat wij niet weten? Hoe kan hij ons verlichten? In een lezing gegeven in Engeland, 1973, geeft Śrīla Prabhupāda enkele verlichtende antwoorden.

oṁ ajñāna-timirāndhasya
jñānāñjana-śalākayā
cakṣur unmīlitaṁ yena
tasmai śrī-gurave namaḥ
oṁ ajñāna-timirāndhasya
jñānāñjana-śalākayā
cakṣur unmīlitaṁ yena
tasmai śrī-gurave namaḥ

«Nací en la ignorancia más oscura, y mi guru, mi maestro espiritual, abrió mis ojos con la antorcha del conocimiento. Yo le ofrezco respetuosas reverencias».

‘Ik werd geboren in het diepste duister van onwetendheid en mijn guru, mijn spiritueel leraar heeft mij verlicht met de fakkel der kennis. Daarom breng ik hem mijn respectvolle eerbetuigingen.’

La palabra ajñāna significa «ignorancia» u «oscuridad». Si todas las luces de esta habitación se apagaran al instante, no podríamos distinguir dónde nos encontramos sentados nosotros ni los demás. Todo se volvería confuso. En forma similar, en este mundo material, que es un mundo de tamas, nos encontramos todos a oscuras. Tamas o timira significa «oscuridad». Este mundo material es oscuro, y, por lo tanto, necesita de la luz del Sol o de la Luna para la iluminación. Sin embargo, hay otro mundo, un mundo espiritual, que se encuentra más allá de esta oscuridad. Ese mundo lo describe Śrī Kṛṣṇa en la Bhagavad-gītā (15.6):

Het woord ajñāna betekent ‘onwetendheid’ of ‘duisternis’. Als al het licht in deze kamer zou uitvallen, zouden we niet kunnen zien waar wij of anderen zitten. Het zou verwarring veroorzaken. Op dezelfde manier bevinden we ons in de materiële wereld in duisternis. Deze wereld is een wereld van tamasTamas of timira betekent ‘duisternis’. De materiële wereld is duister en heeft daarom zon- of maanlicht nodig voor verlichting. Maar er is een andere wereld, een spirituele wereld, die zich buiten deze duisternis bevindt. Die wereld wordt door Śrī Kṛṣṇa beschreven in de Bhagavad-gītā (15.6):

na tad bhāsayate sūryo
na śaśāṅko na pāvakaḥ
yad gatvā na nivartante
tad dhāma paramaṁ mama
na tad bhāsayate sūryo
na śaśāṅko na pāvakaḥ
yad gatvā na nivartante
tad dhāma paramaṁ mama

«Mi morada suprema no recibe su luz ni del Sol ni de la Luna, ni del fuego o la electricidad. Quienes llegan a ella nunca regresan a este mundo material».

‘Die allerhoogste woning van Mij wordt niet verlicht door de zon of de maan en evenmin door vuur of elektriciteit. Zij die haar bereiken, komen nooit meer terug naar de materiële wereld.’

La misión del guru consiste en llevar a sus discípulos de la oscuridad a la luz. Actualmente todo el mundo está sufriendo debido a la ignorancia, de la misma manera en que una persona se contagia de alguna enfermedad debido a la ignorancia. Si alguien no conoce los principios de higiene, no sabrá qué cosas pueden contaminarlo. Por lo tanto, debido a la ignorancia ocurre la infección, y por ello padecemos de una enfermedad. Un criminal puede que diga: «Yo no conocía las leyes», pero no se le excusará si comete un crimen. La ignorancia no es excusa. En forma similar, un niño, al no saber que el fuego quema, tocará el fuego. El fuego no piensa: «Es un niño y no sabe que quemo». No; no hay excusa. Así como hay leyes estatales, también hay estrictas leyes de la naturaleza, y esas leyes habrán de actuar a pesar de que nosotros las ignoremos. Si hacemos algo mal hecho debido a la ignorancia, hemos de sufrir. Así es la ley. Si violamos la ley, bien sea una ley estatal o una ley de la naturaleza, nos arriesgamos a sufrir.

Het is de taak van de guru zijn discipelen van het duister naar het licht te brengen. Iedereen lijdt tegenwoordig door onwetendheid, zoals iemand uit onwetendheid een ziekte oploopt. Als iemand geen hygiënische principes kent, komt hij niet te weten wat hem besmet. Het is daarom aan onwetendheid te wijten dat er een infectie ontstaat en hij aan een ziekte moeten lijden. Een misdadiger kan zeggen dat hij de wet niet kende, maar hij zal niet verontschuldigd worden als hij een misdaad pleegt. Onwetendheid is geen excuus. Zo zal ook een kind, dat niet weet dat vuur zijn vinger zal verbranden, het vuur aanraken. Het vuur denkt niet: ‘Dit is een kind, hij weet niet dat ik zijn vinger zal branden.’ Nee, geen excuus. Zoals er de wetten van de staat zijn, zo zijn er ook de strenge wetten van de natuur, en het schenden van deze wetten heeft zijn uitwerking, of wij ze nu kennen of niet. Als we door toedoen van onwetendheid iets verkeerd doen, zullen we moeten lijden. Dat is de wet. Of de wet nu een staatswet of een natuurwet is, als we haar overtreden lopen we het gevaar te moeten lijden.

La misión del guru consiste en procurar que ningún ser humano sufra en este mundo material. Nadie puede afirmar que no está sufriendo. No es posible. En este mundo material hay tres clases de sufrimientos: adhyātmika, adhibhautika, y adhidaivika. Son sufrimientos que surgen del cuerpo material y de la mente material, de otras entidades vivientes, y de las fuerzas de la naturaleza. Puede que suframos de angustia mental, o puede que suframos debido a otras entidades vivientes - hormigas, mosquitos o moscas - , o puede que suframos debido a algún poder superior. Puede que no haya lluvias, o que haya una inundación. Puede que haya excesivo calor o excesivo frío. La naturaleza impone muchísimos tipos de sufrimientos. Así que hay tres tipos de sufrimientos dentro del mundo material, y todo el mundo está sufriendo de uno, dos, o tres de ellos. Nadie puede decir que está completamente libre del sufrimiento.

Het is de taak van de guru erop toe te zien dat geen enkel mens in de materiële wereld lijdt. Niemand kan beweren dat hij niet lijdt. Dat is onmogelijk. In de materiële wereld zijn er drie soorten leed: adhyātmikaadhibhautika en adhidaivika. Dit zijn de soorten ellende die veroorzaakt worden door het materiële lichaam en de geest, door andere levende wezens en door natuurgeweld. Soms lijden we aan een mentale kwelling, soms lijden we door toedoen van andere levende wezens — mieren, muggen of vliegen — en soms lijden we door een hogere macht. Soms valt er geen regen en soms is er een overstroming. Soms is er extreme hitte en soms is er extreme kou. Er worden ons door de natuur zo veel verschillende soorten leed opgelegd. Zo zijn er in de materiële wereld drie verschillende vormen van ellende en iedereen lijdt aan één, twee of drie ervan. Niemand kan zeggen dat hij volkomen vrij is van leed.

Pudiéramos entonces preguntar por qué sufre la entidad viviente. La respuesta es: por ignorancia. Ella no piensa: «Estoy actuando mal y llevando una vida pecaminosa; por eso estoy sufriendo». En consecuencia, la primera tarea del guru consiste en rescatar a su discípulo de esa ignorancia. Nosotros enviamos a nuestros hijos al colegio para salvarlos del sufrimiento. Si nuestros hijos no reciben educación, tememos que hayan de sufrir en el futuro. El guru ve que el sufrimiento se debe a la ignorancia, la cual se asemeja a la oscuridad. ¿Cómo puede salvarse alguien que está a oscuras? Mediante la luz. El guru toma la antorcha del conocimiento, y la presenta ante la entidad viviente que está envuelta en la oscuridad. Ese conocimiento la libra de los sufrimientos ocasionados por la oscuridad de la ignorancia.

We zouden ons daarom kunnen afvragen waarom het levend wezen lijdt. Het antwoord is: uit onwetendheid. Het denkt niet: ‘Ik bega fouten en leid een zondig leven; daarom lijd ik.’ Daarom is het de eerste taak van de guru zijn discipel van deze onwetendheid te bevrijden. We sturen onze kinderen naar school om ze tegen leed te beschermen. Als onze kinderen geen onderwijs ontvangen, zijn we bang dat ze in de toekomst zullen lijden. De guru kan zien dat leed veroorzaakt wordt door onwetendheid, die vergeleken wordt met duisternis. Hoe kan iemand die zich in duisternis bevindt, gered worden? Met licht. De guru neemt de fakkel van kennis en geeft die aan het levend wezen dat door onwetendheid omhuld is. Die kennis verlicht het van de ellende in de duisternis van onwetendheid.

Se podría preguntar si el guru es absolutamente necesario. Los Vedas nos informan que sí lo es:

Je zou je kunnen afvragen of een guru absoluut noodzakelijk is. De Veda’s zeggen dat hij inderdaad absoluut noodzakelijk is:

tad-vijñānārthaṁ sa gurum evābhigacchet
samit-pāṇiḥ śrotriyaṁ brahma-niṣṭham
tad-vijñānārthaṁ sa gurum evābhigacchet
samit-pāṇiḥ śrotriyaṁ brahma-niṣṭham

[Muṇḍaka Upaniṣad 1.2.12]

Muṇḍaka Upaniṣad (1.2.12)

Los Vedas nos ordenan que busquemos un guru; en verdad, dicen que busquemos al guru, no sólo a un guru. El guru es uno, pues aparece en la sucesión discipular. Lo que Vyāsadeva y Kṛṣṇa enseñaron hace cinco mil años, también se está enseñando ahora. No hay diferencias entre las dos instrucciones. Si bien cientos y miles de ācāryas han ido y venido, el mensaje es uno. El guru verdadero no puede ser múltiple, pues él no habla diferente de sus predecesores. Algunos maestros espirituales dicen: «Opino que debes hacer esto», pero el que hable así no es un guru. Esos supuestos gurus son sencillamente unos sinvergüenzas. El guru genuino tiene sólo una opinión, y ésa es la opinión expresada por Kṛṣṇa, Vyāsadeva, Nārada, Arjuna, Śrī Caitanya Mahāprabhu y los Gosvāmīs. Hace cinco mil años, el Señor Śrī Kṛṣṇa habló la Bhagavad-gītā, y Vyāsadeva la puso por escrito. Śrīla Vyāsadeva no dijo: «Ésta es mi opinión», sino que escribió: śrī bhagavān uvāca, es decir: «La Suprema Personalidad de Dios dice». Todo lo que Vyāsadeva escribió, lo habló originalmente la Suprema Personalidad de Dios. Śrīla Vyāsadeva no dio su propia opinión.

De Veda’s bevelen ons een guru te vinden. In feite zeggen ze dat we dé spiritueel leraar moeten vinden, niet zomaar een spiritueel leraar. De guru is één omdat hij deel uitmaakt van de opeenvolging van discipelen. Wat Vyāsadeva en Kṛṣṇa vijfduizend jaar geleden onderwezen, wordt ook nu onderwezen. Hun onderricht is hetzelfde. Hoewel er honderden en duizenden ācārya’s gekomen en gegaan zijn, is de boodschap één. Een ware guru kan niet twee zijn, omdat een ware guru niets anders zegt dan zijn voorgangers. Sommige spirituele onderwijzers zeggen: ‘Volgens mij moet je dit doen.’ Maar dat is geen guru. Zulke zogenaamde guru’s zijn gewoon ellendige dwazen. De werkelijkeguru heeft maar één mening, en dat is de mening zoals die gesproken werd door Kṛṣṇa, Vyāsadeva, Nārada, Arjuna, Śrī Caitanya Mahāprabhu en de Gosvāmī’s. Vijfduizend jaar geleden sprak Heer Śrī Kṛṣṇa de Bhagavad-gītā en Vyāsadeva stelde haar op schrift. Śrīla Vyāsadeva zei niet: ‘Dit is mijn mening.’ Integendeel, hij schreef: śrī-bhagavān uvāca — ‘De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zegt.’ Wat Śrīla Vyāsadeva schreef, werd oorspronkelijk door de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods gesproken. Śrīla Vyāsadeva gaf niet zijn eigen mening.

Por consiguiente, Śrīla Vyāsadeva es un guru. Él no interpreta erróneamente las palabras de Kṛṣṇa, sino que las transmite exactamente como se hablaron. Si enviamos un telegrama, la persona que lo entrega no tiene que corregirlo, redactarlo ni añadirle nada. Simplemente lo presenta. Ésa es la tarea del guru. Puede que el guru sea esta persona o aquella, pero el mensaje es el mismo; por eso se dice que guru es uno.

Śrīla Vyāsadeva is daarom een guru. Hij legt de woorden van Kṛṣṇa niet verkeerd uit, maar brengt ze precies over zoals ze gesproken zijn. Wanneer we een telegram versturen, hoeft degene die het telegram bezorgt het niet te corrigeren, te bewerken of aan te vullen. Hij overhandigt het alleen maar. Dat is de taak van de guru. Wíe de guru is, is niet belangrijk, de boodschap is dezelfde; daarom is de guru één.

En la sucesión discipular encontramos únicamente la repetición de un mismo tema. En la Bhagavad-gītā (9.34),Śrī Kṛṣṇa dice:

In de opeenvolging van discipelen wordt hetzelfde onderwerp enkel herhaald. In de Bhagavad-gītā (9.34) zegt Śrī Kṛṣṇa:

man-manā bhava mad-bhakto
mad-yājī māṁ namaskuru
mām evaiṣyasi yuktvaivam
ātmānaṁ mat-parāyaṇaḥ
man-manā bhava mad-bhakto
mad-yājī māṁ namaskuru
mām evaiṣyasi yuktvaivam
ātmānaṁ mat-parāyaṇaḥ

«Ocupa siempre tu mente en pensar en Mí, sé Mi devoto, ofréceme reverencias y adórame. Estando completamente absorto en Mí, ten la seguridad de que vendrás a Mí». Estas mismas instrucciones fueron reiteradas por todos los ācāryas, tales como Rāmānujācarya, Madhvācārya y Caitanya Mahāprabhu. Los Seis Gosvāmīs también transmitieron el mismo mensaje, y nosotros estamos simplemente siguiendo sus pasos. No hay diferencia. No interpretamos las palabras de Kṛṣṇa diciendo: «Yo opino que el campo de batalla de Kurukṣetra representa el cuerpo humano». Semejantes interpretaciones son presentadas por sinvergüenzas. En el mundo hay muchos gurus sinvergüenzas que dan sus propias opiniones, pero podemos desafiar a cualquier sinvergüenza. Un guru sinvergüenza puede que diga: «Yo soy Dios», o «Todos somos Dios». Muy bien, pero debemos averiguar en el diccionario cuál es el significado de «Dios». Por lo general, un diccionario nos dirá que la palabra «Dios» indica al Ser Supremo. En consecuencia, podemos preguntarle a dicho guru: «¿Es usted el Ser Supremo?». Si él no puede entender esto, entonces debemos decirle el significado de «supremo». Cualquier diccionario nos informará que «supremo» significa «la máxima autoridad». Luego podemos preguntarle: «¿Es usted la máxima autoridad?». Semejante guru sinvergüenza, a pesar de que declara ser Dios, no puede responder una pregunta de esa índole. Dios es el Ser Supremo y la máxima autoridad. Nadie es igual a Él ni superior a Él. No obstante, hay muchos guru-dioses, muchos sinvergüenzas que declaran ser el Supremo. Sinvergüenzas como ésos no pueden ayudarnos a escapar de la oscuridad de la existencia material. Ellos no pueden iluminar nuestra oscuridad con la antorcha del conocimiento espiritual.

‘Zorg dat je geest altijd aan Mij denkt, word Mijn toegewijde, breng Me eerbetuigingen en vereer Me. Wanneer je op die manier volledig van Mij vervuld bent, zul je zeker tot Me komen.’ Deze instructies werden door alle ācārya’sherhaald, zoals Rāmānujācārya, Madhvācārya en Caitanya Mahāprabhu. De zes Gosvāmī’s brachten dezelfde boodschap over en wij volgen enkel in hun voetsporen. Er is geen verschil. Wij interpreteren de woorden van Kṛṣṇa niet door te zeggen: ‘Het is mijn mening dat het Slagveld van Kurukṣetra het menselijk lichaam voorstelt.’ Zulke interpretaties komen van dwazen. Er zijn tegenwoordig veel dwaze guru’s die hun eigen mening geven, maar wij dagen iedere dwaas uit.

Een dwaze guru zegt dat hij zelf God is of dat we allemaal God zijn. Hij kan dat zeggen, maar we moeten in het woordenboek opzoeken wat het woord ‘God’ eigenlijk betekent. Gewoonlijk staat er in het woordenboek dat het woord ‘God’ de Allerhoogste aanduidt. We kunnen zo’n guru dus vragen: ‘Ben jij de Allerhoogste?’ Als hij dit niet begrijpt, moeten we hem de betekenis van het woord ‘allerhoogste’ geven. Elk woordenboek zal ons zeggen dat allerhoogste ‘de hoogste autoriteit’ betekent. We kunnen dan vragen: ‘Ben jij de hoogste autoriteit?’ Zo’n ellendigeguru kan zo’n vraag niet beantwoorden, hoewel hij beweert God te zijn. God is de Allerhoogste en de hoogste autoriteit. Niemand is gelijk aan of groter dan Hij. Toch zijn er vele guru-goden, ellendige dwazen die beweren de Allerhoogste te zijn. Zulke ellendige dwazen kunnen ons niet helpen om uit de duisternis van het materiële bestaan te ontsnappen. Ze zijn niet in staat onze duisternis met de fakkel van spirituele kennis te verlichten.

El guru genuino sencillamente presentará lo que dice en la Escritura genuina el guru supremo, Dios. Un guru no puede cambiar el mensaje de la sucesión discipular.

Een bonafide guru zal gewoon overbrengen wat de allerhoogste guru, God, in de bonafide heilige teksten zegt. Eenguru mag de boodschap van de opeenvolging van discipelen niet veranderen.

Tenemos que entender que no podemos llevar a cabo una investigación para encontrar la Verdad Absoluta. El propio Caitanya Mahāprabhu dijo: «Mi Guru Mahārāja, Mi maestro espiritual, Me consideró un gran tonto». Aquel que no se presenta más que como un gran tonto ante su guru, es a su vez un guru. Sin embargo, si dice: «Estoy tan adelantado que puedo hablar mejor que mi guru», es simplemente un sinvergüenza. En la Bhagavad-gītā (4.2), Śrī Kṛṣṇa dice:

We moeten inzien dat het onmogelijk is om door onafhankelijk onderzoek de Absolute Waarheid te leren kennen. Caitanya Mahāprabhu Zelf zei: ‘Mijn Guru Mahārāja, Mijn spiritueel leraar, vond me een grote dwaas.’ Wie tegenover zijn guru een grote dwaas blijft, is zelf een guru. Maar wie beweert zo gevorderd te zijn dat hij het beter weet dan zijn guru, is gewoon een dwaas. In de Bhagavad-gītā (4.2) zegt Śrī Kṛṣṇa:

evaṁ paramparā-prāptam
imaṁ rājarṣayo viduḥ
sa kāleneha mahatā
yogo naṣṭaḥ paran-tapa
evaṁ paramparā-prāptam
imaṁ rājarṣayo viduḥ
sa kāleneha mahatā
yogo naṣṭaḥ paran-tapa

«Esta ciencia suprema se recibió a través de la cadena de sucesión discipular, y los reyes santos lo entendieron de ese modo. Pero con el transcurso del tiempo la sucesión se rompió, y, por ello, la ciencia tal y como es parece haberse perdido».

‘Zo werd deze allerhoogste wetenschap door de opeenvolging van discipelen ontvangen en zo begrepen de heilige vorsten haar. Maar na verloop van tijd werd de overlevering verbroken en hierdoor lijkt de wetenschap zoals ze is verloren te zijn geraakt.’

Tener un guru no es sólo una moda. Aquel que con seriedad busca entender la vida espiritual, necesita de un guru. El guru es una cuestión de necesidad, ya que debemos buscar con mucha seriedad entender la vida espiritual, a Dios, la acción correcta, y nuestra relación con Dios. Cuando buscamos con mucha seriedad entender estos temas, necesitamos de un guru. No debemos ir a un guru sólo porque esté de moda. Debe haber entrega, ya que sin ella no podemos aprender nada. Si vamos a un guru simplemente para desafiarlo, no aprenderemos nada. Hemos de aceptar al guru tal como Arjuna aceptó a su guru, el propio Śrī Kṛṣṇa:

Een guru aanvaarden is niet zomaar een modeverschijnsel. Wie werkelijk wil begrijpen wat spiritueel leven is, heeft een guru nodig. Een guru is een noodzaak, omdat we bijzonder serieus moeten zijn om te begrijpen wat spiritueel leven, juist handelen, God en onze relatie met God is. Als we deze onderwerpen werkelijk willen begrijpen, hebben we een guru nodig. We moeten een guru niet benaderen omdat het in de mode is, maar we moeten ons aan hem overgeven, omdat we zonder overgave niets kunnen leren. Als we alleen maar naar een guru gaan om hem uit te dagen, zullen we niets leren. We moeten de guru aanvaarden zoals Arjuna zijn guru, Śrī Kṛṣṇa Zelf, aanvaardde:

kārpaṇya-doṣopahata-svabhāvaḥ
pṛcchāmi tvāṁ dharma-sammūḍha-cetāḥ
yac chreyaḥ syān niścitaṁ brūhi tan me
śiṣyas te ’haṁ śādhi māṁ tvāṁ prapannam
kārpaṇya-doṣopahata-svabhāvaḥ
pṛcchāmi tvāṁ dharma-sammūḍha-cetāḥ
yac chreyaḥ syān niścitaṁ brūhi tan me
śiṣyas te ’haṁ śādhi māṁ tvāṁ prapannam

«Ahora estoy confuso acerca de mi deber, y, a causa de mi flaqueza, he perdido toda compostura. En esta condición, Te pido que me digas claramente lo que es mejor para mí. Ahora soy Tu discípulo y un alma entregada a Ti. Por favor, instrúyeme». (Bhagavad-gītā 27).

Ik weet niet meer wat mijn plicht is en ben door een vrekkige zwakheid mijn evenwicht kwijt. In deze toestand vraag ik Je me met zekerheid te vertellen wat het beste voor me is. Ik ben nu Je leerling en geef me volkomen aan Je over. Alsjeblieft, onderricht me.’ (Bhagavad-gītā 2.7)

Ése es el proceso por el que se acepta a un guru. El guru es el representante de Kṛṣṇa, el representante de los ācāryas anteriores. Kṛṣṇa dice que todos los ācāryas son Sus representantes; por lo tanto, al guru se le debe ofrecer el mismo respeto que se ofrecería a Dios. Como Viśvanātha Cakravartī Ṭhākura dice en sus oraciones al maestro espiritual: yasya prasādād bhagavat-prasādaḥ: «Porla misericordia del maestro espiritual, se recibe la bendición de Kṛṣṇa». Así pues, si nos entregamos al guru genuino, nos entre-gamos a Dios. Dios acepta nuestra entrega al guru.

Dat is de manier waarop je een guru aanvaardt. De guru is de vertegenwoordiger van Kṛṣṇa en de voorgaande ācārya’s. Kṛṣṇa zegt dat alle ācārya’s Zijn vertegenwoordigers zijn; daarom moeten we de guru net zoveel respect betuigen als God Zelf. Zoals Viśvanātha Cakravartī Ṭhākura in zijn gebeden aan de spiritueel leraar zegt: yasya prasādād bhagavat-prasādaḥ — ‘Door de genade van de spiritueel leraar ontvang je de zegen van Kṛṣṇa.’ Als we ons dus aan de betrouwbare guru overgeven, geven we ons aan God over. God aanvaardt onze overgave aan de guru.

En la Bhagavad-gītā (18.66), Kṛṣṇa instruye lo siguiente:

In de Bhagavad-gītā (18.66) geeft Kṛṣṇa de volgende instructie:

sarva-dharmān parityajya
mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja
ahaṁ tvāṁ sarva-pāpebhyo
mokṣayiṣyāmi mā śucaḥ
sarva-dharmān parityajya
mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja
ahaṁ tvāṁ sarva-pāpebhyo
mokṣayiṣyāmi mā śucaḥ

«Abandona toda clase de religión y sencillamente entrégate a Mí. Yo te liberaré de toda reacción pecaminosa. No temas». Puede que alguien arguya: «¿Dónde está Kṛṣṇa? Me entregaré a Él». Pero no, el proceso consiste en que primero nos entregamos al representante de Kṛṣṇa; luego nos entregamos a Kṛṣṇa. Por eso se dice: sākṣād-dharitvena samasta-śāstraiḥ: el guru es prácticamente como Dios. Cuando ofrecemos respetos al guru, le estamos ofreciendo respetos a Dios. Como estamos tratando de estar conscientes de Dios, es necesario que aprendamos a ofrecer respetos a Dios a través del representante de Dios. En todos los śāstras se dice que el guru es prácticamente como Dios, pero el guru nunca dice: «Yo soy Dios». Es deber del discípulo ofrecer respeto al guru tal como ofrece respeto a Dios, pero el guru nunca piensa: «Mis discípulos me están ofreciendo el mismo respeto que ofrecen a Dios; por lo tanto, me he vuelto Dios». Tan pronto como piensa así, se vuelve un perro en vez de Dios. En consecuencia, Viśvanātha Cakravartī dice: kintu prabhor yaḥ priya eva tasya. Puesto que el guru es el servidor más íntimo de Dios, le ofrecemos el mismo respeto que ofrecemos a Dios. Dios es siempre Dios, guru es siempre guru. Como cuestión de etiqueta, Dios es el Dios que ha de ser adorado, y guru es el Dios adorador (sevaka-bhagavān). Por consiguiente, al guru se le da el título «Prabhupāda».La palabra prabhu significa «señor», y pāda significa «posición». Así pues, prabhupāda significa «aquel que ha adoptado la posición del Señor». Esto es lo mismo que sākṣād-dharitvena samasta-śāstraiḥ.

‘Laat alle vormen van religie achter je en geef je alleen over aan Mij. Ik zal je verlossen van alle reacties op je zonden. Vrees niet.’

Iemand zou nu kunnen zeggen: ‘Waar is Kṛṣṇa? Ik zal me aan Hem overgeven.’ Maar dat is niet de manier. Het proces is dat we ons eerst overgeven aan de vertegenwoordiger van Kṛṣṇa; op die manier geven we ons over aan Kṛṣṇa. Daarom wordt er gezegd: sākṣād-dharitvena samasta-śāstraiḥ — de guru is zo goed als God. Wanneer we respect betuigen aan de guru, betuigen we respect aan God. Omdat we godsbewust proberen te worden, moeten we leren hoe we God respect moeten betuigen via Zijn vertegenwoordiger.

Hoewel de guru in alle śāstra’s beschreven wordt als zo goed als God, zegt de guru nooit dat hij God is. Het is de taak van de discipel de guru net zoveel respect te betuigen als hij God respect betuigt, maar de guru denkt nooit: ‘Mijn discipelen betuigen me net zoveel respect als ze aan God betuigen, daarom ben ik God geworden.’ Zodra hij dat denkt, is hij niet God, maar een hond. Daarom zegt Viśvanātha Cakravartī: kintu prabhor yaḥ priya eva tasya. Omdat hij de vertrouwelijkste dienaar van God is, wordt aan de guru hetzelfde respect betuigd als aan God. God is altijd God en de guru is altijd de guru. Het is een kwestie van etiquette dat God de vereerbare God is en de guru de vererende God (sevaka-bhagavān). Daarom wordt de guru aangesproken met prabhupāda. Het woord prabhu betekent ‘heer’ en pāda betekent ‘positie’. Prabhupāda betekent dus: ‘hij die de positie van de Heer ingenomen heeft’. Dat is hetzelfde als sākṣād-dharitvena samasta-śāstraiḥ.

Sólo si buscamos con mucha seriedad entender la ciencia de Dios necesitamos de un guru. No debemos tratar de tener un guru como cuestión de moda. Aquel que ha aceptado a un guru, habla inteligentemente. Nunca habla tonterías. Ése es el signo de haber aceptado a un guru genuino. Desde luego que hemos de ofrecer todo respeto al maestro espiritual, pero también debemos recordar cómo llevar a cabo sus órdenes. En la Bhagavad-gītā (4.34), el propio Śrī Kṛṣṇa nos dice cuál es el método para buscar y acercarse al guru:

Een guru is alleen nodig wanneer we de wetenschap van God werkelijk willen begrijpen. We zouden geen guru moeten aanvaarden alleen maar omdat dat in de mode is. Wie een guru aanvaard heeft, spreekt verstandig; hij zal nooit onzin spreken. Daaraan kunnen we zien dat iemand een betrouwbare guru aanvaard heeft.

We moeten de spiritueel leraar beslist alle respect betuigen, maar we moeten er ook aan denken hoe we zijn opdrachten kunnen uitvoeren. In de Bhagavad-gītā (4.34) geeft Śrī Kṛṣṇa Zelf de methode waarop we de guru moeten zoeken en benaderen:

tad viddhi praṇipātena
paripraśnena sevayā
upadekṣyanti te jñānaṁ
jñāninas tattva-darśinaḥ
tad viddhi praṇipātena
paripraśnena sevayā
upadekṣyanti te jñānaṁ
jñāninas tattva-darśinaḥ

«Trata de aprender la verdad acudiendo a un maestro espiritual. Hazle preguntas con sumisión y ofrécele servicio. Las almas autorrealizadas pueden impartirte conocimiento, porque han visto la verdad». El primer proceso es la entrega. Tenemos que encontrar a una persona excelsa y entregarnos voluntariamente a ella. Los śāstras ordenan que antes de que aceptemos a un guru, debemos estudiarlo cuidadosamente para averiguar si podemos entregarnos a él. No debemos aceptar a un guru repentinamente, por fanatismo. Eso es muy peligroso. El guru también debe estudiar a la persona que quiere ser su discípula, para ver si es apta. Ésa es la forma en que se establece una relación entre el guru y el discípulo. Todo está previsto, pero debemos emprender el proceso con seriedad. Entonces podremos ser entrenados para convertirnos en discípulos genuinos. Primero tenemos que encontrar a un guru genuino, establecer nuestra relación con él, y actuar como corresponde. Así nuestra vida logrará el éxito, pues el guru puede iluminar al discípulo sincero que se encuentra a oscuras.

'Probeer de waarheid te begrijpen door een spiritueel leraar te benaderen. Stel hem in alle nederigheid vragen en wees hem dienstbaar. De zelfgerealiseerde zielen kunnen kennis aan je overdragen, omdat ze de waarheid hebben gezien.’ Overgave is het eerste proces. We moeten een verheven persoon vinden en ons bereidwillig aan hem overgeven. De śāstra’s raden ons aan dat we, voordat we een guru aanvaarden, hem eerst nauwlettend bestuderen om te zien of we ons aan hem kunnen overgeven. Een guru aanvaard je niet plotseling uit fanatisme. Dat is heel gevaarlijk. De guru moet op zijn beurt ook de aspirant-discipel bestuderen, om te zien of hij het waard is. Dat is de manier waarop de relatie tussen de guru en de discipel zich ontwikkelt. In alles is voorzien, maar we moeten ons in alle ernst op het proces toeleggen. Daarna kunnen we opgeleid worden om een betrouwbare discipel te worden. Eerst moeten we een betrouwbare guru zien te vinden, onze relatie met hem ontwikkelen en overeenkomstig handelen. Dan zal ons leven met succes bekroond worden, omdat de guru de oprechte discipel, die zich in het duister bevindt, kan verlichten.

Todo el mundo nace sinvergüenza y necio. Si naciéramos eruditos, ¿por qué tendríamos que ir a la escuela? Si no cultivamos conocimiento, no seremos más que animales. Un animal puede que diga que no hay necesidad de libros y que se ha vuelto un guru, pero ¿cómo puede alguien obtener conocimiento sin el estudio de libros autoritativos de ciencia y filosofía? Los gurus sinvergüenzas tratan de evitar estas cosas. Tenemos que entender que todos nacemos sinvergüenzas y necios, y que tenemos que ser iluminados. Tenemos que recibir conocimiento para que nuestras vidas se vuelvan perfectas. Si no perfeccionamos nuestras vidas, quedamos derrotados. ¿Qué derrota es ésa? La lucha por la existencia. Estamos tratando de obtener una vida mejor, de alcanzar una posición superior, y para ello estamos luchando muy arduamente. Pero no sabemos qué es en verdad una posición superior.

Iedereen wordt als dwaas geboren. Als we geboren zouden zijn als geleerden, waarom gaan we dan naar school? Als we geen kennis ontwikkelen, zijn we niet beter dan dieren. Een dier kan beweren dat boeken overbodig zijn en dat hij een guru geworden is, maar hoe kan iemand kennis ontvangen zonder de gezaghebbende boeken over filosofie en wetenschap te bestuderen? Dwaze guru’s proberen dat soort dingen te vermijden. We moeten inzien dat we allemaal geboren dwazen zijn en dat we verlicht moeten worden. Als we ons leven niet met kennis vervolmaken, lijden we een nederlaag. Wat is die nederlaag? De strijd om het bestaan. We proberen een beter leven te leiden, een hogere positie te bereiken en doen daar heel veel moeite voor, maar we weten niet wat werkelijk een hogere positie is.

Sea cual sea la posición que tengamos en este mundo material, tendremos que abandonarla. Puede que tengamos una posición buena o una posición mala; de todas formas, no podemos quedarnos aquí. Puede que ganemos millones de dólares y pensemos: «Ahora me encuentro en una buena posición», pero un poco de disentería o cólera terminará con nuestra posición. Si el banco quiebra, nuestra posición desaparece. Así que de hecho no hay ninguna posición buena en este mundo material. Es una farsa. Aquellos que tratan de alcanzar una posición mejor en el mundo material finalmente son derrotados, debido a que no existe ninguna posición mejor. La Bhagavad-gītā (14.26) dice cuál es la mejor posición:

Welke positie we ook hebben in de materiële wereld, we zullen deze moeten opgeven. Of we ons nu in een gunstige of een ongunstige positie bevinden, we kunnen er niet in blijven. We kunnen miljoenen euro’s verdienen en denken dat we ons in een gunstige positie bevinden, maar wat dysenterie of cholera maakt daar een einde aan. Als de bank faalt, is het ook afgelopen met onze positie. Dus eigenlijk is er in de materiële wereld geen goede positie. Het is een schijnvertoning. Zij die in de materiële wereld een betere positie nastreven, zijn uiteindelijk de verliezers, want er is hier geen betere positie. In de Bhagavad-gītā (14.26) staat wat de betere positie is:

māṁ ca yo ’vyabhicāreṇa
bhakti-yogena sevate
sa guṇān samatītyaitān
brahma-bhūyāya kalpate
māṁ ca yo ’vyabhicāreṇa
bhakti-yogena sevate
sa guṇān samatītyaitān
brahma-bhūyāya kalpate

«Aquel que se dedica por completo al servicio devocional, firme en todas las circunstancias, trasciende de inmediato las modalidades de la naturaleza material y llega así al plano del Brahman».

‘Wie in alle omstandigheden volledig en onfeilbaar opgaat in devotionele dienst, ontstijgt onmiddellijk aan de hoedanigheden van de materiële natuur en komt zo tot het niveau van Brahman.’

¿Existe acaso alguna ciencia que nos dé el conocimiento por el cuál podemos volvernos inmortales? Sí, podemos volvernos inmortales, pero no en el sentido material. No podemos recibir ese conocimiento en las supuestas universidades. Sin embargo, existe un conocimiento en las Escrituras védicas mediante el cual podemos volvernos inmortales. Esa inmortalidad es nuestra mejor posición. Ni más nacimiento, ni más muerte, ni más vejez, ni más enfermedades. Así pues, el guru asume una responsabilidad muy grande. Él tiene que guiar a su discípulo y capacitarlo para que se vuelva un candidato merecedor de la posición perfecta: la inmortalidad. El guru debe ser competente para conducir a su discípulo de regreso al hogar, de vuelta a Dios.

Is er een wetenschap die ons de kennis verschaft waarmee we onsterfelijk kunnen worden? Ja, we kunnen onsterfelijk worden, maar niet in materiële zin. We kunnen zulke kennis niet in zogenaamde universiteiten ontvangen. Toch is er kennis in de heilige Vedische teksten waardoor we onsterfelijk kunnen worden. Die onsterfelijkheid is onze superieure positie. Geen geboorte, dood, ouderdom en ziekte meer. Daarom neemt de guru een grote verantwoordelijkheid op zich. Hij moet zijn discipel leiden, zodat hij een geschikte kandidaat wordt voor de volmaakte positie: onsterfelijkheid. De guru moet zo bekwaam zijn dat hij zijn discipel kan terugbrengen naar huis, terug naar God.

Separando a los santos de los estafadores

Heiligen en huichelaars

Día a día el número de personas interesadas en practicar yoga y meditación aumenta. Desgraciada-mente, una persona que esté buscando un guru apto es probable que se encuentre con una desconcertante gama de magos, supuestos gurus y dioses autoproclamados. En una entrevista con el Times de Londres, Śrīla Prabhupāda explica cómo un buscador sincero puede ver la diferencia entre un guía espiritual genuino y un farsante.

Het aantal mensen dat geïnteresseerd is in het beoefenen van yoga en meditatie neemt dagelijks met duizenden toe. Helaas wordt iemand die op zoek is naar een gids onherroepelijk geconfronteerd met allerlei goochelaars en personen die zichzelf voor spiritueel leraar.

Periodista: Su Gracia, parece que más gente que nunca está buscando alguna clase de vida espiritual. Me pregunto si usted podría decirme por qué ocurre eso.

Verslaggever: Het lijkt wel alsof de mensen meer dan ooit op zoek zijn naar een bepaalde vorm van spiritueel leven. Zou u me kunnen zeggen waarom dat zo is?

Śrīla Prabhupāda: El deseo de una vida espiritual es un anhelo absolutamente natural. Puesto que somos almas espirituales, no podemos ser felices en la atmósfera material. Si sacamos a un pez fuera del agua, éste no se sentirá feliz en la tierra. De igual manera, si carecemos de la conciencia espiritual, nunca podremos ser felices. Hoy en día, muchísima gente está buscando el avance científico y el crecimiento económico, pero no son felices debido a que ésos no son los verdaderos objetivos de la vida. Muchos jóvenes se están dando cuenta de esto, y están rechazando la vida materialista y tratando de buscar la vida espiritual. En realidad, ésa es la verdadera búsqueda. El cultivo de conciencia de Kṛṣṇa es el verdadero objetivo de la vida. A menos que nos dediquemos al cultivo de conciencia de Kṛṣṇa, no podremos ser felices. Eso es un hecho. Por lo tanto, invitamos a todos a estudiar y a entender este gran movimiento.

Śrīla Prabhupāda: Het verlangen naar spiritueel leven is volkomen natuurlijk. Omdat we een spirituele ziel zijn, kunnen we niet gelukkig zijn in de materiële wereld. Een vis op het droge kan zich nooit gelukkig voelen. Op dezelfde manier kunnen we ons niet gelukkig voelen als we niet bepaald spiritueel bewust zijn. Tegenwoordig zoeken veel mensen hun heil in economische vooruitgang en wetenschappelijke ontwikkeling, maar omdat deze zaken niets te maken hebben met het eigenlijke doel van het leven, voelen de mensen zich er niet echt gelukkig bij. Veel jonge mensen beseffen dat. Ze verwerpen het materialistische leven en gaan op zoek naar het spirituele. Daar doen ze goed aan. Kṛṣṇa-bewustzijn is het juiste doel van het leven. Als je niet Kṛṣṇa-bewust bent, kun je niet gelukkig zijn. Dat is een feit. Daarom nodigen we iedereen uit om deze belangrijke beweging te bestuderen en te begrijpen.

Periodista: Lo que francamente me preocupa es que, desde el arribo a Inglaterra de un yogī hindú hace algún tiempo, el primer «guru» del que hubiera sabido alguna vez la mayoría de la gente, repentinamente han aparecido de la nada una gran cantidad de «gurus». A veces me da la impresión de que no todos ellos son tan genuinos como deberían serlo. ¿Sería correcto advertirle a la gente que está pensando en adoptar la vida espiritual que debería asegurarse de tener un guru genuino que le enseñe?

Verslaggever: Er is iets waar ik me zorgen over maak. Sinds er enige tijd geleden een Indiase yogī in Engeland aangekomen is, de eerste ‘guru’ van wie de mensen ooit gehoord hebben, zijn er opeens uit het niets vele guru’sopgedoken. Soms heb ik het idee dat ze niet allemaal zo echt zijn als zou moeten. Zou het niet goed zijn om mensen die erover denken een spiritueel leven te beginnen op het hart te drukken zich er eerst van te overtuigen dat ze met een betrouwbare guru te doen hebben?

Śrīla Prabhupāda: Sí. Buscar un guru es, desde luego, muy bueno, pero si alguien quiere un guru barato, o si quiere ser engañado, entonces encontrará muchos gurus engañadores. Pero si es sincero, encontrará un guru sincero. Como la gente lo quiere todo muy fácil, es engañada. Nosotros pedimos a nuestros discípulos que se abstengan de la vida sexual ilícita, de comer carne, de los juegos de azar, y de embriagarse o drogarse. La gente cree que todo esto es muy difícil, una molestia. Pero si otro dice: «Puedes hacer cualquier disparate que quieras, simplemente toma mi mantra», entonces la gente lo querrá. El caso es que la gente quiere ser engañada y, por lo tanto, aparecen los engañadores. Nadie quiere someterse a ninguna austeridad. La vida humana tiene como propósito la austeridad, pero nadie está dispuesto a someterse a austeridades. En consecuencia, aparecen engañadores y dicen: «Nada de austeridades. Haz lo que quieras. Simplemente págame, te daré cierto mantra y te volverás Dios en seis meses». Todo eso está ocurriendo. Si alguien quiere ser engañado así, los engañadores aparecerán.

Śrīla Prabhupāda: Zeker. Het is natuurlijk heel mooi dat iemand een guru zoekt, maar als je een goedkope guru wilt, of bedrogen wilt worden, kun je vele bedriegers vinden. Maar als je oprecht bent, zul je een oprechte guru vinden. Omdat de mensen alles praktisch voor niets willen hebben, worden ze bedrogen. Wij vragen onze leerlingen zich te onthouden van vrije seks, het eten van vlees, gokken en het gebruik van opwekkende- en bedwelmende middelen. De mensen vinden dat allemaal erg moeilijk. Maar als iemand anders zegt dat je alle onzin kunt uithalen die je maar wilt zolang je zijn mantra maar neemt, vindt iedereen hem heel aardig. De bedriegers komen omdat mensen bedrogen willen worden. Niemand is bereid om ook maar enige ascese te ondergaan. Het mensenleven is bedoeld voor ascese, maar niemand wil dat. Daar spelen de bedriegers op in en zeggen: ‘Nee, geen ascese. Doe maar lekker waar je zin in hebt. Jij betaalt mij, ik geef je een mantra en dan word jij in zes maanden God.’ Dat zie je overal gebeuren. Als je op die manier bedrogen wil worden, komen de bedriegers vanzelf.

Periodista: ¿Qué pasa con la persona que quiere seriamente encontrar la vida espiritual, pero que por casualidad termina con el guru equivocado?

Verslaggever: Wat gebeurt er met iemand die werkelijk een spiritueel leven wil leiden, maar bij de verkeerde guru terechtkomt?

Śrīla Prabhupāda: Si alguien quiere recibir una educación material, tiene que consagrarle muchísimo tiempo, esfuerzo y comprensión. En forma similar, si alguien va a emprender la vida espiritual, debe hacerlo con seriedad. ¿Cómo es posible que simplemente mediante unos mantras maravillosos alguien pueda volverse Dios en seis meses? ¿Por qué la gente quiere algo así? Eso significa que quiere ser engañada.

Śrīla Prabhupāda: Alleen al het volgen van een gewone studie vereist zo veel tijd, werk en intelligentie. Als je een spiritueel leven wil leiden, moet je er ook iets voor willen doen. Hoe kan iemand door een paar wonderbaarlijke mantra’s in zes maanden God worden? Waarom willen de mensen zoiets? Het betekent simpelweg dat ze bedrogen willen worden.

Periodista: ¿Cómo puede una persona saber que tiene un guru genuino?

Verslaggever: Waaraan kunnen we een ware guru herkennen?

Śrīla Prabhupāda: ¿Hay alguno de mis discípulos que pueda responder a esa pregunta?

Śrīla Prabhupāda: Misschien kan een van mijn leerlingen deze vraag beantwoorden?

Discípulo: Recuerdo que una vez John Lennon le preguntó a usted: «¿Cómo he de saber quién es el guru genuino?». Y usted respondió: «Trata simplemente de encontrar al que esté más adicto a Kṛṣṇa. Él es genuino».

Discipel: Ik herinner me dat John Lennon u eens dezelfde vraag stelde. U antwoordde toen: ‘Probeer erachter te komen wie het meest toegewijd is aan Kṛṣṇa. Dat is een ware guru.’

Śrīla Prabhupāda: Sí. El guru genuino es el representante de Dios, y él habla acerca de Dios y de nada más. El guru genuino es aquel que no tiene ningún interés en la vida materialista. A él le interesa Dios, y sólo Dios. Ésa es una de las pruebas de un guru genuino: brahma-niṣṭham. Él está absorto en la Verdad Absoluta. En el Muṇḍaka Upaniṣad sedeclara: śrotriyaṁ brahma-niṣṭham: «El guru genuino está bien versado en las Escrituras y en el conocimiento védico, y depende por completo del Brahman». Él debe saber lo que es el Brahman (espíritu), y cómo situarse en el Brahman. Estas señales se encuentran en las Escrituras védicas. Como dije antes, el verdadero guru es el representante de Dios. Él representa al Señor Supremo, tal como un virrey representa a un rey. El verdadero guru no fabrica nada. Dice todo conforme a las Escrituras y a los ācāryas anteriores. Él no le dará a usted un mantra diciéndole que se volverá Dios en seis meses. Un guru no actúa así. La misión del guru consiste en pedir a todo el mundo que se vuelva devoto de Dios. Ésa es la esencia de la misión de un guru verdadero. En verdad, él no tiene ninguna otra misión. Él dice a todo el que ve: «Por favor, vuélvete consciente de Dios». Si él, de una u otra forma, hace propaganda a Dios y trata de hacer que todo el mundo se vuelva devoto de Dios, es un guru genuino.

Śrīla Prabhupāda: Precies. Een ware guru is de vertegenwoordiger van God en spreekt alleen over God. Een wareguru is niet geïnteresseerd in het materiële leven; het is hem zuiver en alleen om God te doen. Dat is een van de voorwaarden waaraan een ware guru moet voldoen: brahma-niṣṭham, hij is verdiept in de Absolute Waarheid. In de Muṇḍaka Upaniṣad staat: śrotriyaṁ brahma-niṣṭham — ‘Een ware guru kent de heilige Vedische teksten en Vedische kennis en stelt zich volledig afhankelijk van Brahman.’ Hij hoort Brahman (het spirituele) te kennen en hoe hij zijn leven daarop kan baseren. Al deze kenmerken worden besproken in de Vedische literatuur. Zoals ik al zei, een wareguru is de vertegenwoordiger van God. Hij vertegenwoordigt de Allerhoogste Heer, zoals de onderkoning de vorst vertegenwoordigt. Een ware guru verzint geen woord. Alles wat hij zegt is in overeenstemming met de heilige teksten en het onderricht van de voorgaande ācārya’s. Hij zal je niet een mantra geven en zeggen dat je in zes maanden God zult worden. Zoiets doet een guru niet. Een guru moedigt iedereen aan om een toegewijde van God te worden. Dat is het enige waarin een guru geïnteresseerd is. Sterker nog, dat is het enige wat hij doet. Hij zegt tegen iedereen: ‘Word alsjeblieft godsbewust.’ Als hij op een of andere manier belangstelling voor God probeert op te wekken en iedereen tot Gods toegewijde probeert te maken, is hij een ware guru.

Periodista: ¿Y si se trata de un sacerdote cristiano?

Verslaggever: En christelijke geestelijken?

Śrīla Prabhupāda: Cristiano, musulmán, hindú - no importa. Si habla en nombre de Dios, es un guru. Tomemos por ejemplo a Jesucristo. Él trataba de convertir a la gente, diciendo: «Tratad de amar a Dios». Cualquiera, no importa quién, sea hindú, musulmán o cristiano, si convence a la gente de que ame a Dios, es un guru. Ésa es la prueba. El guru nunca dice: «Yo soy Dios», o: «Yo te volveré Dios». El verdadero guru dice: «Yo soy sirviente de Dios, y a ti también te volveré sirviente de Dios». No importa cómo el guru se vista. Caitanya Mahāprabhu dijo: «Quienquiera que pueda impartir conocimiento acerca de Kṛṣṇa es un maestro espiritual». Un maestro espiritual genuino tan sólo trata de hacer que la gente se vuelva devota de Kṛṣṇa, devota de Dios. Él no tiene ninguna otra misión.

Śrīla Prabhupāda: Christelijk, islamitisch, hindoeïstisch — dat doet er niet toe. Als hij over God spreekt, is hij een guru. Jezus Christus is een goed voorbeeld. Hij zei tegen de mensen: ‘Probeer God lief te hebben.’ Iedereen — of hij nu een hindoe, moslim, of christen is — is guru als hij de mensen tot liefde voor God probeert te brengen. Daaraan kun je hem herkennen. De guru zegt nooit dat hij God is of dat hij van anderen God zal maken. Een ware guru zegt: ‘Ik ben een dienaar van God en ik zal van jou ook een dienaar van God maken.’ Het doet er niet toe hoe hij gekleed gaat. Caitanya Mahāprabhu zei: ‘Wie kennis over Kṛṣṇa kan overbrengen is een spiritueel leraar.’ Een betrouwbare spiritueel leraar spoort de mensen alleen maar aan om toegewijden van Kṛṣṇa, God, te worden. Dat is het enige wat hem te doen staat.

Periodista: Pero los malos gurus...

Verslaggever: Maar de slechte guru’s...

Śrīla Prabhupāda: Y ¿qué es un «mal» guru?

Śrīla Prabhupāda: Wat is een ‘slechte’ guru?

Periodista: Un mal guru sólo quiere algo de dinero o de fama.

Verslaggever: Iemand die alleen op geld of roem uit is.

Śrīla Prabhupāda: Pues bien, si es malo, ¿cómo puede ser guru? [Risas.] ¿Cómo puede el hierro volverse oro? En realidad, un guru no puede ser malo, ya que si alguien es malo no puede ser guru. No se puede decir «mal guru». Eso es una contradicción. Lo que usted tiene que hacer es simplemente tratar de entender qué es un guru genuino. La definición de un guru genuino es «aquel que solamente habla de Dios», eso es todo. Si él habla de alguna otra tontería, entonces no es un guru. Un guru no puede ser malo. No hay malos gurus, igual que no hay gurus rojos o blancos. Guru significa «guru genuino». Todo lo que tenemos que saber es que el guru genuino solamente habla de Dios, y trata de hacer que la gente se vuelva devota de Dios. Si hace eso, es genuino.

Śrīla Prabhupāda: Hoe kan hij een guru worden als hij slecht is? (Gelach) Hoe kan ijzer goud worden? Een guru kan per definitie niet slecht zijn, want als iemand slecht is, kan hij geen guru zijn. Je kunt niet spreken van een ‘slechte guru’. Dat is tegenstrijdig. Probeer gewoon te begrijpen wat een ware guru is. De definitie van een wareguru is dat Hij alleen maar over God praat — meer niet. Als hij over allerlei onzin praat, is hij geen guru. Een guru kan niet slecht zijn. Slechte guru’s bestaan niet, zoals je ook geen rode of witte guru’s hebt. Guru betekent ‘wareguru’. Een ware guru spreekt alleen over God en probeert de mensen tot Zijn toegewijde te maken.

Periodista: Si yo quisiera ser iniciado en su asociación, ¿qué tendría que hacer?

Verslaggever: Wat zou ik moeten doen om in uw gemeenschap te mogen intreden?

Śrīla Prabhupāda: Primero que todo, tendría que dejar la vida sexual ilícita.

Śrīla Prabhupāda: Je zou in de eerste plaats alle vrije seks moeten opgeven.

Periodista: ¿Eso implica la vida sexual por completo? ¿Qué es vida sexual ilícita?

Verslaggever: Omvat dat alle seksuele activiteit? Wat is vrije seks?

Śrīla Prabhupāda: Vida sexual ilícita es aquella que se tiene fuera del matrimonio. Los animales tienen vida sexual sin restricción alguna, pero en la sociedad humana hay restricciones. En todo país y en toda religión hay algún sistema para restringir la vida sexual. También tendría que dejar toda clase de drogas y de sustancias embriagantes, incluso el té, los cigarrillos, el alcohol, la mariguana: cualquier cosa que embriague o drogue.

Śrīla Prabhupāda: Vrije seks is buitenechtelijke seks. Dieren kunnen onbeperkt seks bedrijven, maar in de menselijke samenleving zijn er beperkingen. In ieder land en in iedere religie wordt het seksuele leven op een bepaalde manier beperkt. Ook zou je jezelf het gebruik van alle opwekkende- en bedwelmende middelen moeten ontzeggen, inclusief thee, sigaretten, alcohol, marihuana — kortom, alles wat bedwelmend of opwekkend is.

Periodista: ¿Alguna otra cosa?

Verslaggever: Nog meer?

Śrīla Prabhupāda: También tendría que dejar de comer carne, huevos y pescado. Y además, tendría que dejar los juegos de azar. A menos que usted dejara esas cuatro actividades pecaminosas, no podría ser iniciado.

Śrīla Prabhupāda: Je zou ook moeten stoppen met het eten van vlees, vis en eieren. En ook gokken zou je moeten opgeven. Zonder deze vier zondige activiteiten op te geven, zou je niet ingewijd kunnen worden.

Periodista: ¿Cuántos seguidores tiene usted en todo el mundo?

Verslaggever: Hoeveel volgelingen heeft u in de wereld?

Śrīla Prabhupāda: Para algo genuino, puede que haya pocos seguidores. Para alguna basura, los seguidores puede que sean muchos. Aun así, tenemos unos cinco mil discípulos iniciados.

Śrīla Prabhupāda: Iets wat echt is, wordt meestal maar door weinigen gewaardeerd, terwijl er horden mensen achter allerlei onzin aanlopen. Toch hebben we ongeveer vijfduizend ingewijde leerlingen.

Periodista: ¿El movimiento para la conciencia de Kṛṣṇa esta creciendo?

Verslaggever: Groeit de Internationale Gemeenschap voor Krishna-bewustzijn nog steeds?

Śrīla Prabhupāda: Sí, está creciendo, pero lentamente. Eso se debe a que tenemos muchas restricciones. A la gente no le gustan las restricciones.

Śrīla Prabhupāda: Ja, al is het langzaam. Dat komt doordat we zo veel leefregels kennen. Daar houden de mensen niet van.

Periodista: ¿Dónde tiene la mayor cantidad de seguidores?

Verslaggever: Waar heeft u de meeste volgelingen?

Śrīla Prabhupāda: En los Estados Unidos, Europa, América del Sur y Australia. Y, por supuesto, en la India hay millones de personas que practican el proceso de la conciencia de Kṛṣṇa.

Śrīla Prabhupāda: In de Verenigde Staten, Europa, Zuid-Amerika en Australië. En in India wonen natuurlijk miljoenen mensen die zich met Kṛṣṇa-bewustzijn bezighouden.

Periodista: ¿Podría decirme cuál es el objetivo de su movimiento?

Verslaggever: Kunt u me vertellen wat het doel van uw gemeenschap is?

Śrīla Prabhupāda: El propósito de este movimiento para la conciencia de Kṛṣṇa consiste en despertar la conciencia original del hombre. En los actuales momentos, nuestra conciencia tiene designaciones. Alguien piensa: «Soy inglés», y otro piensa: «Soy americano». En realidad, no pertenecemos a ninguna de esas designaciones. Somos todos partes integrales de Dios; ésa es nuestra verdadera identidad. Si todo el mundo llega a tener esa conciencia, todos los problemas del mundo se resolverán. Luego llegaremos a saber que somos uno, es decir, que somos cualitativamente iguales: somos almas espirituales. Dentro de todas las personas se encuentra la misma esencia de ser alma espiritual, aunque con un atuendo diferente. Ésa es la explicación que se da en la Bhagavad-gītā.

Śrīla Prabhupāda: Het doel van deze Internationale Gemeenschap voor Krishna-bewustzijn is om ons oorspronkelijke bewustzijn opnieuw op te wekken. Op dit moment wordt ons bewustzijn bepaald door allerlei benamingen: de een denkt dat hij Engelsman is en de ander denkt dat hij Amerikaan is. Maar in feite hebben we niets met deze benamingen te maken. We zijn allemaal deeltjes van God — dat is onze ware identiteit. Als mensen dat zouden beseffen, zouden alle problemen in de wereld opgelost zijn. Iedereen zou dan namelijk begrijpen dat we één zijn, omdat we allemaal spirituele zielen zijn. Als spirituele zielen zijn we kwalitatief gelijk, ook al zien we er vanbuiten allemaal anders uit. Dat is wat de Bhagavad-gītā uitlegt.

El proceso de la conciencia de Kṛṣṇa es un proceso de purificación (sarvopādhi-vinirmuktam). Tiene como propósito liberar a la gente de todas las designaciones (tat-paratvena nirmalam). Cuando nuestra conciencia queda purificada de toda designación, las actividades que ejecutamos con nuestros sentidos purificados nos vuelven perfectos. Al final, alcanzamos la perfección ideal de la vida humana. El proceso de la conciencia de Kṛṣṇa es también muy sencillo. No es necesario volverse un gran filósofo, científico, ni ninguna otra cosa. Sólo necesitamos cantar el santo nombre del Señor, entendiendo que Su personalidad, Su nombre, y Sus cualidades son todos absolutos.

Het Kṛṣṇa-bewustzijn is een methode van zuivering (sarvopādhi-vinirmuktam). Ons doel is de mensen los te maken van alle benamingen (tat-paratvena nirmalam). Wanneer ons bewustzijn gezuiverd raakt van alle benamingen, zullen de activiteiten die we met onze gezuiverde zintuigen verrichten ons volmaakt maken. Zo bereiken we uiteindelijk het hoogste doel van het mensenleven. Daarnaast is het Kṛṣṇa-bewustzijn een heel eenvoudige methode. Je hoeft er geen groot filosoof, wetenschapper of wat dan ook voor te worden. We hoeven enkel de heilige naam van de Heer te chanten, in het besef dat Zijn persoonlijkheid, Zijn naam en Zijn eigenschappen allemaal absoluut zijn.

El proceso de la conciencia de Kṛṣṇa es una gran ciencia. Desafortunadamente, en las universidades no hay ningún departamento para esta ciencia. Por lo tanto, invitamos a todos los hombres serios que estén interesados en el bienestar de la sociedad humana a que entiendan este gran movimiento y, si les es posible, participen en él y cooperen con nosotros. Los problemas del mundo se resolverán. Ése es también el veredicto de la Bhagavad-gītā, el libro más importante y autoritativo de conocimiento espiritual. Muchos de ustedes han oído hablar de la Bhagavad-gītā. Nuestro movimiento está basado en él. Nuestro movimiento está aprobado por todos los grandes ācāryas de la India: Rāmānujācārya, Madhvācārya, el Señor Caitanya, y muchísimos otros. Todos ustedes son representantes de periódicos, así que yo les pido que traten de entender este movimiento hasta donde les sea posible, por el bien de toda la sociedad humana.

Het Kṛṣṇa-bewustzijn is een verheven wetenschap. Helaas hebben de universiteiten geen faculteit die deze wetenschap onderwijst. Daarom vragen we alle serieuze mensen die belang stellen in het welzijn van de samenleving om te proberen deze grote gemeenschap te begrijpen en zo mogelijk met ons samen te werken. Op die manier kunnen de problemen van de samenleving opgelost worden. Dat staat ook in de Bhagavad-gītā, het belangrijkste en meest gezaghebbende boek over spirituele kennis. Veel mensen hebben van de Bhagavad-gītā gehoord en onze gemeenschap is erop gebaseerd. Onze gemeenschap geniet de erkenning van alle grote ācārya’s van India: Heer Caitanya, Rāmānujācārya, Madhvācārya en vele anderen. Omdat jullie vertegenwoordigers van de pers zijn, vraag ik jullie om in het belang van de samenleving te proberen deze gemeenschap zo goed mogelijk te begrijpen.

Periodista: ¿Considera usted que su movimiento constituye la única manera de conocer a Dios?

Verslaggever: Gelooft u dat uw gemeenschap de enige weg is om tot God te komen?

Śrīla Prabhupāda: Sí.

Śrīla Prabhupāda: Ja.

Periodista: ¿Cómo está usted seguro de eso?

Verslaggever: Hoe weet u dat zo zeker?

Śrīla Prabhupāda: Porque lo dicen las autoridades y Dios, Kṛṣṇa. Kṛṣṇa dice:

Śrīla Prabhupāda: Door wat de autoriteiten en God, Kṛṣṇa, erover zeggen. Kṛṣṇa zegt:

sarva-dharmān parityajya
mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja
ahaṁ tvāṁ sarva-pāpebhyo
mokṣayiṣyāmi mā śucaḥ
sarva-dharmān parityajya
mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja
ahaṁ tvāṁ sarva-pāpebhyo
mokṣayiṣyāmi mā śucaḥ

«Abandona toda clase de religión y sencillamente entrégate a Mí. Yo te liberaré de toda reacción pecaminosa. No temas» (Bhagavad-gītā 18.66).

‘Laat alle vormen van religie achter je en geef je alleen over aan Mij. Ik zal je verlossen van alle reacties op je zonden. Vrees niet.’ (Bhagavad-gītā 18.66)

Periodista: ¿«Entrega» significa que debemos abandonar a nuestra familia?

Verslaggever: Betekent ‘overgave’ dat je je gezin moet opgeven?

Śrīla Prabhupāda: No.

Śrīla Prabhupāda: Nee.

Periodista: Pero, supóngase que yo me convirtiera en un iniciado. ¿No tendría que venir a vivir en el templo?

Verslaggever: Maar als ik ingewijd zou willen worden, zou ik dan niet in de tempel moeten komen wonen?

Śrīla Prabhupāda: No necesariamente.

Śrīla Prabhupāda: Niet per se.

Periodista: ¿Puedo quedarme en casa?

Verslaggever: Bedoelt u dat ik gewoon thuis zou kunnen blijven?

Śrīla Prabhupāda: ¡Oh, sí!

Śrīla Prabhupāda: O ja.

Periodista: ¿Y el trabajo? ¿Tendría que dejar mi empleo?

Verslaggever: En mijn werk? Zou ik mijn baan moeten opgeven?

Śrīla Prabhupāda: No, simplemente tendría que dejar sus malos hábitos, y cantar el mantra Hare Kṛṣṇa con este rosario; eso es todo.

Śrīla Prabhupāda: Nee. Je moet alleen je slechte gewoonten opgeven en de Hare Kṛṣṇa-mantra chanten op een meditatiesnoer — dat is alles.

Periodista: ¿Tendría yo que dar alguna ayuda económica?

Verslaggever: Zou ik financiële steun moeten bieden?

Śrīla Prabhupāda: No, eso depende de su deseo. Si da, está bien. Y si no, no nos importa. No dependemos de la contribución económica de nadie. Dependemos de Kṛṣṇa.

Śrīla Prabhupāda: Nee, dat is aan jezelf. Geef je, dan is dat goed. En geef je niet, dan vinden we dat niet erg. We zijn niet afhankelijk van iemands financiële bijdrage. We zijn afhankelijk van Kṛṣṇa.

Periodista: ¿No tendría que dar ningún dinero en absoluto?

Verslaggever: Zou ik helemaal geen geld hoeven geven?

Śrīla Prabhupāda: No.

Śrīla Prabhupāda: Nee.

Periodista: ¿Es ésta una de las principales cosas que distinguen al guru genuino del guru falso?

Verslaggever: Is dit dan misschien een van de belangrijkste punten waarin een ware guru van een valse te onderscheiden is?

Śrīla Prabhupāda: Sí, un guru genuino no es un comerciante. Él es un representante de Dios. El guru repite todo lo que dice Dios. Él no habla nada más aparte de eso.

Śrīla Prabhupāda: Ja, een ware guru is geen zakenman. Hij is een vertegenwoordiger van God. De guru herhaalt alles wat God zegt en niets anders.

Periodista: Pero, ¿esperaría usted encontrar a un verdadero guru, por ejemplo, viajando en un Rolls Royce y hospedándose en la suite de un hotel de categoría?

Verslaggever: Maar zou je een ware guru bijvoorbeeld in een Rolls Royce kunnen zien rijden en in de mooiste suite van een duur hotel kunnen verwachten?

Śrīla Prabhupāda: A veces la gente nos ofrece un cuarto en un hotel de primera clase, pero por lo general nos alojamos en nuestros templos. Tenemos unos cien templos alrededor del mundo, así que no necesitamos ir a ningún hotel.

Śrīla Prabhupāda: Soms krijgen we een kamer in een eersteklas hotel aangeboden, maar meestal verblijven we in onze eigen tempels. We hebben zo’n honderd tempels over de hele wereld, dus we zijn niet op hotels aangewezen.

Periodista: No estaba tratando de hacer ninguna acusación. Estaba meramente tratando de ilustrar que creo que su advertencia es muy válida. Hay muchísimas personas interesadas en encontrar una vida espiritual, y al mismo tiempo hay una gran cantidad de gente interesada en sacar provecho del «negocio de guru».

Verslaggever: Ik wilde u nergens van beschuldigen. Ik probeerde alleen maar duidelijk te maken dat ik denk dat uw waarschuwing heel terecht is. Er zijn zo veel mensen geïnteresseerd in spiritueel leven, maar tegelijkertijd zijn er ook genoeg die klaar staan om munt te slaan uit deze ‘guru-business’.

Śrīla Prabhupāda: ¿Tiene usted la impresión de que la vida espiritual significa aceptar pobreza voluntariamente?

Śrīla Prabhupāda: Denk je dat spiritueel leven betekent dat je vrijwillig in armoede moet leven?

Periodista: Pues, no sé.

Verslaggever: Ik zou het niet kunnen zeggen.

Śrīla Prabhupāda: Un hombre necesitado puede que sea materialista, y un hombre pudiente puede que sea muy espiritual. La vida espiritual no depende ni de la pobreza ni de la riqueza. La vida espiritual es trascendental. Piense en Arjuna, por ejemplo. Arjuna era miembro de una familia de reyes, y aun así era un devoto puro de Dios. Y en la Bhagavad-gītā (4.2), Śrī Kṛṣṇa dice: evaṁ paramparā-prāptam imam rājarṣayo viduḥ: «Esta ciencia suprema se recibió a través de la cadena de sucesión discipular, y los reyes santos la entendieron de ese modo». En el pasado, todos los reyes santos entendían la ciencia espiritual. Por lo tanto, la vida espiritual no depende de la condición material de la persona. Sea cual sea la condición material, de la persona - sea ésta un rey o un hombre paupérrimo - , aun así puede entender la vida espiritual.

Por lo general, la gente no sabe qué es la vida espiritual, y, en consecuencia, nos critica innecesariamente. Si yo le preguntara a usted qué es la vida espiritual, ¿cómo respondería?

Śrīla Prabhupāda: Een arm persoon kan materialistisch zijn en een rijk persoon heel spiritueel. Spiritueel leven heeft niets met armoede of rijkdom te maken; het is daaraan ontstegen. Neem bijvoorbeeld Arjuna. Arjuna maakte deel uit van een koninklijke familie, maar tegelijkertijd was hij een zuivere toegewijde van God. En in de Bhagavad-gītā (4.2) zegt Śrī Kṛṣṇa: evaṁ paramparā-prāptaṁ imaṁ rājarṣayo viduḥ — ‘Zo werd deze allerhoogste wetenschap door de opeenvolging van discipelen ontvangen en zo begrepen de heilige vorsten haar.’ Vroeger begrepen alle heilige vorsten de spirituele wetenschap. Spiritueel leven is dus niet afhankelijk van de materiële toestand waarin je je bevindt. In welke materiële situatie je je ook bevindt, of je nu koning of bedelaar bent, je kunt altijd begrijpen wat spiritueel leven is. Over het algemeen hebben de mensen er geen idee van wat spiritueel leven werkelijk inhoudt en ze bekritiseren ons daarom onnodig. Als ik je zou vragen wat spiritueel leven is, wat zou je dan zeggen?

Periodista: Pues, no estoy seguro.

Verslaggever: Ik zou het niet precies weten.

Śrīla Prabhupāda: Si bien usted no sabe lo que es la vida espiritual, aun así dice: «Es así y asá». Pero primero usted debe saber qué es la vida espiritual. La vida espiritual comienza cuando usted entiende que no es el cuerpo. Ése es el verdadero comienzo de la vida espiritual. Por ver la diferencia que hay entre usted mismo y el cuerpo, llega a entender que es un alma espiritual (ahaṁ brahmāsmi).

Śrīla Prabhupāda: Hoewel je niet weet wat spiritueel leven is, zeg je toch dat het zus of zo moet zijn. Maar eerst moet je weten wat spiritueel leven werkelijk inhoudt. Het spiritueel leven begint zodra je begrijpt dat je niet je lichaam bent. Dat is het werkelijke begin van het spiritueel leven. Wanneer je het verschil tussen je zelf en je lichaam ziet, kun je begrijpen dat je spiritueel bent, een ziel (ahaṁ brahmāsmi).

Periodista: ¿Cree usted que este conocimiento debería formar parte de la educación de todo el mundo?

Verslaggever: Vindt u dat deze kennis deel zou moeten uitmaken van ieders onderwijs?

Śrīla Prabhupāda: Sí. A las personas debe enseñárseles primero qué son. ¿Son el cuerpo, o son algo más? Ése es el comienzo de la educación. Ahora todos son educados para pensar que son el cuerpo. Debido a que alguien recibe accidentalmente un cuerpo americano, piensa: «Soy americano». Eso es igual que si usted pensara: «Soy una camisa roja», sólo porque tiene puesta una camisa roja. Usted no es una camisa roja; usted es un ser humano. En forma similar, este cuerpo es como una camisa o un abrigo puesto sobre la verdadera persona, el alma espiritual. Si nos reconocemos a nosotros mismos simplemente por nuestro «cuerpo-abrigo» o «cuerpo- camisa», entonces no tenemos ninguna educación espiritual.

Śrīla Prabhupāda: Ja. De mensen moeten eerst leren wie ze zijn. Zijn ze hun lichaam of iets anders? Dat is het begin van het onderwijs. Nu leert iedereen te denken dat hij zijn lichaam is. Omdat iemand toevallig een Amerikaans lichaam gekregen heeft, denkt hij dat hij een Amerikaan is. Dat is hetzelfde als wanneer je denkt dat je een rood overhemd bent, enkel omdat je een rood overhemd draagt. Je bent geen rood overhemd, maar een mens. Op dezelfde manier is dit lichaam als een hemd of een jas om de ware persoon — de ziel — heen. Als we onszelf enkel als ons ‘hemd’ of onze ‘jas’ zien, hebben we absoluut geen spirituele kennis.

Periodista: ¿Cree usted que esa educación debe darse en las escuelas?

Verslaggever: Vindt u dat deze kennis op school onderwezen moet worden?

Śrīla Prabhupāda: Sí, en escuelas y universidades. Existe una inmensa literatura que trata de este tema, un inmenso acervo de conocimiento. Lo que se requiere verdaderamente es que los líderes de la sociedad respondan al llamado de entender este movimiento.

Śrīla Prabhupāda: O ja, zowel op school als aan de universiteit. Er bestaat een immense hoeveelheid literatuur over dit onderwerp, een immense hoeveelheid kennis. De leiders van de samenleving zouden ons moeten benaderen om onze gemeenschap te begrijpen.

Periodista: ¿Han venido a usted alguna vez personas que hayan estado anteriormente relacionadas con un guru falso?

Verslaggever: Komen er veel mensen bij u die met valse guru’s te maken hebben gehad?

Śrīla Prabhupāda: Sí, hay muchas.

Śrīla Prabhupāda: Ja, dat komt vaak voor.

Periodista: ¿Fueron sus vidas espirituales malogradas de alguna manera por los gurus falsos?

Verslaggever: Was hun spiritueel leven door die valse guru’s bedorven?

Śrīla Prabhupāda: No, ellas estaban buscando genuinamente algo espiritual, y ése fue su mérito. Dios está en el corazón de todo el mundo, y, tan pronto como alguien lo busca en forma genuina, Él ayuda a esa persona a encontrar un guru genuino.

Śrīla Prabhupāda: Nee. Omdat ze naar werkelijk spiritueel leven op zoek waren, kwamen ze hier terecht. God bevindt zich in het hart van iedereen en zodra iemand werkelijk naar Hem zoekt, zorgt Hij ervoor dat die persoon een echte guru vindt.

Periodista: Los gurus verdaderos, como usted, ¿han tratado alguna vez de detener a los gurus falsos, es decir, ejercer presión en ellos para ponerlos fuera de circulación, por así decirlo?

Verslaggever: Hebben echte guru’s zoals uzelf ooit geprobeerd de valse guru’s een halt toe te roepen — ze zogezegd buiten spel te zetten?

Śrīla Prabhupāda: No, ése no es mi objetivo. Yo comencé mi movimiento simplemente cantando Hare Kṛṣṇa. Yo cantaba en Nueva York, en un lugar llamado Tompkins Square Park, y en poco tiempo la gente comenzó a venir a mí. En esa forma, el movimiento para la conciencia de Kṛṣṇa se desarrolló gradualmente. Mucha gente aceptó, y mucha no lo hizo. Aquellos que son afortunados han aceptado.

Śrīla Prabhupāda: Nee, daar ben ik niet op uit. Ik ben mijn gemeenschap begonnen met het zingen van Hare Kṛṣṇa. Ik zong in New York in Tompkins Square Park en al gauw kwamen er mensen naar me toe. Zo kwam de Internationale Gemeenschap voor Krishna-bewustzijn geleidelijk van de grond. Velen aanvaardden haar en velen niet. De fortuinlijken hebben haar aanvaard.

Periodista: ¿No cree usted que la gente está recelosa por la experiencia que ha tenido con gurus falsos? Si usted fuera a un dentista impostor y éste le rompiera un diente, quizás desconfiaría de ir a otro dentista.

Verslaggever: Heeft u niet het gevoel dat de mensen als gevolg van hun ervaringen met valse guru’s argwanend zijn geworden? Als u naar een kwakzalver van een tandarts zou gaan en hij verprutste uw gebit, zou u misschien niet zo snel naar een andere tandarts gaan.

Śrīla Prabhupāda: Sí. Naturalmente, si alguien es engañado, se vuelve suspicaz. Pero eso no significa que si usted ha sido engañado una vez, habrá de ser engañado siempre. Debe encontrar a alguien genuino. Pero para desarrollar conciencia de Kṛṣṇa se debe ser muy afortunado, o tener mucho conocimiento de esta ciencia. Por lo que se dice en la Bhagavad-gītā, podemos entender que los buscadores genuinos son muy pocos: manuṣyāṇāṁ sahasreṣu kaścid yatati siddhaye:De entre muchos millones de personas, puede que sólo una esté interesada en la vida espiritual. Generalmente, la gente está interesada en comer, dormir, aparearse y defenderse. Así que, ¿cómo esperamos encontrar muchos seguidores? No es difícil darse cuenta de que la gente ha perdido su interés espiritual. Y casi todos los que están verdaderamente interesados están siendo engañados por falsos espiritualistas. No se puede juzgar un movimiento simplemente por el número de seguidores que tiene. Si un practicante es genuino, entonces el movimiento es un éxito. No es cuestión de cantidad, sino de calidad.

Śrīla Prabhupāda: Als je bedrogen bent, word je natuurlijk argwanend. Maar dat betekent niet dat je altijd bedrogen zult worden. Het is alleen belangrijk de juiste persoon te vinden. Maar om toegewijde te kunnen worden, moet je erg fortuinlijk zijn, of goed begrijpen wat deze wetenschap inhoudt. Uit de Bhagavad-gītā leren we dat er maar weinig oprechte zoekers zijn: manuṣyāṇāṁ sahasreṣu kaścid yatati siddhaye. Onder miljoenen mensen is er misschien maar één die in spiritueel leven geïnteresseerd is. Over het algemeen hebben de mensen alleen belangstelling voor eten, slapen, seks en zelfverdediging. Hoe kunnen we dan verwachten een grote aanhang te krijgen? Het is niet moeilijk te zien dat de mensen hun belangstelling voor het spiritueel leven verloren hebben. En bijna iedereen die werkelijk geïnteresseerd is, wordt door zogenaamde quasi spirituele personen bedrogen. Je kunt een gemeenschap niet alleen beoordelen naar het aantal volgelingen. Als er één persoon is die werkelijk oprecht is, dan is de gemeenschap een succes. Het is geen kwestie van kwantiteit, maar van kwaliteit.

Periodista: Me pregunto cuánta gente cree usted que se ha dejado llevar por gurus falsos.

Verslaggever: Ik vroeg me af hoeveel mensen er volgens u door valse guru’s zijn beetgenomen.

Śrīla Prabhupāda: Prácticamente todo el mundo. [Risas.] Es imposible contar. Todo el mundo.

Śrīla Prabhupāda: Praktisch iedereen. (Gelach) Je hoeft ze niet te tellen. Iedereen.

Periodista: Eso significaría miles de personas, ¿no es así?

Verslaggever: Dat betekent dus duizenden mensen, nietwaar?

Śrīla Prabhupāda: Millones. Millones han sido engañados, debido a que quieren ser engañados. Dios es omnisciente. Él puede entender los deseos de cada uno. Él se encuentra en su corazón, y si usted quiere ser engañado, Dios le envía un engañador.

Śrīla Prabhupāda: Miljoenen. Miljoenen zijn er bedrogen, omdat ze bedrogen wilden worden. God is alwetend. Hij ziet wat iemand verlangt. Hij woont in je hart en als je bedrogen wilt worden, stuurt God je een bedrieger.

Periodista: ¿Es posible para todo el mundo alcanzar la etapa perfecta de la que usted habló anteriormente?

Verslaggever: Kan iedereen de volmaaktheid bereiken waar u het net over had?

Śrīla Prabhupāda: En un segundo. Cualquiera puede alcanzar la perfección en un segundo, siempre y cuando lo quiera. El problema es que nadie quiere. En la Bhagavad-gītā (18.66)Kṛṣṇa dice: sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja: «Sencillamente entrégate a Mí». Pero, ¿quién se va a entregar a Dios? Todo el mundo dice: «¡Oh!, ¿por qué habría de entregarme a Dios? Voy a ser independiente». Si usted se entrega, es cuestión de un segundo. Eso es todo. Pero nadie está dispuesto a hacerlo, y ése es el problema.

Śrīla Prabhupāda: Binnen één seconde. Iedereen kan in een oogopslag de volmaaktheid bereiken — als hij dat wil. Het probleem is dat niemand het wil. In de Bhagavad-gītā (18.66) zegt Kṛṣṇa: sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja — ‘Geef je alleen over aan Mij.’ Maar wie geeft zich aan God over? Iedereen zegt: ‘Waarom zou ik me aan God overgeven? Ik wil onafhankelijk zijn.’ Maar geef je je echt over, dan is dat een kwestie van één seconde. Meer niet. Maar niemand wil dat en daar ligt het probleem.

Periodista: Cuando usted dice que una gran cantidad de personas quiere ser engañada, ¿quiere usted decir que una gran cantidad de personas quiere continuar con sus placeres mundanos y al mismo tiempo, mediante el canto de un mantra o sosteniendo una flor, alcanzar la vida espiritual? ¿Es eso lo que usted quiere decir con «querer ser engañado»?

Verslaggever: Als u zegt dat de meeste mensen bedrogen willen worden, bedoelt u dan dat ze met hun wereldse genoegens willen doorgaan en tegelijkertijd door een mantra te chanten of een bloem vast te houden tot spiritueel leven willen komen? Is dat wat u bedoelt met bedrogen willen worden?

Śrīla Prabhupāda: Sí, es como cuando un paciente piensa: «Voy a continuar con mi enfermedad, y al mismo tiempo voy a curarme». Es contradictorio. El primer requisito es educarse en la vida espiritual. La vida espiritual no es algo que se pueda entender con una conversación de unos pocos minutos. Hay muchos libros de filosofía y teología, pero la gente no está interesada en ellos. Ése es el problema. Por ejemplo, el Śrīmad-Bhāgavatam es una obra muy extensa, y si usted trata de leer ese libro, puede que tarde muchos días en sólo entender una de sus líneas. El Bhāgavatam describe a Dios, la Verdad Absoluta, pero la gente no está interesada en ello. Y si, por casualidad, alguien siente un poquito de interés en la vida espiritual, quiere algo inmediato y fácil. Por consiguiente, es engañado. En realidad, la vida humana tiene como propósito la austeridad y la penitencia. Así es la civilización védica. En los tiempos védicos se entrenaba a los muchachos como brahmacārīs; no se permitía ninguna vida sexual en absoluto hasta la edad de veinticinco años. ¿Dónde está ahora esa educación? Un brahmacārī es un estudiante que lleva una vida de completo celibato en el gurukula [la escuela del maestro espiritual] y obedece las órdenes de su guru. Ahora las escuelas y universidades están enseñando vida sexual desde el mismo comienzo, y muchachos y muchachas de doce o trece años están teniendo relaciones sexuales. ¿Cómo pueden ellos tener una vida espiritual? Vida espiritual significa aceptar voluntariamente algunas austeridades para lograr la comprensión de Dios. Por eso insistimos a nuestros discípulos iniciados que desechen la vida sexual ilícita, el comer carne, los juegos de azar, y el embriagarse o drogarse. Sin esas restricciones, ninguna «meditación yoga» o supuesta disciplina espiritual puede ser genuina. Es simplemente una transacción comercial entre engañadores y engañados.

Śrīla Prabhupāda: Precies. Het is zoiets als een patiënt die denkt: ‘Ik zal ziek blijven en tegelijkertijd gezond worden.’ Dat is tegenstrijdig. Een eerste vereiste is een opleiding in het spiritueel leven. Spiritueel leven is niet iets dat je zomaar in een gesprek van een paar minuten kunt begrijpen. Er bestaan zo veel filosofische en theologische werken, maar de mensen zijn er niet in geïnteresseerd. Dat is het probleem. Zo is het Śrīmad-Bhāgavatam een heel uitgebreid werk en het kan dagen duren voor je er ook maar een zin van begrijpt. Het Bhāgavatam beschrijft God, de Absolute Waarheid, maar de mensen zijn er niet in geïnteresseerd. En als iemand toevallig toch een beetje interesse in het spiritueel leven krijgt, wil hij iets goedkoops dat meteen effect heeft. Daarom wordt hij bedrogen. Het mensenleven is bedoeld voor ascese en boetedoening. Dat is de Vedische beschaving. In de Vedische tijd werden jongens opgevoed als brahmacārī’s: het was hun tot hun vijfentwintigste levensjaar niet toegestaan seks te bedrijven. Waar vind je tegenwoordig zo’n opvoeding? Een brahmacārī is een leerling die volstrekt celibatair leeft en in degurukula (school van de spiritueel leraar) de aanwijzingen van de guru opvolgt. Nu wordt er op school en aan de universiteit vanaf het begin seksuele opvoeding gegeven en hebben jongens en meisjes van twaalf en dertien seks met elkaar. Hoe kunnen ze zo ooit een spiritueel leven leiden? Spiritueel leven betekent dat men vrijwillig enige ascese ondergaat om tot godsrealisatie te komen. Dat is de reden waarom we erop staan dat onze ingewijde leerlingen zich niet met vrije seks inlaten, geen vlees eten, niet gokken en geen opwekkende- en bedwelmende middelen gebruiken. Zonder deze beperkingen kan geen enkele vorm van ‘yogameditatie’ of zogenaamde spirituele discipline echt zijn. Het is dan niets anders dan een handelsovereenkomst tussen bedriegers en bedrogenen.

Periodista: Muchas gracias.

Verslaggever: Dank u zeer.

Śrīla Prabhupāda: Hare Kṛṣṇa.

Śrīla Prabhupāda: Hare Kṛṣṇa.

«Con toda la humildad que poseo»

De absolute noodzaak van een spiritueel leraar

En febrero de 1936, en Bombaay, India, los miembros de una reputada sociedad religiosa, la Gauḍīya Maṭha, se asombraron ante las poderosas y elocuentes palabras de un joven miembro que habló en honor a su maestro espiritual, Śrīla Bhaktisiddhāntaa Sarasvatī Gosvāmī. Tres décadas después, el joven orador habría de volverse el mundialmente famoso fundador y maestro espiriutal del movimiento para la conciencia de Kṛṣṇa. La presentación que hiciera Śrīla Prabhupāda constituye una exposición memorable acerca de la importancia del guru en la vida espiritual.

In februari 1936, in Mumbai (Bombay), India, stonden de leden van een befaamde religieuze gemeenschap, de Gauḍīya Maṭha, versteld van de krachtige en welsprekende woorden van een jong lid, die sprak ter ere van zijn spiritu­eel leraar, Śrīla Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī. Dertig jaar later zou de jonge spreker de wereldberoemde stichter en spiritueel leraar worden van de Internationale Gemeenschap voor Krishna-bewustzijn. Śrīla Prabhu­­pāda’s pre­sentatie is een gedenkwaardige uiteenzetting van het belang van de geestelijk leraar, de discipel en hun relatie.

sākṣād-dharitvena samasta-śāstrair
uktas tathā bhāvyata eva sadbhiḥ
kintu prabhor yaḥ priya eva tasya
vande guroḥ śrī-caraṇāravindam
sākṣād-dharitvena samasta-śāstrair
uktas tathā bhāvyata eva sadbhiḥ
kintu prabhor yaḥ priya eva tasya
vande guroḥ śrī-caraṇāravindam

«En las Escrituras reveladas se declara que el maestro espiriutal debe ser adorado igual que la Suprema Personalidad de Dios, y este mandato es obedecido por los devotos puros del Señor. El maestro espiritual es el sirviente más íntimo del Señor. Por lo tanto, ofrezcamos nuestras respetuosas reverencias a los pies de loto de nuestro maestro espiritual».

‘In de geopenbaarde heilige teksten wordt verklaard dat de spiritueel leraar als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods geëerd moet worden, en zuivere toegewijden van de Heer volgen deze aanwijzing op. De spiritueel leraar is de meest vertrouwelijke dienaar van de Heer. Daarom buigen we ons eerbiedig neer aan de lotusvoeten van onze spiritueel leraar.’

Caballeros, en nombre de los miembros del Gauḍīya Maṭha de Bombaay, permítanme darles la bienvenida a todos ustedes por haber venido tan bondadosamente esta noche a acompañarnos, en las ofrendas de homenaje que, en congregación, estamos ofreciendo a los pues de loto del maestro del mundo. Ācāryadeva, quien es el fundador de esta Misión Gauḍīya, y presidente-ācārya del Śrī Śrī Viśva-vaiṣṇava Rāja-sabhā -me refiero a mi eterno y divino maestro, Paramahaṁsa Parivrājakacārya Śrī Śrīmad Bhaktisiddhānta Gosvāmī Mahārāja.

Heren, laat me u, namens de leden van de Gauḍīya Maṭha Mumbai, welkom heten, omdat u zo goed bent uw bijdrage te leveren aan ons gezamenlijk eerbetoon aan de lotusvoeten van de wereldleraar, Ācārya­deva, de stichter van de Gauḍīya Missie en voorzitter-ācārya van de Śrī Śrī Viśva-vaiṣṇava Rāja-sabhā, mijn eeuwige goddelijke leraar, Paramahaṁsa Parivrājakācārya Śrī Śrīmad Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī Mahārāja.

Hace sesenta y dos años, en este día auspicioso, el Ācāryadeva hizo su aparición en Śrī-kṣetra Jagannātha-dhāma, Purī, por el llamado de Ṭhākura Bhaktivinoda.

Op uitnodiging van Ṭhākura Bhaktivinoda verscheen Ācāryadeva tweeënzestig jaar geleden op deze gezegende dag te Śrī-kṣetra Jagan­nātha-dhāma in Purī.

Caballeros, el ofrecimiento de un homenaje tal como el que se ha organizado esta noche para el Ācāryadeva, no es un asunto sectario, ya que cuando hablamos del principio fundamental del gurudeva, o ācāryadeva, hablamos de algo que tiene aplicación universal. No surge ninguna posibilidad de discriminar entre mi guru y el suyo, o el de cualquier otra persona. Sólo hay un guru, que aparece en una infinidad de formas para enseñarle a usted, a mí, y a todos los demás.

Heren, zulke eer brengen aan de ācāryadeva is niet sektarisch, want spreken we over fundamentele begrippen alsgurudeva of ācāryadeva, dan hebben we het over iets universeels. Het komt niet in me op mijn guru van de uwe of van wie dan ook te onderscheiden. Er bestaat slechts één guru, die in een oneindige verscheidenheid aan gedaanten verschijnt, om u, mij en alle andere mensen te onderrichten.

El guru o ācāryadeva, según nos dicen las Escrituras genuinas, entrega el mensaje del mundo absoluto, la morada trascendental de la Personalidad Absoluta, en el que toda sirve indiferenciadamente a la Verda Absoluta. Hemos oído muchísimas veces: mahājano yena gataḥ sa panthāḥ («Recorre el sendero por el que tu ācārya ha pasado»), pero apenas hemos tratado de entender el verdadero significado de este śloka. Si estudiamos a fondo esta proposición, entendemos que el mahājana es uno, y el camino real hacia el mundo trascendental es también uno. En el Muṇḍaka Upaniṣad [1.2.12], se dice:

De guru of ācāryadeva brengt, zoals we uit de bonafide heilige teksten vernemen, de boodschap over de absolute wereld, de transcendentale woning van de Absolute Persoonlijkheid, waar alles zonder onderscheid de Absolute Waarheid dienstbaar is. We hebben dikwijls horen zeggen: mahājano yena gataḥ sa panthāḥ (‘Volg het spoor van de voorgaande ācārya’), maar we hebben nauwelijks getracht te begrijpen wat de werkelijke strekking van deze ślokais. Als we dit voorstel nauwkeurig bestuderen, dan zien we dat de mahājana één is en dat de koninklijke weg naar de spirituele wereld ook één is. In de Muṇḍaka Upaniṣad (1.2.12) staat:

tad-vijñānārthaṁ sa gurum evābhigacchet
samit-pāṇiḥ śrotriyaṁ brahma-niṣṭham
tad-vijñānārthaṁ sa gurum evābhigacchet
samit-pāṇiḥ śrotriyaṁ brahma-niṣṭham

«Para aprender la ciencia trascendental, uno dede acercarse al maestro espiritual genuino, perteneciente a la sucesión discipular, que se encuentra inmerso en la Verdad Absoluta».

‘Om de transcendentale wetenschap te leren, moet je je tot een bonafide spiritueel leraar wenden die zich in de opeenvolging van discipelen bevindt en die gevestigd is in de Absolute Waarheid.’

Así pues, aquí se ha ordenado que para recibir ese conocimiento trascendental, uno debe acercarse al guru. Por consiguiente, si la Verdad Absoluta es una, acerca de lo cual pensamos que no hay diferencia de opinión, el guru no puede ser múltiple. El Ācāryadeva para quien nos hemos reunido esta noche a ofrecer nuestro humilde homenaje, no es el guru de una institución sectaria, ni uno de los muchos y diferentes exponentes de la verdad. Por el contrario, él es el Jagad-guru, o el guru de todos nosotros; la única diferencia es, que algunos lo obedecen de todo corazón, mientras que otros no lo obedecen directamente.

Zodoende wordt hier bevolen dat we, als we transcendentale kennis willen ontvangen, de guru moeten benaderen. Als de Absolute Waarheid één is — en daarover hoeft volgens ons geen verschil van mening te zijn — kan de guru niet twee zijn. De ācāryadeva voor wie we vanavond samengekomen zijn, is niet de guru van een sektarische instelling of een van de vele verschillende verkondigers van de waarheid. Nee, hij is de jagad-guru, de guru van ons allemaal; het enige verschil is dat sommigen hem van ganser harte gehoorzamen, terwijl anderen dat niet doen.

En el Śrīmad-Bhāgavatam [11.17.27], se dice:

In het Śrīmad-Bhāgavatam (11.17.27) staat:

ācāryaṁ māṁ vijānīyān
nāvanmanyeta karhicit
na martya-buddhyāsūyeta
sarva-deva-mayo guruḥ
ācāryaṁ māṁ vijānīyān
nāvanmanyeta karhicit
na martya-buddhyāsūyeta
sarva-deva-mayo guruḥ

«Uno debe entender que el maestro espiritual es prácticamente como Yo», dijo el Señor Bendito. «Nadie debe envidiar al maestro espiritual ni considerarlo un hombre ordinario, pues el maestro espiritual es la suma de todos los semidioses». Es decir, al ācārya se le ha identificado con Dios Mismo. Él no tiene nada que ver con los asuntos de este mundo terrenal. Él no desciende aquí a entrometerse en los asuntos relacionados con las necesidades temporales, sino a liberar a las caídas almas condicionadas - las almas , o entidades, que han venido aquí, al mundo material, con el motivo de disfrutar mediante la mente y los cinco órganos de percepción sensual. Él aparece ante nosotros para revelar la luz de los Vedas, y para otorgarnos las bendiciones de la libertad plena y absoluta, que hemos de anhelar en cada paso de nuestra jornada por la vida.

‘Weet dat de spiritueel leraar zo goed is als Ik’, zei de Heer. ‘Niemand moet afgunstig zijn op de spiritueel leraar of hem als een gewoon mens beschouwen, want hij is zo goed als alle halfgoden samen.’ Dat wil zeggen: de ācārya is zo goed als God Zelf. Hij heeft niets te maken met wereldse zaken. Hij verschijnt hier niet om zich met tijdelijke zaken te bemoeien, maar om de gevallen, geconditioneerde zielen te bevrijden — de zielen die naar de materiële wereld zijn gekomen om er te genieten met behulp van de geest en de vijf zintuigen. Hij verschijnt voor ons om het licht van de Veda’s te openbaren en ons de zegeningen van volledige vrijheid te schenken, waarnaar we bij iedere stap op onze levensreis zouden moeten hunkeren.

El conocimiento trascendental de los Vedas lo profirió Dios en primer lugar a Brahmā, el creador de este universo en particular. De Brahma, el conocimiento descendió a Nārada, de Nārada a Vyāsadeva, de Vyāsadeva a Madhva, y, en ese proceso de sucesión discipular, el conocimiento trascendental se transmitió de un discípulo a otro, hasta llegar al Señor Gaurāṅga, Śrī Kṛṣṇa Caitanya, quien hizo el papel de discípulo y sucesor de Śrī ĪśvaraPurī. El actual Ācāryadeva es el décimo tercer representante discipular de Śrī Rūpa Gosvāmī, el representante original del Señor Caitanya que predicó esta tradición trascendental en toda su plenitud. El conocimiento que recibimos de nuestro Gurudeva no es diferente de aquel que impartieran Dios Mismo y la sucesión de los ācāryas de la línea de la preceptores que desciende de Brahmā. Adoramos este día auspicioso con el nombre de Śrī Vyasa-pūjāa-tithi, debido a que el ācārya es el representante viviente de Vyāsadeva, el divino recopilador de los Vedas, los Purāṇas, la Bhagavad-gītā, el Mahābhārata y el Śrīmad-Bhāgavatam.

God openbaarde de transcendentale kennis van de Veda’s eerst aan Brahmā, de schepper van dit universum. Brahmā gaf de kennis door aan Nārada, Nārada aan Vyāsadeva, Vyāsadeva aan Madhva, en langs deze opeenvolging van discipelen werd de transcendentale kennis van discipel tot discipel overgedragen tot ze Heer Gaurāṅga bereikte, Śrī Kṛṣṇa Caitanya, die de rol aannam van leerling en opvolger van Śrī Īśvara Purī. De huidige ācāryadeva is de tiende vertegenwoordiger sinds Śrī Rūpa Gosvāmī, de oorspronkelijke vertegenwoordiger van Heer Caitanya, die deze transcendentale boodschap uitdroeg in al haar facetten. De kennis die we van onze gurudevaontvangen, is dezelfde kennis die door God Zelf en door de lijn van ācārya’s (leermeesters), beginnend met Brahmā,doorgegeven werd. We verheerlijken deze heilzame dag als Śrī Vyāsa-pūjā-tithi, omdat de ācārya de levende vertegenwoordiger is van Vyāsadeva, de samensteller van de Veda’s, de purāṇa’s, de Bhagavad-gītā, het Mahābhārata en het Śrīmad-Bhāgavatam.

Aquel que interpreta el sonido divino, o śabda-brahma, mediante su imperfecta percepción sensual, no puede ser un verdadero guru espiritual, pues en ausencia del entrenamiento disciplinario adecuado bajo la guía del ācārya genuino, el intérprete diferirá de Vyāsadeva con toda seguridad (tal como ocurre con los māyāvādīs). Śrīla Vyāsadeva es la autoridad principal y original de la revelación védica, y, por lo tanto, un intérprete así de impertinente no puede ser aceptado como el guru, o ācārya, por muy dotado que esté de todos los dones del conocimiento material. Como se dice en el Padma Purāṇa:

Wie het goddelijke geluid of śabda-brahma met behulp van zijn onvolmaakte zintuiglijk vermogen interpreteert, kan geen ware guru zijn, omdat iemand die niet door een betrouwbare ācārya is opgeleid, ongetwijfeld van Vyāsadeva zal afwijken (zoals de māyāvādī’s doen). Śrīla Vyāsadeva is de belangrijkste autoriteit op het gebied van de Vedische kennis en daarom kan iemand die zijn visie negeert niet als guru of ācārya worden aanvaard, ook al is hij nog zo deskundig in materiële kennis. In de Padma Purāṇa staat:

sampradāya-vihīnā ye
mantrās te niṣphalā matāḥ
sampradāya-vihīnā ye
mantrās te niṣphalā matāḥ

«A menos que uno sea iniciado por un maestro espiritual genuino de la sucesión discipular, el mantra que se pudiera haber recibido, carece de todo efecto».

‘Tenzij je door een betrouwbare spiritueel leraar bent ingewijd in de opeenvolging van discipelen, heeft de mantra die je hebt ontvangen geen enkel effect.’

Por otra parte, aquel que ha recibido el conocimiento trascendental en virtud de haber oído al preceptor genuino de la cadena discipular, y que tiene sincero respeto por el verdadero ācārya, necesariamente habrá de ser iluminado con el conocimiento revelado de los Vedas. Pero ese conocimiento se encuentra permanentemente cerrado al enfoque cognoscitivo de los filósofos empíricos. Como se dice en el Śvetvatara Upaniṣad [6.23]:

Wie daarentegen de transcendentale kennis ontvangen heeft door naar de bevoegde leraar in de opeenvolging van discipelen te luisteren en de ware ācārya’s oprecht eerbiedigt, raakt ongetwijfeld verlicht door de geopenbaarde kennis van de Veda’s. Maar deze kennis is niet toegankelijk voor de experimentele benadering van de empirische onderzoekers. De Śvetāśvatara Upaniṣad (6.23) stelt:

yasya deve parā bhaktir
yathā deve tathā gurau
tasyaite kathitā hy arthāḥ
prakāśante mahātmanaḥ
yasya deve parā bhaktir
yathā deve tathā gurau
tasyaite kathitā hy arthāḥ
prakāśante mahātmanaḥ

«Sólo a aquellas grandes almas que simultáneamente tiene fe implícita en el Señor como en el maestro espiritual, les son revelados todos los significados del conocimiento védico»

‘Alleen aan die grote zielen die onvoorwaardelijk vertrouwen hebben in zowel de Heer als in de spiritueel leraar, worden alle facetten van de Vedische kennis vanzelf geopenbaard.’

Caballetos, nuestro conocimiento es tan escaso, nuestros sentidos tan imperfectos, y nuestras fuentes tan limitadas, que no nos es posible tener ni siquiera el más ligero conocimiento acerca de la región absolut, sin entregarnos a los pies de loto de Śrī Vyāsadeva, o de su representante genuino. En todo momento, estamos siendo engañados por el conocimiento adquirido con nuestra percepción directa. En toda creación o fabricación de la mente, la cual es siempre engañadora, cambiante y vacilante. No podemos conocer nada acerca de la región trascendental, mediante nuestro limitado y pervertido método de observación y experimentación. Pero todos nosotros podemos prestar nuestros ansiosos oídos para recibir a través de ellos el sonido trascendental, transmitido desde aquella región a ésta a través del medio no adulterado de Śrī Gurudeva o Śrī Vyāsadeva. Por lo tanto, caballeros, debemos entregarnos hoy a los pies del representante de Śrī Vyāsaeva, para que se eliminen tods las diferencias que entre nosotros, engendradas por nuestra actitud poco sumisa. Se dice por consiguiente, en el Śrī Gītā [4.34]:

Heren, onze kennis is zo gering, onze zintuigen zijn zo onvolmaakt en onze vermogens zijn zo beperkt, dat we onmogelijk ook maar enige kennis over het absolute gebied kunnen krijgen als we ons niet aan de lotusvoeten van Śrī Vyāsadeva of zijn bonafide vertegenwoordiger overgeven. Elk moment van de dag worden we misleid door onze rechtstreekse waarneming. Het is allemaal een schepping of verzinsel van de geest, die onophoudelijk bedriegt, verandert en flakkert. We kunnen niets over het transcendentale domein te weten komen met behulp van de beperkte, gebrekkige methode van waarneming en experiment. Wat we wel kunnen doen is aandachtig luisteren naar het transcendentale geluid uit dat gebied, dat ons door de feilloze bemiddeling van Śrī Gurudeva of Śrī Vyāsadeva bereikt. Daarom, mijne heren, moeten we ons vandaag overgeven aan de lotusvoeten van de vertegenwoordiger van Śrī Vyāsadeva, om al onze meningsverschillen, die voortkomen uit een gebrek aan nederigheid, uit de weg te ruimen. In de Śrī Gītā (4.34) staat in verband hiermee:

tad viddhi praṇipātena
paripraśnena sevayā
upadekṣyanti te jñānaṁ
jñāninas tattva-darśinaḥ
tad viddhi praṇipātena
paripraśnena sevayā
upadekṣyanti te jñānaṁ
jñāninas tattva-darśinaḥ

«Tan sólo acércate al maestro espiritual sabio y genuino. Primero entrégate a él y trata de entenderlo mediante preguntas y servicio. Un maestro espiritual así de sabio habrá de iluminarte con conocimiento trascendental, pues él ya ha conocido la Verdad Absoluta».

‘Probeer de waarheid te begrijpen door een spiritueel leraar te benaderen. Stel hem in alle nederigheid vragen en wees hem dienstbaar. De zelfgerealiseerde zielen kunnen kennis aan je overdragen, omdat ze de waarheid hebben gezien.’

Para recibir el conocimiento trascendental, debemos entregarnos por completo al veradero ācārya con un espíritu de ardientes preguntas y servicio. La verdadera ejecución de servicio. La verdadera ejecución de servicio para el Absoluto bajo la guía del ācārya, es el único vehículo mediante el cual podemos asimilar el conocimiento trascendental. La reunión de hoy para ofrecer nuestros humildes servicios y homenaje a los pies del Ācāryadeva, nos permitirá ser favorecidos con la capacidad de asimilar el conocimiento trascendental. tan bondadosamente transmitido por él a todas las personas, sin distinción.

Om de transcendentale kennis te ontvangen moeten we ons volkomen aan de ware ācārya overgeven, met een houding van brandende nieuwsgierigheid en dienstbaarheid. Het dienen van de Absolute, onder leiding van de ācārya, is de enige manier waarop we ons transcendentale kennis kunnen eigenmaken. Deze samenkomst, waarbij we vandaag onze nederige diensten en hulde brengen aan de voeten van Ācāryadeva, zal ons in staat stellen ons de spirituele kennis eigen te maken die hij in zijn goedheid, zonder onderscheid te maken, aan iedereen heeft overgebracht.

Caballeros, estamos todos más o menos orgullosos de nuestra pasada civilización material, ahora mil veces superior que en aquellos días pasados. Se dice que estamos atravesando la era de la oscuridad, el Kali-yuga. ¿Qué esa oscuridad? La oscuridad no puede estar causada por retraso en conocimiento material, debido a que ahora tenemos más de él que anteriormente. Si no tenemos nosotros, en todo caso nuestros vecinos lo tienen en abundancia. Por lo tanto, hemos de concluir que la oscuridad de la era actual no se debe a una falta de avance material, ahora mil veces superior que en aquellos días pasados. Se dice que estamos atravesando la era de la oscuridad, el Kali-yuga. ¿Qué es esa oscuridad? La oscuridad no puede estar causada por retraso en conocimiento material, debido a que ahora tenemos más de él que anteriormente. Si no lo tenemos nosotros, en todo casi nuestros vecinos lo tienen en abundancia. Por lo tanto, hemos de concluir que la oscuridad de la era actual no se debe a una falta de avance material, sino a que hemos perdido la clave de nuestro avance espiritual, que es la necesidad primordial necesidad primordial de la vida humana, y el signo característico del más elevado tipo de civilización humana. El lanzamiento de bombas desde los aviones no constituye un avance de la civilización que supere a la primitiva e incivilizada práctica de dejar caer grandes piedras sobre las cabezas de los enemigos desde las cimas de las colinas. El progreso en el arte de matar a nuestros vecinos con el uso de ametralladoras y gases venenosos, verdaderamente no constituye un adelanto que aventaje al barbarismo primitivo, el cual se enorgullecía de su arte de matar con arcos y flechas. Ni tampoco el desarrollo de unsentido de egoísmo mimado demuestra algo muy diferente de todos esos estados, y, por lo tanto, en el Kaṭha Upaniṣad [1.3.14] hay un enfáico llamado, que dice:

Gentlemen, we are all more or less proud of our past Indian civilization, but we actually do not know the real nature of that civilization. We cannot be proud of our past material civilization, which is now a thousand times greater than in days gone by. It is said that we are passing through the age of darkness, the Kali-yuga. What is this darkness? The darkness cannot be due to backwardness in material knowledge, because we now have more of it than formerly. If not we ourselves, our neighbors, at any rate, have plenty of it. Therefore, we must conclude that the darkness of the present age is not due to a lack of material advancement, but that we have lost the clue to our spiritual advancement, which is the prime necessity of human life and the criterion of the highest type of human civilization. Throwing of bombs from airplanes is no advancement of civilization from the primitive, uncivilized practice of dropping big stones on the heads of enemies from the tops of hills. Improvement of the art of killing our neighbors by means of machine guns and poisonous gases is certainly no advancement from primitive barbarism, which prided itself on its art of killing by bows and arrows. Nor does the development of a sense of pampered selfishness prove anything more than intellectual animalism. True human civilization is very different from all these states, and therefore in the Kaṭha Upaniṣad [1.3.14] there is the emphatic call:

uttiṣṭhata jāgrata
prāpya varān nibodhata
kṣurasya dhārā niśitā duratyayā
durgaṁ pathas tat kavayo vadanti
uttiṣṭhata jāgrata
prāpya varān nibodhata
kṣurasya dhārā niśitā duratyayā
durgaṁ pathas tat kavayo vadanti

«Por favor, despierta y trata de entender el don que ahora tienes en esta forma humana de vida. El sendero de la iluminación espiritual es muy difícil; es filoso como el borde de una navaja. Ésa es la opinión de los sabios, eruditos y trascendentalistas».

‘Word alsjeblieft wakker en probeer te begrijpen wat een zegen deze menselijke levensvorm eigenlijk is. Het pad van spirituele bewustwording is heel moeilijk te begaan; het is zo scherp als een scheermes. Dat is de mening van geleerde transcendentalisten.’

Así pues, mientras otros se encontraban todavía en el vientre de la historia, los sabios de India habían desarrollado un tipo diferente de civilización, que les permitía conocerse a sí mismos. Ellos habían descubierto que no somos en absoluto entidades materiales, sino que todos somos sirvientes del Absoluto, indestructibles, permanentes y espirituales. Pero debido a que, en contra de nuestro buen juicio, hemos escogido el identificarnos por completo con esta existencia material actual, nuestros sufrimientos se han multiplicado de acuerdo con la ley inexorable del nacimiento y la muerte, con sus consecuentes enfermedades y ansiedades. Estos sufrimientos no pueden ser realmente mitigados con nada que la felicidad material provea, debido a que la materia y el espíritu son elementos completamente diferentes. Es igual que si uno sacara del agua a un animal acuático y lo pusiera en la tierra, suministrándole toda clase de felicidad allí disponible. Los mortales sufrimientos del animal no pueden ser aliviados en absoluto hasta que sea sacado del medio ambiente ajeno. El espíritu y la materia son cosas completamente opuestas. Todos nosotros somos entidades espirituales. No podemos tener felicidad perfecta, que es nuestro patrimonio, por mucho qye nos entrometamos en los asuntos de las cosas mundanas. La felicidad perfecta puede ser nuestra, sólo cuando seamos reinstituidos en nuestro estado natural de existencia espiritual. Ése es el mensaje característico de nuestra antigua civilización hindú, ese es el mensaje del Gītā, ése es el mensaje de los Vedas y los Purāṇas, y ése es el mensaje de todos los verdaderos ācāryas de la línea del Señor Caitanya, entre ellos, nuestro actual Ācāryadeva.

Terwijl anderen zich nog in de schoot van de historische vergetelheid bevonden, hadden de wijzen van India al een ander soort beschaving ontwikkeld, die hen in staat stelde zichzelf te leren kennen. Ze hadden ontdekt dat we beslist geen materiële wezens zijn, maar dat we allemaal spirituele, eeuwige en onvernietigbare dienaren van de Absolute zijn. Maar omdat we tegen beter weten in verkozen hebben om ons volledig met het huidige materiële bestaan te vereenzelvigen, is ons leed door de meedogenloze wet van geboorte en dood, met alle ziekten en zorgen van dien, vermenigvuldigd. Dit leed kan op geen enkele manier langs materiële weg werkelijk verzacht worden, omdat het materiële en het spirituele twee totaal verschillende grootheden zijn. Het is net als wanneer we een vis op het droge zouden leggen en hem alles zouden aanbieden wat er maar aan geluk op het land bestaat. De enige manier om dit dier uit zijn ondraaglijke lijden te verlossen is dat we het naar zijn natuurlijke omgeving terugbrengen. Het spirituele en het materiële zijn volkomen elkaars tegengestelden. We zijn allemaal spirituele wezens. Ook al houden we ons nog zo druk bezig met allerlei wereldse zaken, het zal ons nooit het volmaakte geluk brengen dat in feite ons geboorterecht is. Alleen als we terugkeren naar onze natuurlijke toestand van spiritueel bestaan, bereiken we volmaakt geluk. Dat is de kenmerkende boodschap van onze klassieke Indiase beschaving en ook van de Gītā, de Veda’s, de purāṇa’s en alle ware ācārya’s, met inbegrip van onze huidige Ācāryadeva, in de opeenvolging van Heer Caitanya.

Caballerosm si bien ha sido en forma imperfecta que hemos podido por la gracia de nuestro Ācāryadeva, Oṁ Viṣṇupāda Paramahaṁsa Parivrākācārya Śrī Śrīmad Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī Mahārāja, entender sus sublimes mensajes, hemos de admitir que nos hemos dado cuenta definitivamente de que el divino mensaje que proviene de sus sabios labios es el apropiado para la sufrida humanidad. Todos nosotros debemos oírlo pacientemente. Si escuchamos el sonido trascendental sin oposición innecesaria, con toda seguridad él será misericordioso con nosotros. El mensaje del Ācārya tiene por objeto llevarnos de vuelta al hogar original, de vuelta a Dios. Permítaseme repetir, por lo tanto, que debemoa oírlo a él pacientemente, seguirlo en la medida de nuestra convicción, y postrarnos a sus pies de loto, para librarnos de nuestra actual e infundada mala voluntad hacia el servicio del Absoluto y de todas las almas.

Heren, hoewel we de verheven boodschap van onze Ācāryadeva, Oṁ Viṣṇupāda Paramahaṁsa Parivrājakācārya Śrī Śrīmad Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī Mahārāja, nog niet volledig begrepen hebben, moeten we toch toegeven dat we ons zeker gerealiseerd hebben dat de goddelijke boodschap van zijn heilige lippen precies dat is wat de lijdende mensheid nodig heeft. Daarom moeten we geduldig naar hem luisteren. Als we naar het transcendentale geluid luisteren, zonder onnodige tegenstand, zal hij ons zeker genadig zijn. De boodschap van de ācārya is bedoeld om ons terug te brengen naar ons oorspronkelijke thuis, terug naar God. Laat me daarom nogmaals herhalen dat we hem geduldig moeten aanhoren, hem overeenkomstig onze overtuiging moeten volgen en ons diep voor zijn lotusvoeten moeten neerbuigen, omdat hij ons bevrijd heeft van onze huidige ongegronde onwil om de Absolute en alle zielen te dienen.

Del Gītā aprendemos que, incluso después de la destrucción del cuerpo,. el ātmā, o el alma, no es destruida; siempre es la misma, siempre nueva y fresca. El fuego no pude quemarla, el agua no puede disolverla, el aire no puede secarla, y la espada no puede matarla. Es perpetua y eterna, y eso también se confirma en elŚrīmad-Bhāgavatam [10.84.13]:

Uit de Gītā leren we dat de ātmā of ziel zelfs na de vernietiging van het lichaam blijft bestaan: de ziel is altijd dezelfde, altijd nieuw en altijd fris. Vuur kan haar niet verbranden, water kan haar niet oplossen, de lucht kan haar niet verdrogen en het zwaard kan haar niet doden. Ze is eeuwig en onsterfelijk. Dit wordt bevestigd in het Śrīmad-Bhāgavatam (10.84.13):

yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke
sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ
yat-tīrtha-buddhiḥ salile na karhicij
janeṣv abhijñeṣu sa eva go-kharaḥ
yasyātma-buddhiḥ kuṇape tri-dhātuke
sva-dhīḥ kalatrādiṣu bhauma ijya-dhīḥ
yat-tīrtha-buddhiḥ salile na karhicij
janeṣv abhijñeṣu sa eva go-kharaḥ

«Todo aquel que cree ser este saco corporal constituido por tres elementos [bilis, moco y aire], que se siente atraído por tener una relación íntima con su esposa e hijos, que considera su tierra digna de adoración, que se baña en las aguas de los sagrados lugares de peregrinaje pero que nunca saca provechode aquellas personas que verdaderamente poseen conocimiento - no es más que un asno o una vaca».

‘Wie deze lichamelijke zak, die uit drie elementen bestaat (gal, slijm en lucht), voor het zelf aanziet, die graag een intieme band met zijn vrouw en kinderen onderhoudt, die denkt dat zijn geboorteland vereerbaar is, die zich baadt in het water van heilige pelgrimsoorden, maar nooit te rade gaat bij mensen die werkelijke kennis bezitten, is niet beter dan een ezel of een koe.’

Desafortunadamente, en estos días todos nos hemos vuelto tontos por hacer caso omuso de nuestra verdadera comodidad, e identificar la jaula material con nosotross mismos. Hemos concentrado toddas nuestras energías en el mantenimiento sin sentido de la jaula material sólo por el bien de ella, haciendo caso omiso por completo del alma que se encuentra cuativada dentro. La jaula es la ruina del pájaro; el pájaro no está destinado a velar por el bien de la jaula. En consecuencia, examinemos esto profundamente. Todas nuestras actividades están ahora dirigidas hacia el mantenimiento de la jaula y lo más que hacemos es tratar de darle algo de comer a la mente mediante el arte y la literatura. Pero no sabemos que esta mente es también material en una forma más sutil. Eso se declara en el Gītā [7.4]:

Helaas zijn we tegenwoordig allemaal dwaas geworden door te negeren wat ons werkelijk troost zou kunnen bieden en door onszelf te identificeren met de kooi van ons lichaam. We steken al onze energie in het zinloos oppoetsen van deze kooi en verwaarlozen de ziel die erin gevangen zit volkomen. Het is de bedoeling dat we de vogel van de ziel uit de kooi van het lichaam bevrijden; de vogel zit er niet voor het welzijn van de kooi. Dit is iets waar we diep over moeten nadenken. Al onze inspanningen zijn er nu op gericht de kooi in stand te houden, en op zijn best slagen we erin de geest wat te voeden met kunst en literatuur. Maar we weten niet dat deze geest ook materieel is, al is het dan in subtielere vorm. Dat wordt in de Gītā (7.4) verklaard:

bhūmir āpo ’nalo vāyuḥ
khaṁ mano buddhir eva ca
ahaṅkāra itīyaṁ me
bhinnā prakṛtir aṣṭadhā
bhūmir āpo ’nalo vāyuḥ
khaṁ mano buddhir eva ca
ahaṅkāra itīyaṁ me
bhinnā prakṛtir aṣṭadhā

«Tierra, fuego, agua, aire, cielo, mente, inteligencia y ego, todos estos constituyen Mis energías separadas».

‘Aarde, water, vuur, lucht, ether, geest, intelligentie en vals ego — samen vormen deze acht Mijn afgescheiden materiële energieën.’

Escasamente hemos tratado de darle algo de comer al alma, que es distinta del cuerpo y la mente. Por lo tanto, todos nos estamos suicidando en el propio sentido del término. El mensaje del Ācāryadeva tiene por objeto darnos una advertencia para que detengamos dichas actividades erróneas. En consecuencia, postrémonos a sus pies de loto, por la misericordia y bondad pura que nos ha otorgado.

We hebben nauwelijks de moeite genomen om de ziel, die zowel van het lichaam als van de geest verschilt, ook wat voedsel te geven. We plegen daarom allemaal zelfmoord in de ware zin van het woord. De ācāryadeva waarschuwt ons dat we zo’n onjuiste manier van handelen moeten stoppen. Laten we ons daarom neerbuigen aan zijn lotusvoeten en hem danken voor zijn zuivere genade en goedheid.

Caballeros, ni por un momento crean que mi Gurudeva quiere frenar po completo la civilización moderna - una hazaña imposible. Más aprendamos de él el arte de sacar el mayor provecho de un mal negocio, y entendamos la importancia de esta vida humana, que es adecuada para alcanzar el desarrollo más elevado de la conciencia verdadera. El mejor uso que se le puede dar a esta rara vida humana, no debe ser pasado por alto. Como se dice en el Śrīmad-Bhāgavatam [11.9.29]:

Heren, denk alstublieft geen moment dat mijn gurudeva de moderne beschaving een halt zou willen toeroepen; dat zou een onmogelijke zaak zijn. Maar laten we van hem leren hoe we er het beste van kunnen maken. Laten we inzien hoe belangrijk dit menselijk leven is, dat zich namelijk leent voor het ontwikkelen van de hoogste vorm van werkelijk bewustzijn. We mogen de kansen die deze zeldzame menselijke levensvorm ons biedt niet aan ons voorbij laten gaan. Het Śrīmad-Bhāga­vatam (11.9.29) zegt:

labdhvā su-durlabham idaṁ bahu-sambhavānte
mānuṣyam artha-dam anityam apīha dhīraḥ
tūrṇaṁ yateta na pated anu-mṛtyu yāvan
niḥśreyasāya viṣayaḥ khalu sarvataḥ syāt
labdhvā su-durlabham idaṁ bahu-sambhavānte
mānuṣyam artha-dam anityam apīha dhīraḥ
tūrṇaṁ yateta na pated anu-mṛtyu yāvan
niḥśreyasāya viṣayaḥ khalu sarvataḥ syāt

«Esta forma humana de vida se adquiere después de muchos y muchos nacimientos, y a pesar de que no es permanente, puede ofrecer los benefcicios más elevados. Así que, un hombre serio e inteligente debe tratar de inmediato de cumplir su misión y alcanzar el beneficio más elevado de la vida, antes de que ocurra otra muerte. Él debe evitar la complacencia de los sentidos, que está disponible en todas las circunstancias».

‘De zeldzame, menselijke levensvorm wordt verkregen na vele malen geboren en gestorven te zijn, en hij kan ons, hoewel hij tijdelijk is, het hoogste goed schenken. Daarom moet een verstandig mens onmiddellijk proberen het hoogste goed te bereiken en niet opnieuw terechtkomen in herhaalde geboorte en dood. Zinsbevrediging is immers zelfs in de meest verfoeilijke levensvormen voorhanden, terwijl alleen een mens Kṛṣṇa-bewust kan worden.’

No malgastemos esta vida humana en la vana búsqueda de disfrute material, o, en otras palabras, para sólo comer, dormir, temer, y ejecutar actividades sensuales. El mensaje del Ācāryadeva queda expresado con las palabras de Śrī Rūpa Gosvāmī [Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.2.255, 26]:

Laten we deze levensvorm niet misbruiken door vergeefse pogingen naar materieel genot, dat wil zeggen, door ons leven enkel in dienst te stellen van eten, slapen, verdedigen en seks. De boodschap van Ācāryadeva ligt vervat in de woorden van Śrīla Rūpa Gosvāmī (Bhakti-rasāmṛta-sindhu 1.2.255-256):

anāsaktasya viṣayān
yathārham upayuñjataḥ
nirbandhaḥ kṛṣṇa-sambandhe
yuktaṁ vairāgyam ucyate
anāsaktasya viṣayān
yathārham upayuñjataḥ
nirbandhaḥ kṛṣṇa-sambandhe
yuktaṁ vairāgyam ucyate
prāpañcikatayā buddhyā
hari-sambandhi-vastunaḥ
mumukṣubhiḥ parityāgo
vairāgyaṁ phalgu kathyate
prāpañcikatayā buddhyā
hari-sambandhi-vastunaḥ
mumukṣubhiḥ parityāgo
vairāgyaṁ phalgu kathyate

«Se dice que uno se encuentra situado en la orden de vida de completa renuncia, si vive de acuerdo con el proceso de conciencia de Kṛṣṇa. Debe estar exento de apego por la complacencia de los sentidos, y debe aceptar sólo lo necesario para el mantenimiento del cuerpo. Por otra parte, aquel que renuncia a cosas que podrían utilizarse en el servicio de Kṛṣṇa, bajo el pretexto de que dichas cosas son materiales, no practica completa renunciación».

‘Wie in overeenstemming met het Kṛṣṇa-bewustzijn leeft, bevindt zich beslist in de onthechte levensorde. Hij moet onthecht zijn van zinsbevrediging en alleen dat tot zich nemen wat hij nodig heeft voor het instandhouden van zijn lichaam. Maar de onthechting van iemand die dingen afwijst die in dienst van Kṛṣṇa gebruikt kunnen worden, onder het voorwendsel dat ze materieel zijn, is onvolledig.’

El significado de estos ślokas, sólo puede ser comprendido en virtud del pleno desarrollo de la porción racional de nuestra vida, y no de la porción animal. Sentándonos a los pies de Ācāryadeva, tratemos de entender mediante esa fuente trascendental de conocimiento, qué somos, qué es este universo, qué es Dios, y cuál es nuestra relación con Él. El mensake del Señor Caitanya es el mensaje para las entidades vivientes, y es el mensaje del mundo viviente. El Señor Caitanya no se preocupó por la elevación de este mundo muerto, apropiadamente llamado Martyaloka, el mundo donde todo está destinado a morir. Él apareció ante nosotros hace cuatroscientos cincuenta años para hablarnos un poco acerca del universo trascendental, donde todo es permanente, y donde todo está destinado a servir al Absoluto. Pero recientemente, el Señor Caitanya hha sido mal representado por unas personas inescrupulosas, y la filosofía más elevada acerca del Señor ha sido interpretada erróneamente, como el culto del tipo más bajo de sociedad. Nos complace anunciar esta noche, que nuestro Ācāryadeva, con su acostumbrada bondad, nos salvó de esa horrible clase de degradación, y, por lo tanto, nos postramos a sus pies de loto con toda humildad.

De betekenis van deze śloka’s kan alleen gerealiseerd worden als we, in plaats van de dierlijke, juist de verstandelijke kant van het leven volledig ontwikkelen. Laten we, zittend aan de lotusvoeten van Ācāryadeva, proberen te vernemen wie we zijn, wat dit universum is, wat God is en wat onze relatie met Hem is. De boodschap van Heer Caitanya is de boodschap van de levende wereld voor de levende wezens. Heer Caitanya deed geen moeite om deze dode wereld te verheffen, de wereld met de toepasselijke naam Martyaloka, de wereld waar alles gedoemd is te sterven. 450 jaar geleden daalde Hij temidden van ons neer om ons te vertellen over het transcendentale universum, waar alles blijvend is en waar alles bestemd is voor dienst aan de Absolute. Maar in het recente verleden hebben gewetenloze personen een vertekend beeld gegeven van Heer Caitanya en is de hoogste filosofie van de Heer ten onrechte uitgelegd als de cultus van het laagste slag mensen. Het verheugt ons u vanavond te kunnen meedelen dat onze Ācāryadeva ons in zijn gebruikelijke goedheid heeft gered van zo’n afschuwelijke degradatie; daarom buigen we ons in alle nederigheid neer voor zijn lotusvoeten.

Caballeros, hha constituido una manía de la sociedad culta (o inculta) de hoy en día, atribuirle a la Personalidad de Dios, únicamente carácterísticas impersonales, y aniquilarlo al declarar que carece de sentidos, de forma, de actividad, de cabeza, de piernas y de disfrute. Ese también ha constituido el placer de los eruditos modernos, debido a su total carencia de guía apropiada y de verdadera instrospección en el ámbito espiritual. Todos esos empíricos piensan parecido: todas las cosas que pueden disfrutarse deben ser monopolizadas por la sociedad humana, o por sólo una clase en particular, y el Dios impersonal debe ser un mero abastaecedor de pedidos para sus hazañas caprichosas. Estamos felices de haber sido librados de ese horrible tipo de enfermedad, la la misericordia de Su Divina Gracia Paramahaṁsa Parivrākācārya Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī Mahārāja. Él es quien ha abierto nuestro ojos, y él es nuestro padre eterno, nuestro preceptor eterno, y nuestro guía eterno. Postrémonos pues a sus pies de loto en este día auspicioso.

Heren, de huidige beschaafde (of onbeschaafde) samenleving is zo krankzinnig dat ze de Persoonlijkheid Gods enkel onpersoonlijke kenmerken toekent en Hem nietig en krachteloos maakt door te beweren dat Hij geen zintuigen, geen gedaante, geen activiteiten, geen hoofd, geen benen en geen plezier heeft. Ook moderne geleerden hebben er door hun volkomen gebrek aan goede leiding en werkelijk inzicht in spirituele zaken plezier in God zo af te schilderen. Al deze empirici denken hetzelfde: al het genietbare moet door de menselijke samenleving (en dan alleen maar door een specifieke klasse) gemonopoliseerd worden; de persoonlijke God heeft niets anders te doen dan ze op hun grillige wenken te bedienen. Wij hebben het geluk dat we door de goedheid van Śrī Śrīmad Paramahaṁsa Parivrājakācārya Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī Mahārāja van deze afschuwelijke kwaal verlost zijn. Hij heeft onze ogen geopend, hij is onze eeuwige vader, onze eeuwige leraar en onze eeuwige gids. Laten we ons daarom op deze heilzame dag neerbuigen aan zijn lotusvoeten.

Caballeros, si bien somos como niños ignorantes en lo referente al conocimiento de la Trascendencia, aún así Su Divina Gracia, mi Gurudeva ha encendido un pequeño fuego dentro de nosotros para disipar la invencible oscuridad del conocimiento empírico. Nos encontramos ahora tan a salvo, que ninguna cantidad de argumentos filosófico presentados por las escuelas empíricas del pensamiento, puede desviarnos ni siquiera un centímetro de la posición de nuestra eterna dependencia de los pie de loto de Su Divina Gracia. Además, estamos dispuestos a desafiar a los estudiosos más eruditos de la escuela māyāvāda, y demostrarles que sólo la Personalidad de Dios y Sus pensamientos trascendentales en Goloka constituyen la información sublime de los Vedas. Hay indicaciones explícitas de esto en el Chāndogya Upaniṣad [8.13.1]:

Heren, hoewel we met betrekking tot de kennis van het Transcendentale nog maar onwetende kinderen zijn, heeft Śrīla Bhaktisiddhānta, mijn gurudeva, niettemin een klein vuur in ons aangewakkerd waarmee we het onoverwinnelijke duister van de empirische kennis kunnen verdrijven. We zijn nu al zodanig in veiligheid, dat we geen duimbreed zullen wijken van onze eeuwige afhankelijkheid van de lotusvoeten van onze gurudeva, ook al komen de empirische denkers met nog zo veel argumenten aan. Bovendien zijn we bereid de geleerdste vertegenwoordigers van de māyādvāda-filosofie tot een discussie uit te dagen en te bewijzen dat de sublieme kennis van de Veda’s uiteindelijk alleen betrekking heeft op de Persoonlijkheid Gods en Zijn transcendentale activiteiten van vermaak in Goloka. Hiervoor vindt men duidelijke aanwijzingen in de Chāndogya Upaniṣad (8.13.1):

śyāmāc chavalaṁ prapadye
śavalāc chyāmaṁ prapadye
śyāmāc chavalaṁ prapadye
śavalāc chyāmaṁ prapadye

«Para recibir la misericordia de Kṛṣṇa, me entrego a Su energía (Rādhā), y para recibir la misericordia de Su energía, me entrego a Kṛṣṇa». También en El Ṛg Veda [1.2.22.20], se dice:

‘Om de genade van Kṛṣṇa te ontvangen geef ik me over aan Zijn energie (Rādhā). En om de genade van Zijn energie te ontvangen geef ik me over aan Kṛṣṇa.’

In de Ṛg-veda (1.22.20) staat ook:

tad viṣṇoḥ paramaṁ padaṁ
sadā paśyanti sūrayaḥ
divīva cakṣur ātatam
viṣṇor yat paramaṁ padam
tad viṣṇoḥ paramaṁ padaṁ
sadā paśyanti sūrayaḥ
divīva cakṣur ātatam
viṣṇor yat paramaṁ padam

«Los pies de loto del Señor Viṣṇu son el objeto supremo de todos los semidioses. Esos pies de loto son tan ilumonadores como el Sol del cielo».

‘De lotusvoeten van Heer Viṣṇu zijn het hoogste doel voor alle halfgoden. Deze lotusvoeten van de Heer stralen als de zon.’

La pura verdad tan vívidamente explicada en el Gītā, que es la lección principal de los Vedas, no la entienden, y ni siquiera la sospechan, los más poderosos eruditos de las escuelas empíricas. Aquí yace el secreto de Śrī Vyāsa-pūjā. Cuando meditamos en los pasatiempos trascendentales del Dios Absoluto, nos enorgullecemos de sentir que somos Sus servidores eternos, y nos llenamos de júbilo y bailamos con alegría. Toda gloria a mi divino maestro, pues él es quien, movido por su incesante flujo de misericordia, ha provocado en nosotros semejante movimiento de existencia eterna. Postrémosnos a sus pies de loto.

De naakte waarheid, die op zo’n levendige manier is verklaard in de Gītā (de centrale les van de Veda’s), wordt niet begrepen of zelfs maar vermoed door de meest geleerde vertegenwoordigers van het empirisch denken. Hierin ligt het geheim van Śrī Vyāsa-pūjā. Wanneer we mediteren op de transcendentale activiteiten van vermaak van de Absolute God, zijn we er trots op Zijn eeuwige dienaren te zijn en voelen we vreugde in ons opkomen en dansen we van blijdschap. Alle eer aan mijn goddelijke leraar, want hij is het die in ons het besef van het eeuwige leven heeft gewekt. Laten we ons daarom neerbuigen aan zijn lotusvoeten.

Caballetos, de no haber aparecido él ante nosotros para liberarnos de la esclavitud de este craso engaño mundano, con toda seguridad hubiéramos permanecido durante muchas vidas y eras en la oscuridad del cautiverios impotente. De no haber aparecido él ante nosotros, no habríamos podido entender la verdader eterna de la enseñanza sublime del Señor Caitanya. De no haber aparecido él ante nosotros, no hubiéramos podido coonocer la importancia y significado del primer śloka de La Brahma-saṁhita:

Heren, als hij niet was verschenen om ons te verlossen van onze slavernij aan deze grofstoffelijke, wereldse illusie, dan zouden we beslist nog vele levens en lange tijd in het duister van hulpeloze gebondenheid hebben doorgebracht. Als hij niet was verschenen, zouden we niets van de eeuwige waarheid van de verheven leer van Heer Caitanya hebben kunnen begrijpen. Als hij niet was verschenen, dan hadden we onmogelijk de betekenis van de eerste ślokavan de Brahma-saṁhitā (5.1) kunnen doorgronden:

īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ
sac-cid-ānanda-vigrahaḥ
anādir ādir govindaḥ
sarva-kāraṇa-kāraṇam
īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ
sac-cid-ānanda-vigrahaḥ
anādir ādir govindaḥ
sarva-kāraṇa-kāraṇam

«Kṛṣṇa, quien es conocido como Govinda, es el Dios Supremo. Él tiene un cuerpo espiritual eterno y lleno de bienaventuranza. Él es el origen de todos. Él no tiene ningún otro orígen aparte de Sú, y Él es la causa primordial de todas las causas».

‘Kṛṣṇa, die Govinda wordt genoemd, is de Allerhoogste God. Hij heeft een eeuwig, gelukzalig, spiritueel lichaam. Hij is de oorsprong van alles. Hij heeft geen oorsprong en is de oorzaak van alle oorzaken.’

En lo personal, no tengo esperanza alguna de ejecutar ningún servicio directo por los millones de nacimientos venideros de mi jornada por la vida, pero tengo confianza en que un día u otro habré de ser liberado de este pantano de ilusión en el cual me encuentro actualmente tan profundamente sumergido. Por lo tanto, permítaseme con toda mi sinceridad orar a los pies de loto de mi divino maestro, pidiéndole que me deje sufrir lo que tengo destinado debido a mis pasadas malas acciones, pero que me permita tener el poder de recordar lo siguiente: que no soy nada más que un diminuto sirviente del Absoluto y Todopoderoso Dios, lo cual he entendido a través de la inquebrantable misericordia de mi divino maestro. Permítaseme, pues, postrarme a sus pies de loto, con toda la humildad que poseo.

Persoonlijk durf ik er niet op te hopen dat ik de eerstvolgende honderdduizend geboorten van mijn levensreis rechtstreeks God zal mogen dienen, maar ik ben vol vertrouwen dat ik op een dag bevrijd zal worden uit dit moeras van illusie, waarin ik nu zo diep ben weggezonken. Laat ik daarom in alle ernst tot de lotusvoeten van mijn spiritueel leraar bidden dat hij me toestaat voor mijn vroegere wandaden te boeten, maar me de kracht zal geven om tot het volgende inzicht te komen: dat ik niets anders ben dan een nietige dienaar van de Almachtige Absolute Heer, een inzicht dat ik door de onwankelbare genade van mijn goddelijke leraar zal krijgen. Laat ik me daarom met alle nederigheid waarover ik beschik neerbuigen voor zijn lotusvoeten.