Skip to main content

Hoofdstuk 7: De noodzaak van een spiritueel leraar

Puṣṭa Kṛṣṇa: Mag ik u nog een vraag stellen, Śrīla Prabhu-pāda? ‘Is een spiritueel leraar essentieel voor iemand die zich op het spirituele pad wil begeven en het uiteindelijke doel wil bereiken? En hoe kan iemand zijn guru herkennen?’

Śrīla Prabhupāda: Ja, een guru is noodzakelijk. Toen Kṛṣṇa en Arjuna in de Bhagavad-gītā als vrienden praatten, kwamen ze niet tot een conclusie. Daarom besloot Arjuna om Kṛṣṇa als zijn guru te aanvaarden. Zoek dat vers eens op in de Bhagavad-gītā: kārpaṇya-doṣopahata svabhāvaḥ?

Hari Śauri:

kārpaṇya-doṣopahata svabhāvaḥ
pṛcchāmi tvaṁ dharma-sammūḍha-cetāḥ
yac chreyaḥ syān niścitaṁ brūhi tan me
śiṣyas te ’haṁ śādhi māṁ tvāṁ prapannam

(Arjuna zei:) ‘Ik weet nu niet meer wat mijn plicht is en ben door een vrekkige zwakheid mijn evenwicht kwijt. In deze toestand vraag ik Je me met zekerheid te vertellen wat het beste voor me is. Ik ben nu Je leerling en geef me volkomen aan Je over. Alsjeblieft, onderricht me.’ (Bg. 2.7)

Śrīla Prabhupāda: Ja, een guru is dus noodzakelijk. Net als Arjuna is iedereen verward over wat hem te doen staat. Niemand kan zelf beslissingen nemen. Zelfs een dokter verzint niet zijn eigen behandeling als hij ziek is. Hij haalt er een andere dokter bij, omdat zijn eigen hersenen niet goed functioneren. Hoe kan hij zichzelf in zo’n situatie medicijnen voorschrijven?

Op dezelfde manier hebben we een guru nodig als we verward zijn en geen oplossing kunnen vinden. Daarom is het van het grootste belang dat iedereen zich aan een guruovergeeft, omdat we in ons huidige bestaan allemaal verward zijn. Arjuna vertegenwoordigt de verwarde positie van de materialistische persoon. Onder deze omstandigheden is een guru dus noodzakelijk om ons in de juiste richting te sturen.

Arjuna koos Kṛṣṇa als guru. Hij ging niet naar iemand anders, omdat hij dacht: ‘Op geen enkele andere manier kan ik rust vinden. Jij bent de enige.’ De betekenis hiervan is dat wij, net als Arjuna, Kṛṣṇa moeten aanvaarden als de guru die ons instructies geeft hoe we een eind kunnen maken aan onze verwarring. Kṛṣṇa is dus niet uitsluitend de guru van Arjuna, maar de guru van iedereen.

Als we het onderricht van Kṛṣṇa aanvaarden en volgen, is ons leven een succes. Onze missie is om dit op anderen over te brengen. Deze Gemeenschap voor Kṛṣṇa-bewustzijn onderwijst het volgende: ‘Aanvaard Kṛṣṇa als je guru. Laat je niet op andere gedachten brengen.’ We zeggen niet: ‘Ik ben Kṛṣṇa, volg mijn instructies.’ Dat is iets wat we nooit zullen zeggen. We vragen de mensen alleen: ‘Volg alstublieft het onderricht van Kṛṣṇa.’ Kṛṣṇa zegt: sarva-dharmān parityajya mām ekaṁ śaraṇaṁ vraja (Bg. 18.66). En wij zeggen hetzelfde: ‘Laat alle andere ideeën van zogenaamd dharma varen en geef je over aan Kṛṣṇa.’ Dat is hetzelfde. Wij zeggen niet van onszelf dat we de autoriteit zijn. Nee. We zeggen: ‘Kṛṣṇa is de autoriteit en je moet je overgeven aan Zijn instructies en je moet proberen om Hem te begrijpen.’ Dat is de Gemeenschap voor Kṛṣṇa-be-wust-zijn.

Nu zou je kunnen zeggen: ‘Kṛṣṇa is niet langer aanwezig, hoe kan ik me dan aan Hem overgeven?’ Is Kṛṣṇa niet langer aanwezig? Waarom niet? De instructies van Kṛṣṇa staan hier in de Bhagavad-gītā. Hoe kun je zeggen dat Kṛṣṇa niet aanwezig is? Kṛṣṇa is absoluut en daarom niet-verschillend van Zijn woorden. De woorden van Kṛṣṇa en Kṛṣṇa Zelf zijn identiek. Dat is de betekenis van de Absolute Waarheid.

In de relatieve wereld is er een verschil tussen het woord ‘water’ en de substantie water. Als ik dorst heb en enkel ‘water, water, water,’ zeg, zal mijn dorst niet gelest worden. Ik heb écht water nodig. Dat is het wezen van de relatieve wereld en van relatief bewustzijn. Maar in de spirituele wereld of in spiritueel bewustzijn zijn de naam en het object dat de naam draagt hetzelfde. We chanten bijvoorbeeld Hare Kṛṣṇa. Als Kṛṣṇa verschillend zou zijn van het chanten van Hare Kṛṣṇa, waarom zijn we dan tevreden met dag en nacht chanten? Dat is het bewijs. Als je een gewone naam reciteert zoals ‘Meneer Jansen, meneer Jansen, meneer Jansen’, dan hou je er na drie keer mee op. Maar al chant je deze Hare Kṛṣṇa mahā-mantra vierentwintig uur per dag, je zult er nooit moe van worden. Dat is de spirituele aard van de Absolute Waarheid. Dit is praktisch. Iedereen kan het ervaren.

Kṛṣṇa is dus aanwezig in Zijn woorden en in de vorm van Zijn vertegenwoordiger. Daarom adviseren we iedereen om het onderricht van Kṛṣṇa in de Bhagavad-gītā te aanvaarden en zich over te geven aan Zijn bonafide vertegenwoordiger. Je moet eenguru aanvaarden, dus waarom zou je naar een namaak-guru gaan die je zal misleiden? Waarom zou je geen onderricht aanvaarden van een ware guru? Nu twijfel je eraan of een guru noodzakelijk is. Ja, een guru is noodzakelijk, maar je moet een echte gurubenaderen. Dat is wat de Bhagavad-gītā onderwijst. Zoek dit vers eens op:

tad viddhi praṇipātena
paripraśnena sevayā
upadekṣyanti tad-jñānaṁ
jñāninas tattva-darśinaḥ

Puṣṭa Kṛṣṇa: ‘Probeer de waarheid te begrijpen door een spiritueel leraar te benaderen. Stel hem op een nederige manier vragen en wees hem dienstbaar. De zelfgerealiseerde zielen kunnen kennis aan je overdragen, omdat ze de waarheid hebben gezien.’ (Bg. 4.34)

Śrīla Prabhupāda: Dat is de ware guru: iemand die de waar-heid heeft gezien, net zoals Arjuna Kṛṣṇa zag. Arjuna hoorde het onderricht van Kṛṣṇa en zei: ‘Jij bent de Absolute Waarheid.’ Als je dus de instructies van Arjuna aanvaardt, zul je de Absolute Waarheid kunnen begrijpen. En wat is de instructie van Arjuna? Dat staat in het tiende hoofdstuk.

Puṣṭa Kṛṣṇa:

arjuna uvāca
paraṁ brahma paraṁ dhāma
pavitraṁ paramaṁ bhavān
puruṣaṁ śāśvataṁ divyam
ādi-devam ajaṁ vibhum

‘Arjuna sprak: Jij bent de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de allerhoogste verblijfplaats, de zuiverste, de Absolute Waarheid. Jij bent de eeuwige, transcendentale en oorspronkelijke persoon, de ongeborene, de grootste.’ (Bg. 10.12)

Śrīla Prabhupāda: En het Vedānta-sūtra (1.1.1) zegt: athāto brahma-jijñāsā — ‘Nu, in de menselijke levensvorm, is het tijd om navraag te doen naar het Allerhoogste Brahman.’ Hier in de Bhagavad-gītā realiseert Arjuna zich: ‘Oh Kṛṣṇa, Jij bent het Allerhoogste Brahman.’ Daarom zou je Arjuna tot je guru moeten maken en zou je ook Kṛṣṇa tot je guru moeten maken. Arjuna is de vertegenwoordiger van Kṛṣṇa, de vriend van Kṛṣṇa. De guru is essentieel. Maar waarom zou je naar een namaak-gurugaan? Je zult misleid worden. Als je ziek bent moet je door een dokter behandeld worden. Maar daarvoor wil je natuurlijk wel een echte dokter hebben, niet een bedrieger die geen kennis heeft van de medische wetenschap en zich alleen maar voordoet als een gediplomeerd arts. Je zult dan bedrogen worden. Een guru is noodzakelijk, dat is een feit. Maar ga naar een echte guru. Wie is die echte guru? De echte guru is Kṛṣṇa of iemand die Kṛṣṇa gezien heeft, zoals Arjuna.