Skip to main content

STIH 15

TEXT 15

Tekst

Tekst

na māṁ duṣkṛtino mūḍhāḥ
prapadyante narādhamāḥ
māyayāpahṛta-jñānā
āsuraṁ bhāvam āśritāḥ
na māṁ duṣkṛtino mūḍhāḥ
prapadyante narādhamāḥ
māyayāpahṛta-jñānā
āsuraṁ bhāvam āśritāḥ

Synonyms

Synoniemen

na – ne; mām – Meni; duṣkṛtinaḥ – nitkovi; mūḍhāḥ – budalasti; prapadyante – predaju se; nara-adhamāḥ – najniži među ljudima; māyayā – iluzorna energija; apahṛta – ukrala; jñānāḥ – čije je znanje; āsuram – demonsku; bhāvam – prirodu; āśritāḥ – prihvativši.

na — niet; mām — aan Mij; duṣkṛtinaḥ — kwaadaardige personen; mūḍhāḥ — dwazen; prapadyante — geven zich over; nara-adhamāḥ  — laagsten onder de mensen; māyayā — door de illusionerende energie; apahṛta — gestolen; jñānāḥ — wiens kennis; āsuram — demonische; bhāvam — aard; āśritāḥ — aannemend.

Translation

Vertaling

Budalasti nitkovi, najniži među ljudima, oni čije je znanje ukrala iluzija i oni koji su prihvatili ateističku prirodu demona ne predaju se Meni.

Kwaadaardige personen die volkomen dwaas zijn, die de laagsten onder de mensen zijn, die door illusie van hun kennis beroofd zijn en die de atheïstische aard van demonen hebben, geven zich niet aan Mij over.

Purport

Betekenisverklaring

SMISAO: U Bhagavad-gīti rečeno je da se strogi zakoni materijalne prirode mogu nadvladati predavanjem Vrhovnoj Osobi, Kṛṣṇi. Može se postaviti pitanje: „Kako to da se obrazovani filozofi, znanstvenici, poslovni ljudi, vladini službenici i svi vođe običnih ljudi ne predaju Śrī Kṛṣṇi, svemoćnoj Božanskoj Osobi?" Vođe čovječanstva već mnogo godina i života na različite načine prave velike planove, uporno tragajući za muktijem, oslobođenjem od zakona materijalne prirode. Međutim, ako se to oslobođenje može dostići samim predavanjem lotosolikim stopalima Svevišnje Božanske Osobe, zašto onda ti inteligentni vođe, zaokupljeni napornim radom, ne prihvaćaju ovu jednostavnu metodu?

In de Bhagavad-gītā wordt gezegd dat iemand de onverbiddelijke wetten van de materiële natuur te boven kan komen door zich eenvoudig aan de lotusvoeten van de Allerhoogste Persoon Gods, Kṛṣṇa, over te geven. Men zou zich nu kunnen afvragen: ‘Hoe komt het dat geleerde filosofen, wetenschappers, zakenlieden, bestuurders en de leiders van de mensen zich niet overgeven aan de lotusvoeten van Śrī Kṛṣṇa, de almachtige Persoonlijkheid Gods?’ Al vele jaren en generaties lang zijn de leiders van de mensheid op verschillende manieren en met grote plannen en volharding op zoek naar mukti, bevrijding van de wetten van de materiële natuur. Maar als die bevrijding mogelijk is door zich eenvoudig over te geven aan de lotusvoeten van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, waarom gebruiken deze intelligente mensen deze eenvoudige methode dan niet?

Gītā vrlo otvoreno odgovara na to pitanje. Istinski učeni vođe društva, kao što su Brahmā, Śiva, Kapila, Kumāre, Manu, Vyāsa, Devala, Asita, Janaka, Prahlāda, Bali i kasnije Madhvācārya, Rāmānujācārya, Śrī Caitanya i mnogi drugi – koji su vjerni filozofi, političari, učitelji i znanstvenici – predaju se lotosolikim stopalima Vrhovne Osobe, svemoćnog autoriteta. Oni koji nisu pravi filozofi, znanstvenici, učitelji i vladari, ali se predstavljaju kao takvi kako bi stekli materijalnu dobrobit, ne prihvaćaju plan ili put Svevišnjega Gospodina. Oni nemaju pojma o Bogu. Samo smišljaju svjetovne planove i time povećavaju probleme materijalnog postojanja u uzaludnu nastojanju da ih riješe. Materijalna energija (priroda) tako je moćna da može omesti neovlaštene planove ateista i obezvrijediti znanje „planskih komisija".

De Gītā beantwoordt deze vraag zonder terughoudendheid. De werkelijk geleerde leiders van de samenleving, zoals Brahmā, Śiva, Kapila, de Kumāra’s, Manu, Vyāsa, Devala, Asita, Janaka, Prahlāda, Bali en later Madhvācārya, Rāmānujācārya, Śrī Caitanya en vele anderen — allemaal religieuze filosofen, politici, leraren, wetenschappers enz. — geven zich over aan de lotusvoeten van de Allerhoogste Persoon, de almachtige autoriteit. Zij die niet werkelijk filosofen, wetenschappers, leraren, bestuurders enz. zijn, maar zich voor materieel gewin alleen maar zo voordoen, accepteren het plan of het pad van de Allerhoogste Heer niet. Ze hebben geen idee van God. Ze verzinnen gewoon hun eigen wereldse plannen en maken zo de problemen van het materiële bestaan ingewikkelder door hun vergeefse pogingen ze op te lossen. Omdat de materiële energie (de natuur) zo sterk is, kan ze de ongeautoriseerde plannen van de atheïsten weerstaan en tart ze de kennis van ‘planningcomitīs’.

Ateistički kovači planova ovdje su opisani riječju duṣkṛtinaḥ, koja znači „nitkovi". Kṛti se odnosi na onoga tko čini zaslužna djela. Ateist koji pravi planove može također biti vrlo inteligentan i zaslužan, jer je za ostvarenje bilo kojega velikog plana, dobrog ili lošeg, potrebna inteligencija. No ateist nepravilno koristi svoju inteligenciju za ometanje plana Svevišnjega Gospodina i zato se naziva duṣkṛtī, što znači da su njegova inteligencija i napori pogrešno usmjereni.

De atheïstische plannenmakers worden in dit vers aangeduid met duṣkṛtinaḥ, ‘kwaadaardige personen’. Kṛtī betekent iemand die verdienstelijk werk heeft gedaan. De plannenmakende atheïst is soms heel intelligent en ook verdienstelijk, omdat het uitvoeren van ieder reusachtig plan, of het nou goed is of slecht, intelligentie vergt. Maar omdat de atheïst zijn intelligentie verkeerd gebruikt en het plan van de Allerhoogste Heer tegenwerkt, wordt de atheïstische plannenmaker duṣkṛtī genoemd, wat aangeeft dat zijn intelligentie en inspanningen voor iets verkeerds worden aangewend.

Gīti je jasno rečeno da materijalna energija djeluje po nalogu Svevišnjega Gospodina. Nema neovisni autoritet. Ona djeluje poput sjene, koja prati kretnje svoga izvora. Unatoč tome materijalna je energija vrlo moćna i ateist zbog svoje bezbožnosti ne može shvatiti kako ona djeluje niti može shvatiti plan Svevišnjega Gospodina. Pod utjecajem iluzije i guṇa strasti i neznanja svi njegovi planovi bivaju osujećeni, kao u slučaju Hiraṇyakaśipua i Rāvaṇe, čiji su planovi bili smrvljeni u prah iako su obojica posjedovala materijalnu naobrazbu znanstvenika, filozofa, vladara i učitelja. Postoje četiri vrste takvih duṣkṛtina, tj. nitkova.

In de Gītā wordt duidelijk gesteld dat de materiële energie volledig onder de leiding van de Allerhoogste Heer werkt. Zelf heeft ze geen macht. Ze gedraagt zich als een schaduw die in overeenstemming met de bewegingen van het voorwerp beweegt. Toch is de materiële energie erg machtig en een atheïst kan door zijn goddeloze temperament niet begrijpen hoe ze werkt, zoals ook het plan van de Allerhoogste Heer voor hem onbegrijpelijk is. Onder invloed van illusie en de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid worden al zijn plannen verijdeld, zoals in het geval van Hiraṇyakaśipu en Rāvaṇa, van wie de plannen vernietigd werden, hoewel ze materieel gezien allebei geleerde wetenschappers, filosofen, bestuurders en leraren waren. Deze duṣkṛtina’s of kwaadaardige personen worden als volgt in vier categorieën onderverdeeld.

(1) Mūḍhe su vrlo budalasti ljudi, poput tovarnih životinja koje teško rade. Oni žele sami uživati u plodovima svoga rada i zato ih se ne žele odreći i dati ih Svevišnjem. Tipičan primjer tovarne životinje je magarac. Tu životinju gospodar tjera da teško radi. Magarac ne zna za koga tako teško radi dan i noć. Zadovoljan je kad napuni trbuh busenom trave, kratko odspava u strahu od gospodarevih batina i zadovolji svoj seksualni apetit, izlažući se opasnosti da ga magarica izrita. Katkada recitira pjesme i filozofiju, ali to njakanje drugima samo smeta. To je položaj budalastoga koristoljubivog radnika koji ne zna za koga treba raditi. Ne zna da je karma (djelovanje) namijenjena yajñi (žrtvovanju).

(1) De mūḍha’s zijn degenen die buitengewoon dwaas zijn, net als hardwerkende lastdieren. Ze willen zelf van de vruchten van hun arbeid genieten en willen er niets van afstaan aan de Allerhoogste. Het typische voorbeeld van een lastdier is de ezel. Dit nederige dier wordt door zijn baas gebruikt voor zwaar werk. De ezel weet niet eens voor wie hij eigenlijk dag en nacht zo hard werkt. Hij blijft tevreden door zijn maag te vullen met wat gras, door wat te slapen in de angst door zijn meester geranseld te worden en door zijn seksuele lusten te bevredigen met het gevaar herhaaldelijk geschopt te worden door de andere partij. De ezel reciteert soms wat poëzie en filosofie, maar zijn gebalk is alleen maar storend voor anderen. Dat is de situatie van de dwaas, die op de vruchten van zijn werk uit is en niet weet voor wie hij moet werken. Hij weet niet dat karma (activiteit) bedoeld is voor yajña (offer).

Oni koji teško rade dan i noć kako bi se oslobodili tereta dužnosti što su ih sami stvorili najčešće kažu da nemaju vremena za slušanje o besmrtnosti živoga bića. Takvi mūḍhe smatraju da su uništive materijalne dobrobiti sve u životu – unatoč činjenici da uživaju samo u djeliću plodova svoga rada. Ponekad, radi materijalne dobiti, danima ne spavaju i premda imaju čireve i lošu probavu, zadovoljni su s malo hrane. Zaokupljeni su samo teškim danonoćnim radom za dobrobit iluzornih gospodara. Ne znajući tko je njihov pravi gospodar, budalasti radnici trate svoje dragocjeno vrijeme služeći Mamonu. Nažalost, nikada se ne predaju vrhovnom gospodaru svih gospodara, niti odvajaju vrijeme za slušanje o Njemu iz pravih izvora. Svinja koja jede izmet ne mari za slatkiše napravljene od šećera i masla. Slično tome, budalasti će radnik neumorno slušati o valovima osjetilnog uživanja ovoga privremenog svijeta, ali će imati vrlo malo vremena za slušanje o životnoj sili koja pokreće materijalni svijet.

Zij die dag en nacht hard werken om zich te bevrijden van de last van zelfopgelegde plichten zeggen meestal dat ze geen tijd hebben om over de onsterfelijkheid van het levend wezen te horen. Hoewel mūḍha’s maar van een heel klein gedeelte van de vruchten van hun arbeid kunnen genieten, is vergankelijke materiële winst alles voor hen. Ze brengen soms slapeloze dagen en nachten door met het vergaren van meer winst, en als ze maagzweren en spijsverterings-problemen hebben, dan zijn ze zelfs tevreden met nagenoeg geen voedsel; dag en nacht worden ze volkomen in beslag genomen door hun werk voor het plezier van denkbeeldige meesters. Omdat ze niet weten wie hun werkelijke meester is, verspillen dwaze werkers hun waardevolle tijd met het dienen van de mammon. Onfortuinlijk genoeg zullen ze zich nooit aan de allerhoogste meester van alle meesters overgeven en evenmin nemen ze de tijd om uit de juiste bronnen over Hem te horen. De varkens, die drek eten, geven niets om zoetigheid gemaakt van suiker en ghī [geklaarde boter]. Op dezelfde manier zal een dwaze werker onvermoeibaar naar nieuws over de voortdurend veranderende wereld van zinsbevrediging blijven luisteren, maar zal hij maar heel weinig tijd hebben om te horen over de eeuwige levenskracht die de materiële wereld laat bewegen.

(2) Druga su vrsta duṣkṛtīja ili nitkova narādhame, najniži među ljudima. Nara znači ljudsko biće, a adhama znači najniže. Od 8 400 000 različitih vrsta života, 400 000 vrsta su ljudske. Njima pripada veći broj nižih oblika ljudskog života, koji su uglavnom necivilizirani. Civiliziranim ljudskim bićima smatraju se ona koja slijede propisana načela društvenog, političkog i pobožnog života. Ljudi koji imaju razvijen društveni i politički život, ali ne slijede religijska načela, moraju se smatrati narādhamama. Religija bez Boga nije religija, jer je svrha slijeđenja religijskih načela spoznati Vrhovnu Istinu i naš odnos s Njim. U Gīti Svevišnji jasno izjavljuje da je Vrhovna Istina i da nitko nije viši od Njega. Svrha je civiliziranog oblika ljudskog života oživljavanje izgubljene svijesti o vječnom odnosu s Vrhovnom Istinom, Božanskom Osobom Śrī Kṛṣṇom, koji je svemoćan. Onaj tko propusti tu priliku ubraja se u narādhame. Iz razotkrivenih spisa saznajemo da se zametak u maternici (u krajnje neudobnu položaju) moli Bogu za spasenje i obećava da će čim izađe obožavati samo Njega. Po prirodnom nagonu, svako se živo biće u nevolji moli Bogu, jer je vječno povezano s Njim, no nakon rođenja dijete zbog utjecaja māye, iluzorne energije, zaboravlja porođajne muke i svoga izbavitelja.

(2) Een andere categorie van duṣkṛtina’s of kwaadaardige personen is die van de narādhama, de laagste onder de mensen. Nara betekent ‘menselijk wezen’ en adhama betekent ‘de laagste’. Van de 8.400.000 verschillende soorten levende wezens zijn er 400.000 menselijk. Van deze menselijke soorten zijn er talloze lagere vormen van menselijk leven die grotendeels onbeschaafd zijn. De beschaafde menselijke wezens zijn zij die regulerende principes hebben voor het sociale, politieke en religieuze leven. Zij die in sociaal en politiek opzicht ontwikkeld zijn, maar er geen religieuze principes op na houden, moeten worden beschouwd als narādhama’s. Ook is een religie zonder God geen werkelijke religie, want het doel van het volgen van religieuze principes is het begrijpen van de Absolute Waarheid en van de relatie tussen Hem en de mens. De Persoonlijkheid Gods verklaart in de Gītā duidelijk dat er boven Hem geen hogere autoriteit bestaat en dat Hij de Allerhoogste Waarheid is. De beschaafde menselijke levensvorm is bedoeld voor het opwekken van het verloren bewustzijn van de eeuwige relatie van de mens met de Allerhoogste Waarheid, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Śrī Kṛṣṇa, die almachtig is. Eenieder die deze kans mist, wordt tot de narādhama’s gerekend.

In de geopenbaarde teksten kunnen we lezen dat wanneer een baby zich in de baarmoeder bevindt (een buitengewoon onaangename situatie), hij tot God bidt om bevrijding en dat hij belooft om, zodra hij geboren wordt, alleen Hem te vereren. Tot God bidden wanneer men in moeilijkheden is, is een natuurlijk instinct van ieder levend wezen, omdat het eeuwig met God verbonden is. Maar is het kind eenmaal geboren, dan vergeet het de moeilijkheden van zijn geboorte en onder de invloed van māyā, de illusionerende energie, vergeet het ook degene die hem verlost heeft.

Dužnost je djetetovih staratelja da u njemu ožive uspavanu božansku svjesnost. Deset obrednih procesa pročišćenja, propisanih u zbirci religijskih načela zvanoj Manu-smṛti, namijenjeno je oživljavanju svjesnosti Boga u sustavu varṇāśrame. Međutim danas se nigdje u svijetu ne slijedi nijedan proces i zato 99,9 posto stanovništva pripada kategoriji narādhama.

Het is de plicht van opvoeders het sluimerende goddelijk bewustzijn in hun kinderen weer tot leven te wekken. In de Manu-smṛti, het handboek van religieuze principes, worden tien hervormingsceremonieën voorgeschreven, die bedoeld zijn om godsbewustzijn op te wekken binnen het varṇāśrama-stelsel. Maar dit wordt op geen enkele plaats in de wereld strikt gevolgd en daarom is de bevolking voor 99,9 procent narādhama.

Kada svi stanovnici postanu narādhame, svemoćna energija fizičke prirode prirodno obezvređuje svu njihovu tobožnju naobrazbu. Prema standardu Gīte učen je onaj tko vidi jednakim očima učenog brāhmaṇu, psa, kravu, slona i čovjeka koji jede pse. To je vizija pravog bhakte. Śrī Nityānanda Prabhu, inkarnacija Boga u obliku božanskog učitelja, izbavio je tipične narādhame, braću Jagāja i Mādhāja i pokazao kako pravi bhakta iskazuje milost najnižim ljudima. Narādhama koga je osudila Božanska Osoba može samo milošću bhakte ponovno oživiti svoju duhovnu svjesnost.

Wanneer de hele bevolking narādhama wordt, wordt de waarde van al hun zogenaamde onderwijs door de almachtige energie van de materiële natuur tot nul gereduceerd. Volgens de norm van de Gītā is iemand geleerd wanneer hij een geleerde brāhmaṇa, een hond, een koe, een olifant en een hondeneter als gelijk ziet. Dat is de visie van de echte toegewijde. Śrī Nityānanda Prabhu, de incarnatie van God als de goddelijke leraar, verloste de broers Jagāi en Mādhāi, die typische narādhama’s waren, en toonde zo hoe de laagsten onder de mensen de genade van een echte toegewijde krijgen. Een narādhama die door de Persoonlijkheid Gods verdoemd is, kan alleen door de genade van een toegewijde opnieuw zijn spirituele bewustzijn opwekken.

Promičući bhāgavata-dharmu, odnosno djelatnosti bhakta, Śrī Caitanya Mahāprabhu preporučio je ljudima da ponizno slušaju poruku Božanske Osobe. Bit je te poruke Bhagavad-gītā. Najniža ljudska bića mogu se izbaviti samo poniznim procesom slušanja, ali nažalost, ona ne žele čak ni slušati te poruke, a da ne govorimo o predavanju volji Svevišnjega Gospodina. Narādhame, najniži ljudi, potpuno zanemaruju glavnu dužnost ljudskoga bića.

Door het bhāgavata-dharma, de activiteiten van de toegewijden, bekend te maken, heeft Śrī Caitanya Mahāprabhu de mensen aangeraden om nederig naar de boodschap van de Persoonlijkheid Gods te luisteren. De essentie van die boodschap is de Bhagavad-gītā. De laagsten onder de mensen kunnen alleen verlost worden door die methode van nederig luisteren naar deze boodschap, maar jammer genoeg verwerpen ze zelfs deze methode, laat staan dat ze zich aan de wil van de Allerhoogste Heer overgeven. Narādhama’s, de laagsten onder de mensen, verzuimen opzettelijk de voornaamste plicht van het menselijk wezen.

(3) Sljedećoj vrsti duṣkṛtīja pripadaju māyayāpahṛta-jñāne, oni čije je znanje svojim utjecajem poništila iluzorna materijalna energija. Oni su većinom vrlo učeni ljudi – veliki filozofi, pjesnici, književnici, znanstvenici itd. – ali ih iluzorna energija zavodi i zato se ne pokoravaju Svevišnjem Gospodinu.

(3) De volgende categorie van duṣkṛtina’s is die van de māyayāpāhṛta-jñānāḥ, personen van wie de erudiete kennis is tenietgedaan door de invloed van de illusionerende materiële energie. Deze personen zijn meestal heel geleerd — grote filosofen, dichters, letterkundigen, wetenschappers enz. — maar de illusionerende energie misleidt hen en daarom gehoorzamen ze de Allerhoogste Heer niet.

Danas su māyayāpahṛta-jñāne brojni, pa čak i među poznavateljima Bhagavad-gīte. U Gīti je jednostavnim riječima objašnjeno da je Śrī Kṛṣṇa Svevišnja Božanska Osoba. Nitko Mu nije ravan niti je itko veći od Njega. Opisan je kao otac Brahme, prvobitnog oca svih ljudskih bića. Ustvari, rečeno je da je Śrī Kṛṣṇa otac ne samo Brahme, već svih životnih vrsta. On je temelj neosobnog Brahmana i Paramātme; Nad-duša u svakom biću Njegova je potpuna ekspanzija. On je podrijetlo svega i svakome se savjetuje da se preda Njegovim lotosolikim stopalima. Unatoč svim tim jasnim izjavama māyayāpahṛta-jñāne ismijavaju Svevišnjega Gospodina, smatrajući Ga običnim ljudskim bićem. Ne znaju da je blagoslovljeni oblik ljudskoga bića napravljen po uzoru na vječni transcendentalni oblik Svevišnjega Gospodina.

Het aantal māyayāpāhṛta-jñānāḥ is op het ogenblik groot, zelfs onder geleerden van de Bhagavad-gītā. In de Gītā wordt in duidelijke en eenvoudige taal gesteld dat Śrī Kṛṣṇa de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is. Niemand is Zijn gelijke en niemand is groter dan Hij. Hij wordt beschreven als de vader van Brahmā, de oorspronkelijke vader van alle menselijke wezens. Sterker nog, Śrī Kṛṣṇa wordt niet alleen als de vader van Brahmā beschouwd, maar ook als de vader van alle levenssoorten. Hij is de oorsprong van het onpersoonlijk Brahman en van de Paramātmā, de Superziel, die Zijn volkomen expansie is en die aanwezig is in ieder levend wezen. Hij is de bron van alles en iedereen wordt aangeraden om zich over te geven aan Zijn lotusvoeten. Ondanks al deze duidelijke uitspraken bespotten de māyayāpāhṛta-jñānāḥ de Persoonlijkheid Gods en beschouwen ze Hem als niet meer dan een gewoon menselijk wezen. Ze weten niet dat de gezegende menselijke levensvorm ontworpen is naar de eeuwige, transcendentale gedaante van de Allerhoogste Heer.

Sva neovlaštena tumačenja Gīte koja iznose māyayāpahṛta-jñāne izvan sustava paramparā samo su kameni spoticanja na putu duhovnog razumijevanja. Obmanuti se tumači ne predaju lotosolikim stopalima Śrī Kṛṣṇe niti poučavaju druge slijeđenju tog načela.

Alle ongeautoriseerde interpretaties van de Gītā die buiten het paramparā-systeem om door de māyayāpāhṛta-jñānāḥ geleverd worden, zijn stuk voor stuk obstakels voor een juist begrip op het spirituele pad. De verwarde commentatoren geven zich niet over aan de lotusvoeten van Śrī Kṛṣṇa en evenmin leren ze anderen dit principe na te volgen.

(4) Posljednja su vrsta duṣkṛtīja āsuraṁ bhāvam āśrite, sljedbenici demonskih načela. Oni su otvoreni ateisti. Neki od njih tvrde da Svevišnji Gospodin nikada ne može sići u materijalni svijet, ali ne mogu iznijeti nijedan valjan razlog zašto ne bi mogao. Neki Ga podređuju neosobnom vidu, iako Gītā sadrži suprotne izjave. Zavideći Svevišnjoj Božanskoj Osobi, ateist će predstaviti različite lažne inkarnacije izmišljene u tvornici njegova uma. Takve osobe, čije je glavno načelo života vrijeđanje Božanske Osobe, ne mogu se predati lotosolikim stopalima Śrī Kṛṣṇe.

(4) De laatste categorie van duṣkṛtina’s is die van de āsuraṁ bhāvam āśritāḥ of degenen met demonische principes. Deze groep is ronduit atheïstisch. Sommigen van hen beweren dat de Allerhoogste Heer nooit in de materiële wereld kan neerdalen, maar vervolgens zijn ze niet in staat om hiervoor steekhoudende argumenten aan te voeren. Anderen maken Hem ondergeschikt aan het onpersoonlijke aspect, hoewel in de Gītā het tegenovergestelde verklaard wordt. Uit afgunst tegenover de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zal de atheïst een aantal valse incarnaties aandragen, die hij met zijn brein bij elkaar heeft gefabriceerd. Zulke personen voor wie het openlijk neerhalen van de Persoonlijkheid Gods een levensprincipe is, kunnen zich niet overgeven aan de lotusvoeten van Śrī Kṛṣṇa.

Śrī Yāmunācārya Alabandaru iz južne Indije rekao je: „O Gospodine moj! Svi spisi za osobe u vrlini potvrđuju Tvoj identitet, a poznati autoriteti, glasoviti po dubini svoga znanja o transcendentalnom nauku i puni božanskih odlika, priznaju Tvoje postojanje, ali unatoč svemu tome, unatoč Tvojim neobičnim odlikama, pojavama i djelatnostima, sljedbenici ateističkih načela ne mogu Te spoznati."

Śrī Yāmunācārya Albandaru van Zuid-India zei: ‘O mijn Heer! Ondanks Uw buitengewone kwaliteiten, vormen en activiteiten, en ondanks het feit dat alle geopenbaarde teksten in de hoedanigheid goedheid Uw persoonlijkheid bevestigen en U erkend wordt door beroemde gezaghebbende personen die goddelijke eigenschappen hebben en die bekendstaan om hun diepgaande kennis in de transcendentale wetenschap, kunt U niet gekend worden door personen die er atheïstische principes op nahouden.’

Prema tome (1) vrlo budalaste osobe, (2) najniži među ljudima, (3) obmanuti spekulanti i (4) otvoreni ateisti, spomenuti u ovom stihu, nikada se ne predaju lotosolikim stopalima Božanske Osobe, unatoč svim savjetima spisa i autoriteta.

De personen die hierboven beschreven zijn, namelijk (1) de zeer dwaze personen, (2) de laagsten onder de mensen, (3) de misleide filosofen en (4) de personen die ronduit atheïstisch zijn, zullen zich dus nooit aan de lotusvoeten van de Persoonlijkheid Gods overgeven, ondanks al het advies dat de heilige teksten en de gezaghebbende personen ons geven.