Skip to main content

STIH 3

TEXT 3

Tekst

Tekst

yo mām ajam anādiṁ ca
vetti loka-maheśvaram
asammūḍhaḥ sa martyeṣu
sarva-pāpaiḥ pramucyate
yo mām ajam anādiṁ ca
vetti loka-maheśvaram
asammūḍhaḥ sa martyeṣu
sarva-pāpaiḥ pramucyate

Synonyms

Synoniemen

yaḥ – onaj tko; mām – Ja; ajam – nerođen; anādim – bez početka; ca – također; vetti – zna; loka – planeta; mahā-īśvaram – vrhovni gospodar; asammūḍhaḥ – nije obmanut; saḥ – on; martyeṣu – među smrtnicima; sarva-pāpaiḥ – svih grešnih posljedica; pramucyate – biva oslobođen.

yaḥ — iedereen die; mām — Mij; ajam — ongeboren; anādim — zonder begin; ca — en; vetti — kent; loka — van de planeten; mahā-īśvaram — de allerhoogste meester; asammūḍhaḥ — niet misleid; saḥ — hij; martyeṣu — te midden van hen die onderhevig zijn aan de dood; sarva-pāpaiḥ — van alle karmische reacties op zonden; pramucyate — wordt bevrijd.

Translation

Vertaling

Samo onaj tko, neobmanut među ljudima, zna da sam vrhovni gospodar svih svjetova, nerođen i bez početka, biva oslobođen svih grijeha.

Alleen degene die Mij kent als ongeboren, beginloos en de Allerhoogste Heer van alle werelden en die niet misleid is onder de mensen, wordt bevrijd van alle zonden.

Purport

Betekenisverklaring

SMISAO: U sedmom poglavlju (7.3) bilo je rečeno – manuṣyāṇāṁ sahasreṣu kaścid yatati siddhaye: oni koji se pokušavaju uzdignuti na razinu duhovne spoznaje nisu obični ljudi; viši su od milijuna običnih ljudi koji nemaju znanje o duhovnoj spoznaji. Ali od onih koji pokušavaju shvatiti svoj duhovni položaj najuspješnija duhovno spoznata osoba je ona koja može shvatiti da je Kṛṣṇa nerođena Svevišnja Božanska Osoba, vlasnik svega. Samo se na toj razini, kad potpuno shvati Kṛṣṇin vrhovni položaj, može potpuno osloboditi svih grešnih posljedica.

In de derde tekst van het zevende hoofdstuk werd het volgende gezegd: manuṣyāṇāṁ sahasreṣu kaścid yatati siddhaye — zij die zich proberen te verheffen tot het niveau van spirituele bewustwording zijn geen gewone mensen; ze zijn verheven boven miljoenen en miljoenen gewone mensen die geen kennis hebben van spirituele bewustwording. Maar van degenen die werkelijk hun spirituele identiteit proberen te begrijpen, is degene die tot het begrip komt dat Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de eigenaar is van alles en dat Hij ongeboren is, het succesvolst in spirituele bewustwording. Alleen degene die de allerhoogste positie van Kṛṣṇa volledig begrepen heeft, kan volkomen vrij zijn van alle karmische reacties op zonden.

Gospodin je ovdje opisan riječju aja, koja znači „nerođen", ali On se razlikuje od živih bića, koja su u drugom poglavlju također opisana riječju aja. Gospodin se razlikuje od živih bića koja se rađaju i umiru zbog materijalne vezanosti. Uvjetovane duše mijenjaju tijela, ali Njegovo se tijelo ne mijenja. Čak i kad dođe u materijalni svijet, pojavljuje se kao isti nerođeni Gospodin. Zato je u četvrtom poglavlju rečeno da Gospodin, zahvaljujući Svojoj unutarnjoj moći, nije pod utjecajem niže, materijalne energije, već je uvijek utemeljen u višoj energiji.

De Heer wordt hier beschreven met het woord ‘aja’, dat ‘ongeboren’ betekent. Maar de Heer is verschillend van de levende wezens, die in hoofdstuk twee als aja werden beschreven. De Heer verschilt van de levende wezens die door materiële gehechtheid geboren worden en sterven. De geconditioneerde zielen verwisselen van lichaam, maar Zijn lichaam is onveranderlijk. Zelfs als Hij naar de materiële wereld komt, komt Hij als dezelfde ongeborene. Daarom wordt in het vierde hoofdstuk gezegd dat de Heer, door Zijn interne vermogen, niet onderhevig is aan de lagere, mate­riële energie, maar dat Hij Zich altijd in de hogere energie bevindt.

U ovom stihu riječi vetti loka-maheśvaram pokazuju da je Gospodin Kṛṣṇa vrhovni vlasnik planetarnih sustava svemira. On je postojao prije stvaranja i razlikuje se od Svoje kreacije. Svi su polubogovi stvoreni u materijalnom svijetu, ali za Kṛṣṇu je rečeno da nije stvoren. Prema tome, Kṛṣṇa se razlikuje čak i od velikih polubogova kao što su Brahmā i Śiva. Budući da je stvoritelj Brahme, Śive i svih drugih polubogova, Vrhovna je Osoba na svim planetima.

In dit vers geven de woorden ‘vetti loka-maheśvaram’ aan dat men moet beseffen dat Heer Kṛṣṇa de allerhoogste eigenaar is van alle planetenstelsels binnen het universum. Hij bestond vóór de schepping en Hij verschilt van Zijn schepping. Alle halfgoden werden binnen de materiële wereld geschapen, maar Kṛṣṇa is niet geschapen; daarom verschilt Kṛṣṇa zelfs van grote halfgoden als Brahmā en Śiva. En omdat Hij de schepper van Brahmā, Śiva en alle andere halfgoden is, is Hij de Allerhoogste Persoon van alle planeten. Śrī Kṛṣṇa verschilt dus van alles wat geschapen is en iedereen die Hem als zodanig kent, raakt onmiddellijk bevrijd van alle karmische reacties op zonden. Men moet bevrijd zijn van alle zondige acti­viteiten om de Allerhoogste Heer te kennen. Zo verklaart de Bhagavad-gītā dat Hij alleen door devotionele dienst en op geen andere manier kan worden gekend. Men moet Kṛṣṇa niet als een menselijk wezen beschouwen. Eerder werd al gesteld dat alleen dwazen denken dat Kṛṣṇa een menselijk wezen is. Ditzelfde wordt hier op een andere manier uitgedrukt: wie geen dwaas is, maar intelligent genoeg om de wezenlijke positie van God te begrijpen, is altijd bevrijd van alle karmische reacties op zonden.

Śrī Kṛṣṇa se stoga razlikuje od svega što je stvoreno. Onaj tko to shvati odmah se oslobađa svih grešnih posljedica. Da bismo stekli znanje o Svevišnjem Gospodinu, moramo biti oslobođeni svih grešnih djelatnosti. Kao što je rečeno u Bhagavad-gīti, Gospodina možemo shvatiti samo predanim služenjem. Nema drugog načina.

Ne bismo trebali pokušavati shvatiti Kṛṣṇu kao ljudsko biće. Kao što je već bilo rečeno, samo Ga budale smatraju ljudskim bićem. To je ovdje potvrđeno na drugačiji način. Čovjek koji nije budalast, koji svojom inteligencijom shvati prirodni položaj Boga, uvijek je oslobođen svih grešnih posljedica.

Ako je Kṛṣṇa poznat kao sin Devakī, kako onda može biti nerođen? To je objašnjeno u Śrīmad-Bhāgavatamu. Kada se Kṛṣṇa pojavio pred Devakī i Vasudevom, nije se rodio kao obično dijete; pojavio se u Svom izvornom obliku i potom preobrazio u obično dijete.

Als Kṛṣṇa bekendstaat als de zoon van Devakī, hoe kan Hij dan ongeboren zijn? Dat wordt in het Śrīmad-Bhāgavatam uitgelegd: toen Hij voor Devakī en Vasudeva verscheen, werd Hij niet als een gewoon kind geboren; Hij verscheen in Zijn oorspronkelijke vorm en veranderde Zichzelf vervolgens in de gedaante van een gewoon kind.

Svako je djelo, učinjeno po Kṛṣṇinu nalogu, transcendentalno i ne može biti okaljano materijalnim posljedicama, koje mogu biti povoljne ili nepovoljne. Shvaćanje da u materijalnom svijetu postoje povoljne i nepovoljne stvari manje ili više je tlapnja uma, jer u materijalnom svijetu ništa nije povoljno. Sve je nepovoljno, jer je sama materijalna priroda nepovoljna. Mi samo zamišljamo da je povoljna. Prava povoljnost ovisi o djelatnostima koje se vrše s potpunom predanošću, u duhu služenja u svjesnosti Kṛṣṇe. Stoga, ako želimo da naše djelatnosti budu povoljne, trebamo djelovati po uputama Svevišnjega Gospodina. Takve upute možemo naći u vjerodostojnim spisima kao što su Śrīmad-Bhāgavatam Bhagavad-gītā ili ih možemo primiti od vjerodostojna duhovnog učitelja. Duhovni je učitelj predstavnik Svevišnjega Gospodina i stoga su njegove upute neposredno upute Svevišnjega Gospodina. Duhovni učitelj, svete osobe i spisi naučavaju isto. Između tih triju izvora ne postoji proturječje. Sve što učinimo po njihovoj naredbi oslobođeno je posljedica pobožnih i bezbožnih djela materijalnog svijeta. Bhakta uvijek djeluje u transcendentalnom duhu odricanja i to se naziva sannyāsa. Kao što je rečeno u prvom stihu šestoga poglavlja Bhagavad-gīte, onaj tko postupa iz dužnosti, jer mu je to naredio Svevišnji Gospodin, i tko ne traži utočište u plodovima svojih djela (anāśritaḥ karma-phalam) pravi je sannyāsī. Pravi je sannyāsī ili yogī onaj tko djeluje po nalogu Svevišnjega Gospodina, a ne onaj tko se odijeva kao sannyāsī ili izigrava yogīja.

Alles wat onder leiding van Kṛṣṇa wordt gedaan, is transcendentaal. Het kan niet worden aangetast door de gunstige of ongunstige reacties die op materiële activiteiten volgen. Het idee dat er in de materiële wereld gunstige en ongunstige dingen bestaan is min of meer een gedachtespinsel, omdat er niets gunstigs bestaat in de materiële wereld. Alles is ongunstig, want de materiële natuur zelf is ongunstig; we denken alleen maar dat ze gunstig is. Wat werkelijk gunstig is, hangt af van activiteiten die in Kṛṣṇa-bewustzijn en in volkomen devotie en dienstbaarheid worden verricht. Als we überhaupt willen dat onze activiteiten gunstig zijn, dan moeten we onder leiding van de Allerhoogste Heer te werk gaan. Zulke leiding wordt in gezaghebbende heilige teksten als het Śrīmad-Bhāgavatam en de Bhagavad-gītā gegeven of het komt van een bonafide spiritueel leraar.

Omdat de spiritueel leraar de vertegenwoordiger is van de Allerhoogste Heer, is de leiding die hij geeft identiek aan de leiding van de Allerhoogste Heer. De spiritueel leraar, de heilige personen en de heilige teksten geven allemaal dezelfde richtlijnen; deze drie bronnen spreken elkaar niet tegen. Alle activiteiten die onder zulke leiding worden verricht, zijn vrij van de karmische reacties op vrome en zondige daden die men in de materiële wereld ondergaat. De transcendentale mentaliteit van de toegewijde tijdens het doen van activiteiten is er een van onthechting. Dat wordt sannyāsa genoemd. Zo wordt in Bhagavad-gītā 6.1 gezegd dat iemand die uit plichtsbesef handelt omdat hem dat door de Allerhoogste Heer is opgedragen en die niet zijn toevlucht zoekt in de resultaten van zijn activiteiten (anāśritaḥ karma-phalam), werkelijk onthecht is. Iedereen die zijn activiteiten onder leiding van de Allerhoogste Heer verricht, is een echte sannyāsī en een yogī. Maar dat geldt niet voor iemand die alleen maar de kleren van een sannyāsī heeft aangetrokken of voor degene die zich voordoet als een yogī.