Skip to main content

VERSO 20

TEXT 20

Texto

Tekst

kāmais tais tair hṛta-jñānāḥ
prapadyante ’nya-devatāḥ
taṁ taṁ niyamam āsthāya
prakṛtyā niyatāḥ svayā
kāmais tais tair hṛta-jñānāḥ
prapadyante ’nya-devatāḥ
taṁ taṁ niyamam āsthāya
prakṛtyā niyatāḥ svayā

Sinônimos

Synoniemen

kāmaiḥ — por desejos; taiḥ taiḥ — vários; hṛta — privados de; jñānāḥ — conhecimento; prapadyante — rendem-se; anya — a outros; devatāḥ — semideuses; tam tam — correspondentes; niyamam — regulações; āsthāya — seguindo; prakṛtyā — por natureza; niyatāḥ — controlados; svayā — por sua própria.

kāmaiḥ — door verlangens; taiḥ taiḥ — verschillende; hṛta — beroofd van; jñānāḥ — kennis; prapadyante — geven zich over; anya — aan andere; devatāḥ — halfgoden; tam tam — overeenkomstige; niyamam  — regels; āsthāya — volgend; prakṛtyā — van nature; niyatāḥ — bestuurd; svayā — door hun eigen.

Tradução

Vertaling

Aqueles cuja inteligência foi roubada pelos desejos materiais rendem-se aos semideuses e prestam adoração através de determinadas regras e regulações que se coadunam com suas próprias naturezas.

Zij die door materiële verlangens van hun verstand beroofd zijn, geven zich over aan de halfgoden en volgen de specifieke regels en bepalingen van verering die overeenkomen met hun eigen aard.

Comentário

Betekenisverklaring

Aqueles que estão livres de todas as contaminações materiais rendem-se ao Senhor Supremo e ocupam-se em Seu serviço devocional. Enquanto não expurgarem a contaminação material, eles, por natureza, continuarão sendo não-devotos. Mas mesmo aqueles que têm desejos materiais e que recorrem ao Senhor Supremo não sentem muita atração pela natureza externa; como se aproximam da meta correta, eles logo ficam livres de toda a luxúria material. No Śrīmad-Bhāgavatam, recomenda-se que, quer alguém seja um devoto puro e livre de todos os desejos materiais, quer esteja cheio de desejos materiais, quer deseje livrar-se da contaminação material, ele deve em todos os casos render-se a Vāsudeva e adorá-lO. Como se confirma no Bhāgavatam (2.3.10):

Zij die bevrijd zijn van alle materiële onzuiverheden geven zich over aan de Allerhoogste Heer en verrichten devotionele dienst aan Hem. Zolang materiële onzuiverheid niet volkomen weggewassen is, zijn ze van nature niet-toegewijden. Maar zelfs degenen die materiële verlangens hebben en hun toevlucht bij de Allerhoogste Heer zoeken, worden niet zo erg aangetrokken tot de externe natuur; omdat ze dichter bij het juiste doel komen, raken ze spoedig vrij van alle materiële lust.

In het Śrīmad-Bhāgavatam wordt aangeraden om zich in alle gevallen aan Vāsudeva over te geven en Hem te vereren, ongeacht of iemand nu een zuivere toegewijde is en vrij is van materiële verlangens of juist vol is van materiële verlangens, of bevrijding van materiële onzuiverheden wil. Dit zijn de woorden in het Śrīmad-Bhāgavatam (2.3.10):

akāmaḥ sarva-kāmo vā
mokṣa-kāma udāra-dhīḥ
tīvreṇa bhakti-yogena
yajeta puruṣaṁ param
akāmaḥ sarva-kāmo vā
mokṣa-kāma udāra-dhīḥ
tīvreṇa bhakti-yogena
yajeta puruṣaṁ param

Os menos inteligentes que perderam seu tino espiritual refugiam-se nos semideuses, esperando, com isso, obter a satisfação imediata dos seus desejos materiais. De um modo geral, eles não buscam a Suprema Personalidade de Deus, porque estão influenciados pelos modos inferiores da natureza (ignorância e paixão) e por isso adoram vários semideuses. Eles se satisfazem em seguir as regras e regulações de adoração. Os adoradores de semideuses são motivados por desejos muito limitados e não sabem como alcançar a meta suprema, mas o devoto do Senhor Supremo não fica desorientado. Porque a literatura védica recomenda que se adorem diferentes deuses para se alcançar diferentes resultados (p.ex., recomenda-se a um homem doente que adore o Sol), aqueles que não são devotos do Senhor pensam que, para eles conseguirem certos resultados, os semideuses são melhores do que o Senhor Supremo. Mas o devoto puro sabe que o Supremo Senhor Kṛṣṇa é o senhor de todos. No Caitanya-caritāmṛta (Ādi 5.142), afirma-se que ekale īśvara kṛṣṇa, āra saba bhṛtya: só a Suprema Personalidade de Deus, Kṛṣṇa, é o senhor, e todos os outros são servos. Portanto, o devoto puro jamais procura satisfazer suas necessidades materiais através da intervenção dos semideuses. Ele depende do Senhor Supremo e se satisfaz com aquilo que Este lhe der.

Minder intelligente mensen die hun spirituele begrip verloren hebben, zoeken hun toevlucht bij de halfgoden om hun materiële verlangens onmiddellijk in vervulling te laten gaan. Over het algemeen benaderen deze mensen de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods niet, omdat ze zich in de lagere hoedanigheden van de natuur bevinden (hartstocht en onwetendheid) en daarom de verschillende halfgoden vereren. Doordat ze de regels en bepalingen van de rituelen volgen, worden ze tevredengesteld. De vereerders van halfgoden worden gedreven door onbeduidende verlangens en weten niet hoe ze het uiteindelijke doel moeten bereiken. Maar een toegewijde van de Allerhoogste Heer wordt niet misleid. Omdat het op bepaalde plaatsen in de Vedische literatuur aanbevolen wordt om verschillende goden voor verschillende doeleinden te vereren (iemand die ziek is wordt bijvoorbeeld aangeraden de zon te vereren), denken degenen die geen toegewijden van de Heer zijn dat het vereren van de halfgoden voor bepaalde doeleinden beter is dan het vereren van de Allerhoogste Heer. Maar een zuivere toegewijde weet dat de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa, de meester van hen allemaal is. In het Caitanya-caritāmṛta (Ādi 5.142) staat: ekale īśvara kṛṣṇa, āra saba bhṛtya — alleen de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa, is de meester en alle anderen zijn dienaren. Een zuivere toegewijde zal daarom nooit de halfgoden benaderen om in zijn materiële behoeften te voorzien. Hij stelt zich afhankelijk van de Allerhoogste Heer. En de zuivere toegewijde is tevreden met alles wat Hij geeft.