Skip to main content

VERSO 61

Bg 2.61

Texto

Tekst

tāni sarvāṇi saṁyamya
yukta āsīta mat-paraḥ
vaśe hi yasyendriyāṇi
tasya prajñā pratiṣṭhitā
tāni sarvāṇi saṁyamya
yukta āsīta mat-paraḥ
vaśe hi yasyendriyāṇi
tasya prajñā pratiṣṭhitā

Sinônimos

Synoniemen

tāni — esses sentidos; sarvāṇi — todos; saṁyamya — mantendo sob controle; yuktaḥ — ocupado; āsīta — deve estar situado; mat-paraḥ — em relação comigo; vaśe — em completa sujeição; hi — decerto; yasya — aquele cujos; indriyāṇi — sentidos; tasya — sua; prajñā — consciência; pratiṣṭhitā — fixa.

tāni — die zintuigen; sarvāṇi — alle; saṁyamya — beheersend; yuktaḥ — verbonden; āsīta — moet zich bevinden; mat-paraḥ — in relatie met Mij; vaśe — in volledige onderwerping; hi — zeker; yasya — iemand van wie; indriyāṇi — zintuigen; tasya — zijn; prajñā — bewustzijn; pratiṣṭhitā — onwankelbaar.

Tradução

Vertaling

Aquele que restringe seus sentidos, mantendo-os sob completo controle, e fixa sua consciência em Mim, é conhecido como um homem de inteligência estável.

Wie zijn zintuigen beheerst en volledig in bedwang houdt en zijn bewustzijn op Mij richt, wordt een mens van onwankelbare intelligentie genoemd.

Comentário

Betekenisverklaring

Neste verso, fica claro que a concepção mais elevada da perfeição da yoga é a consciência de Kṛṣṇa. E se a pessoa não for consciente de Kṛṣṇa, não lhe será absolutamente possível controlar os sentidos. Como foi citado acima, o grande sábio Durvāsā Muni teve um desentendimento com Mahārāja Ambarīṣa, e devido ao orgulho, Durvāsā Muni acabou se zangando à toa, e portanto não pôde controlar os sentidos. Por outro lado, o rei, embora não fosse um yogī tão poderoso como o sábio, mas um simples devoto do Senhor, tolerou calado todas as injustiças do sábio e por isso saiu vitorioso. O rei foi capaz de controlar os sentidos por causa das seguintes qualificações, mencionadas no Śrīmad-Bhāgavatam (9.4.18-20):

In dit vers wordt duidelijk gezegd dat Kṛṣṇa-bewustzijn de hoogste vorm van perfectie in yoga is. Men kan onmogelijk zijn zintuigen beheersen zonder Kṛṣṇa-bewust te zijn. Zoals hierboven al gezegd is, zocht de grote wijze Durvāsā Muni onenigheid met Mahārāja Ambarīṣa; Durvāsā Muni werd uit trots onnodig kwaad en kon daardoor zijn zintuigen niet bedwingen. De koning, die weliswaar niet zo’n machtige yogī was als de wijze, maar wel een toegewijde van de Heer, verdroeg daarentegen zwijgend het onrecht dat de wijze hem aandeed en triomfeerde daardoor. De koning was in staat zijn zintuigen te beheersen, omdat hij de volgende eigenschappen had die in het Śrīmad-Bhāgavatam (9.4.18-20) worden genoemd:

sa vai manaḥ kṛṣṇa-padāravindayor
vacāṁsi vaikuṇṭha-guṇānuvarṇane
karau harer mandira-mārjanādiṣu
śrutiṁ cakārācyuta-sat-kathodaye
sa vai manaḥ kṛṣṇa-padāravindayor
vacāṁsi vaikuṇṭha-guṇānuvarṇane
karau harer mandira-mārjanādiṣu
śrutiṁ cakārācyuta-sat-kathodaye
mukunda-liṅgālaya-darśane dṛśau
tad-bhṛtya-gātra-sparśe ’ṅga-saṅgamam
ghrāṇaṁ ca tat-pāda-saroja-saurabhe
śrīmat-tulasyā rasanāṁ tad-arpite
mukunda-liṅgālaya-darśane dṛśau
tad-bhṛtya-gātra-sparśe ’ṅga-saṅgamam
ghrāṇaṁ ca tat-pāda-saroja-saurabhe
śrīmat-tulasyā rasanāṁ tad-arpite
pādau hareḥ kṣetra-padānusarpaṇe
śiro hṛṣīkeśa-padābhivandane
kāmaṁ ca dāsye na tu kāma-kāmyayā
yathottama-śloka-janāśrayā ratiḥ
pādau hareḥ kṣetra-padānusarpaṇe
śiro hṛṣīkeśa-padābhivandane
kāmaṁ ca dāsye na tu kāma-kāmyayā
yathottama-śloka-janāśrayā ratiḥ

“O rei Ambarīṣa fixou sua mente nos pés de lótus do Senhor Kṛṣṇa, ocupou suas palavras em descrever a morada do Senhor, suas mãos em limpar o templo do Senhor, seus ouvidos em ouvir os passatempos do Senhor, seus olhos em ver a forma do Senhor, seu corpo em tocar o corpo do devoto, suas narinas em cheirar o aroma das flores oferecidas aos pés de lótus do Senhor, sua língua em saborear as folhas de tulasī oferecidas a Ele, suas pernas em viajar para o lugar santo onde Seu templo está situado, sua cabeça em oferecer reverências ao Senhor, e seus desejos em cumprir os desejos do Senhor... e todas estas qualificações fizeram-no apto a tornar-se um devoto mat-para do Senhor.”

‘Koning Ambarīṣa concentreerde zijn geest op de lotusvoeten van Heer Kṛṣṇa, gebruikte zijn woorden om de verblijfplaats van de Heer te beschrijven; zijn handen om de tempel van de Heer schoon te maken; zijn oren om over de activiteiten van vermaak van de Heer te horen; zijn ogen om de vorm van de Heer te zien; zijn lichaam om de lichamen van de toegewijden aan te raken; zijn neus om de geur van de bloemen die aan de lotusvoeten van de Heer zijn geofferd, te ruiken; zijn tong om de tulasī-bladeren te proeven die aan Hem zijn geofferd; zijn benen om naar de heilige plaats te reizen waar Zijn tempel staat; zijn hoofd om eerbetuigingen te brengen aan de Heer, en zijn verlangens om de verlangens van de Heer te vervullen — en al deze eigenschappen maakten hem geschikt om een mat-para-toegewijde van de Heer te worden.’

A palavra mat-para é muito importante neste contexto. Estudando a vida de Mahārāja Ambarīṣa, aprendemos como tornar-nos mat-para. Śrīla Baladeva Vidyābhūṣaṇa, um grande erudito e ācārya na linha mat-para, assinala que mad-bhakti-prabhāvena sarvendriya-vijaya-pūrvikā svātma-dṛṣṭiḥ sulabheti bhāvaḥ. “Só iremos controlar os sentidos por completo à força do serviço devocional a Kṛṣṇa.” Também às vezes se dá como exemplo o fogo. “Como o fogo ardente queima tudo dentro de uma sala, o Senhor Viṣṇu, situado no coração do yogī, queima todas as espécies de impurezas.” O Yoga-sūtra também prescreve meditação em Viṣṇu, e não meditação no vazio. Os pretensos yogīs que meditam em algo diferente de Viṣṇu simplesmente desperdiçam seu tempo numa busca inútil de alguma fantasmagoria. Temos de ser conscientes de Kṛṣṇa — devotados à Personalidade de Deus. Esta é a meta da verdadeira yoga.

Het woord ‘mat-para’ is uiterst belangrijk in dit verband. Hoe iemand mat-para kan worden, blijkt uit de levensbeschrijving van Mahārāja Ambarīṣa. Śrīla Baladeva Vidyābhūṣaṇa, een groot geleerde en ācārya in de lijn van mat-para-toegewijden, merkt het volgende op: mad-bhakti-prabhāvena sarvendriya-vijaya-pūrvikā svātma-dṛṣṭiḥ sulabheti bhāvaḥ. ‘De zintuigen kunnen alleen volledig worden beheerst door de kracht van devotionele dienst aan Kṛṣṇa.’ Soms wordt ook het voorbeeld van het vuur gegeven: ‘Zoals een laaiend vuur alles in een kamer verbrandt, zo brandt Heer Viṣṇu, die Zich in het hart van de yogī bevindt, alle onzuiverheden weg.’ Het Yoga-sūtra schrijft ook meditatie op Heer Viṣṇu voor en niet mediteren op de leegte. De zogenaamde yogī’s die op iets anders dan de vorm van Viṣṇu mediteren, verspillen eenvoudig hun tijd met het vergeefs najagen van hersenschimmen. We moeten Kṛṣṇa-bewust worden, toegewijd aan de Persoonlijkheid Gods. Dat is het doel van ware yoga.