Skip to main content

Hoofdstuk 8: Beschaving betekent regels volgen

8. Civilização Significa Regulação

Puṣṭa Kṛṣṇa: Mag ik de volgende vraag stellen, Śrīla Prabhupāda? ‘Zijn vasten en andere dieetregels noodzakelijk voor een spiritueel leven?’

Discípulo: Posso apresentar a próxima pergunta, Śrīla Prabhupāda? “É necessário jejuar e seguir outras dietas reguladas para haver vida espiritual?”.

Śrīla Prabhupāda: Zeker. Zulke tapasya (ascese) is zeer belangrijk als we vooruitgang willen maken in ons spiritueel leven. Tapasya betekent het vrijwillig aanvaarden van iets wat pijnlijk kan zijn. Zo raden we bijvoorbeeld aan om geen vrije seks te hebben, geen verdovende of opwekkende middelen te gebruiken, niet te gokken en geen vlees te eten. Voor hen die gewend zijn aan deze slechte gewoonten kan het in het begin wat moeilijk zijn, maar ondanks dat moet je deze regels naleven. Dat is tapasya. ’s Ochtends vroeg opstaan is een ander voorbeeld. Voor hen die dat niet gewend zijn, is het wat pijnlijk, maar het is noodzakelijk. De Vedische heilige teksten schrijven dus bepaalde tapasya’s voor, en die moeten worden gevolgd.

Śrīla Prabhupāda: Certamente. Para avançar na vida espiritual, semelhante tapasya é compulsória. Tapasya significa aceitação voluntária de algo que talvez seja doloroso. Recomendamos às pessoas, por exemplo, que parem com sexo ilícito, intoxicação, jogos de azar e consumo de carne. Então, para aqueles que estão habituados a es­ses maus hábitos, talvez seja um pouco difícil no início. Porém, apesar da dificuldade, tais preceitos devem ser seguidos. Isso é tapasya. Para quem não está acostumado, levantar­-se de manhã cedo é um pouco difícil, mas é compulsório. Portanto, de acordo com os preceitos védicos, existem algumas tapasyas que devem ser executadas.

Er is geen sprake van ‘Misschien doe ik het of misschien ook niet.’ Deze ascese moetworden gedaan. Zo geeft de Muṇḍaka Upaniṣad iemand die zelfrealisatie wil bereiken de instructie een spiritueel leraar te benaderen: tad-vijñānārthaṁ sa gurum evābhigacchet. (Muṇḍaka Upaniṣad 1.2.12) Het is dus niet ‘naar eigen keuze’ — het moet gedaan worden. En je moet de instructies van de spiritueel leraar en van de śāstra, de heilige teksten, naleven. Een regel of instructie volgen zonder erbij stil te staan of het goed of slecht uitkomt, gewoon omdat het gedaan moet worden, wordt tapasya genoemd. Tapo divyaṁ: net zoals de andere grote spirituele autoriteiten adviseert Ṛṣabhadeva dat dit menselijk bestaan bedoeld is voor ascese die tot godsrealisatie leidt. Daarom vinden we in onze Vedische beschaving zo veel regels en bepalingen.

O ponto não é se elas podem ou não ser seguidas, senão que essas austeridades têm de ser seguidas. No Muṇḍaka Upaniṣad (1.2.12), por exemplo, prescreve­-se que, se alguém deseja tornar­-se autorrealiza­do, deve aproximar­-se de um mestre espiritual: tad-vijñānārthaṁ sa gurum evābhi-gacchet. Não é, portanto, uma questão de opção, mas algo que tem de ser feito. A pessoa deve executar a ordem do mestre espiritual e a ordem do śāstra, escritura. Quando você adota algo sem considerar a questão da conveniência ou inconveniência, mas adota a injunção apenas porque é algo que tem de ser feito, isso se chama tapasya. Tapo divyam (Śrīmad-Bhāgavatam 5.5.1): Outras eminentes autoridades espirituais, como Ṛṣabhādeva, recomendam que esta vida humana destina­-se à austeridade voltada para a compreensão de Deus, daí encontrarmos tantas regras e regulações em nossa civilização védica.

Aan het begin van het leven moet iemand brahmacārī (celibatair student) zijn. Hij moet naar de woning van de spiritueel leraar gaan en dienen. Als de spiritueel leraar zegt: ‘Haal wat hout in het bos’, dan mag de student het bevel van de spiritueel leraar niet weigeren, zelfs al is hij een koningszoon. Hij moet gaan. Zelfs Kṛṣṇa werd door Zijn spiritueel leraar opgedragen droog hout te halen in het bos en moest dus gaan. Ook al was Nanda Mahārāja, een vaiśya-dorpskoning, Zijn vader en ook al was Kṛṣṇa de Persoonlijkheid Gods, toch kon Hij niet weigeren. Hij moest gaan. cavat — net als een dienaar. Dat is brahmacarya, het studentenbestaan in het spirituele leven. Dit is tapasyaTapasya is zo belangrijk dat je het móet doen. Er is geen sprake van een alternatief.

Bem no início da vida, a pessoa deve ser brahmacārī, isto é, ela deve ir para a residência do mestre espiritual e agir como um servo humilde. Se o mestre espiritual disser: “Vá à floresta e traga lenha”, a pessoa pode ser o filho do rei, mas não pode se recusar a seguir a ordem do mestre espiritual. Até mesmo Kṛṣṇa recebia de Seu mestre espiritual a ordem de ir à floresta buscar lenha, em virtude do que Ele tinha de ir. Embora Seu pai fosse Nanda Mahārāja, um rei vaiśya da vila, e embora Kṛṣṇa fosse a própria Personalidade de Deus, Ele não podia recusar-Se, porém tinha de ir. Nicavat: Tal qual um servo humilde. Brahmacāryā, vida espiritual como estudante, é tapasya, e tapasya é algo tão essencial que a pessoa é obrigada a fazê-lo, sem alternativas.

Na het brahmacārī-leven mag men trouwen. Dit betekent dat je het gṛhastha-leven ingaat, het leven van een getrouwd persoon. Ook dat is tapasya. Hij mag geen seks hebben wanneer hij wil. Nee. De heilige teksten zeggen: ‘Seks moet je op de volgende manier beoefenen: één keer per maand en uitsluitend om kinderen te krijgen.’ Ook dat is tapasya.

Depois da vida de brahmacārī, a pessoa pode se casar, o que quer dizer que ela entra na vida de gṛhastha, vida familiar, o que também é tapasya, pois ela não poderá fazer sexo quando bem quiser, senão que o śāstra afirma: “Você deve fazer sexo uma vez por mês e apenas para gerar filhos”. A vida de gṛhastha, portanto, também é tapasya.

Vandaag de dag volgen de mensen geen tapasya meer. Maar het menselijk bestaan is bedoeld voor tapasya — regulerende principes. Zelfs in dagelijkse bezigheden zien we dit, bijvoorbeeld wanneer je voor belangrijke zaken met je auto ergens naartoe rijdt en een rood stoplicht ziet. Je moet stoppen. Je kunt niet zeggen: ‘Ik moet ergens binnen een paar minuten zijn. Ik moet doorrijden.’ Nee. Je moet stoppen. Dat is tapasya.

Atualmente, as pessoas não seguem tapasya alguma, mas a vida humana destina-­se a tapasya, a observação de princípios reguladores. Mesmo em assuntos ordinários, há tapasya. Digamos que você esteja dirigindo seu carro para tratar de algum negócio urgente, e você vê um sinal vermelho – você tem de parar. Não se pode dizer: “Tenho de estar lá em alguns minutos. Tenho de ir”. Não, você deve parar, e isso é tapasya.

Tapasya betekent dus het strikt volgen van regels, in navolging van een hogere opdracht. En dat is het menselijk bestaan.

Destarte, tapasya significa seguir à risca os princípios reguladores, de acordo com a ordem superior. Isso é vida humana.

Het dierenbestaan daarentegen houdt in dat je kunt doen wat je wilt. Op straat kunnen dieren rechts houden, of links; het doet er niet toe. Als ze zich niet aan de regels houden, wordt dat niet als een overtreding gezien, omdat het dieren zijn. Maar als een mens zich niet aan de regulerende principes houdt, is hij zondig. Hij zal gestraft worden. Neem hetzelfde voorbeeld. Als het stoplicht op rood staat en je stopt niet, word je gestraft. Maar als een kat of hond een overtreding maakt — ‘Rood licht? Vergeet het maar, ik loop gewoon door’ — dan wordt hij niet gestraft. Tapasya is dus bedoeld voor mensen. Als je vooruitgang wil maken in je leven, moet je tapasyaverrichten. Het is essentieel.

Vida animal, em contrapartida, significa que você pode fazer o que quer que deseje. Na estrada, os animais podem ficar à direita ou à esquerda, e a irregularidade deles não é considerada uma transgressão, porque são animais. Se um ser humano, todavia, não segue os princípios reguladores, ele é pecaminoso, e será punido. Consideremos o mesmo exemplo: Quando o sinal está vermelho, se você não parar, será punido, mas se um cão ou um gato transgride a lei – “Não me importa se o sinal está vermelho; eu atravessarei” –, ele não é punido. Tapasya, portanto, destina-­se ao ser humano. É essencial que ele execute-a caso queira progredir na vida.

Puṣṭa Kṛṣṇa: En tapasya houdt dus ook in: voorschriften met betrekking tot voedsel, Śrīla Prabhupāda?

Discípulo: Então, Śrīla Prabhupāda, tapasya inclui dieta regulada?

Śrīla Prabhupāda: Ook dat is tapasya. We verbieden bijvoorbeeld vleeseten. In jullie land is dat een beetje lastig. Vanaf het begin van zijn leven raakt een kind eraan gewend vlees te eten. De moeder koopt vlees in poedervorm, mengt het met vloeistof en geeft het aan haar kind. Ik heb het gezien. Bijna iedereen is opgegroeid met vleeseten. Toch zeg ik: ‘Eet geen vlees.’ Daarom is het lastig. Maar als iemand serieus zelfrealisatie wil bereiken, moet hij het gebod opvolgen. Dat is tapasya.

Śrīla Prabhupāda: Isso também é tapasya. Proibimos, por exemplo, o consumo de carne, o que gera certos problemas em seu país. Desde o início da vida, a criança se habitua a comer carne, pois a mãe compra carne moída, mistura­-a com líquido e dá como alimento para o bebê. Eu vi isso. Praticamente todos cresceram comendo carne. Todavia, eu digo: “Não comam carne”, daí haver problemas, mas quem é sério quanto a se tornar autorrealizado tem de aceitar essa ordem. Isso é tapasya.

Tapasya heeft betrekking op onze eetgewoonten, op ons persoonlijk gedrag, op hoe we met anderen omgaan, enzovoort. In ieder onderdeel van het leven is er tapasya. Dat wordt allemaal beschreven in de Bhagavad-gītā. Mentale tapasya, lichamelijke tapasya, verbale tapasya — de beheersing van vāco-vegam, de behoefte om zomaar te zeggen waar je zin in hebt. Je kunt niet zomaar onzin uitkramen. Als je praat, moet je over Kṛṣṇa praten. Dat is tapasya. Er is ook tapasya in verband met krodha-vegam, de behoefte om woede te uiten. Als iemand kwaad wordt en dit wil uiten door iemand te slaan of iets zeer gewelddadigs te doen, zal tapasya hem daarvan weerhouden. ‘Nee, doe het niet.’ Er is ook tapasya met betrekking tot de tong, de buik en de geslachtsdelen. Je kunt niet zomaar eten wat je wil en wanneer je dat maar wil. Je kunt evenmin seks hebben wanneer je wil. Dit kan alleen in overeenkomst met de heilige teksten. ‘Ik heb zin in seks, maar ik mag er niet aan toegeven. Dit is niet het juiste moment.’ Dat is tapasya.

Tapasya se aplica à dieta, ao comportamento pessoal, às relações com os outros e assim por diante. Em todos os aspectos da vida, existe tapasya. Tudo isto é descrito no Bhagavad-gītā: Tapasya mental, tapasya corpórea, tapasya verbal, isto é, vaco-vegam, controlar o impulso de falar bobagens ou caprichos. Quando você fala, você deve falar sobre Kṛṣṇa. Isso é tapasya. Também há tapasya com relação a krodha-vegam, o impulso de expressar a ira. Se alguém fica irado e deseja expressar sua ira batendo em alguém ou fazendo algo muito violento, a tapasya o restringirá: “Não, não faça isso”. Também há tapasya no que se refere à língua, ao estômago e aos órgãos genitais, pois não se pode comer qualquer coisa e a qualquer hora, tampouco se pode fazer sexo livremente, mas apenas de acordo com os preceitos escriturais. “Tenho desejo sexual, mas não posso ter relações sexuais agora, pois não é a ocasião apropriada”. Isso é tapasya.

Op alle mogelijke manieren moet men dus tapasya beoefenen: in lichaam, geest, woord, persoonlijk gedrag en in zijn omgang met anderen. Dat is het menselijk bestaan. Tapo divyaṁ: om enkel een mens genoemd te kunnen wor-den — maar vooral als je vooruitgang in spiritueel leven wil maken — moet je handelen volgens de Vedische heilige teksten. Dat is de betekenis van tapasya. Voordat Brahmā aan de schepping kon beginnen, moest hij eerst tapasya ondergaan. Staat dat niet in de śāstra? Ja. Daarom is tapasya essentieel. Je kunt er niet omheen.

Portanto, deve­-se praticar tapasya de todas as maneiras – no corpo, na mente, nas palavras, no comportamento pessoal e nos relacionamentos com os outros, e isso é o que caracteriza a vida humana. Tapo-divyam (Śrīmad-Bhāgavatam 5.5.1): Se você deseja ser um ser humano, e, sobretudo, se deseja progredir na vida espiritual, você deve agir de acordo com os preceitos do śāstra, e isso é o que se entende por tapasya. Antes de poder tomar parte na criação, Brahmā teve de se submeter a tapasya. Não é isso que se afirma no śāstra? Sim, logo tapasya é essencial; não se pode evitá-la.

En wat is het doel van tapasya? Het doel is de Allerhoogste tevreden te stellen via de spiritueel leraar. Yasya prasādād bhagavat-prasādaḥ: ‘Men kan de genade van de Heer alleen bereiken door de genade van de spiritueel leraar.’ Dat is de idee.

E qual é o propósito da execução de tapasya? O propósito é agra­dar o Senhor Supremo através do mestre espiritual. Yasya prasādād bhagavat-prasādo (Gurv-aṣṭaka 8): “Pode alcançar a misericórdia do Senhor unicamente quem obtém a misericórdia do mestre espiritual”.

Wie onderwijst deze tapasya nog in de hedendaagse onderwijsinstellingen? Waar is die school of dat college? De leerlingen roken zelfs in het bijzin van hun leerkrachten en dat wordt gedoogd. Geen overtreding. Wat kun je nou verwachten van zulke leerlingen? Dit is een samenleving van dieren. Dit is geen menselijke samenleving. Geen tapasya, geen brahmacārī-leven. Werkelijke beschaving houdt in: tapo divyaṁ,goddelijke ascese. Deze tapasya begint met het brahmacārī-leven: leren de zintuigen te beheersen. Dat is het begin van het leven en niet enkel ‘ABC’-kennis en een karakter dat misschien nog lager is dan dat van een dier. Maar je hebt een universitair diploma... ‘Het maakt niet uit, want je bent een geleerd man.’ Nee, dat is onaanvaardbaar.

Nas instituições educacionais da atualidade, quem está ensinando esta tapasya? Qual escola ou faculdade? Os alunos chegam a fumar em frente ao professor e ninguém diz nada. Nenhuma transgressão é censurada. O que se pode esperar de tais alunos? Isso é civilização animalesca, não civilização humana – não há nenhuma tapasya, nenhuma vida de brahmacārī. Verdadeira civilização significa tapo divyam, austeridade religiosa. E essa tapasya começa com a vida de brahmacārī, quando se aprende a controlar os sentidos. Esse é o início da vida, e não que você aprende apenas o básico e seu caráter é inferior ao de um animal embora você tenha um diploma universitário. “Não importa, o sujeito se tornou um homem erudito”, não, isso não é aceito.

Zelfs vanuit het oogpunt van eenvoudig moreel onderricht moeten we ons afvragen: ‘Wie is er vandaag de dag geleerd?’ Cāṇakya Paṇḍita beschrijft een geleerd persoon als volgt:

Mesmo do ponto de vista da instrução moral básica, devemos perguntar: Quem, na atualidade, é educado? Cāṇakya Paṇḍita descreve com estas palavras o homem educado:

mātṛ-vat para-dāreṣu
para-dravyeṣu loṣṭra-vat
ātma-vat sarva-bhūteṣu
yaḥ paśyati sa paṇḍitāḥ
mātṛ-vat para-dāreṣu
para-dravyeṣu loṣṭra-vat
ātma-vat sarva-bhūteṣu
yaḥ paśyati sa paṇḍitāḥ

‘Een geleerd man ziet andermans vrouw als zijn moeder en andermans eigendom als onrein vuil. Hij ziet alle anderen als gelijk aan zichzelf.’ Dat is de paṇḍita, de geleerde.

“O homem educado vê a esposa de outrem como sua mãe e a propriedade de outrem como lixo intocável, e vê todas as demais pessoas como vê a si mesmo”.

In de Bhagavad-gītā (5.18) beschrijft Kṛṣṇa de paṇḍita:

Este é um paṇḍita, um homem erudito. No Bhagavad-gītā (5.18), Kṛṣṇa também descreve um paṇḍita:

vidyā-vinaya-sampanne
brāhmaṇe gavi hastini
śuni caiva śva-pāke ca
paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ
vidyā-vinaya-sampanne
brāhmaṇe gavi hastini
śuni caiva śva-pāke ca
paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ

‘Omdat ze werkelijke kennis hebben, beschouwen de nederige wijzen een geleerde, eerbiedwaardige brāhmaṇa, een koe, een olifant, een hond en een hondeneter [kasteloze] als gelijk.’

Dat is een geleerd man. Niet iemand met een diploma. Van iemand met een diploma maar zonder tapasya of karak-ter, zegt Kṛṣṇa dat hij māyayāpahṛta-jñāna is: ‘Zijn kennis is weggestolen door illusie.’ Hoewel hij zo veel heeft geleerd, heeft māyā toch zijn kennis weggenomen. Hij is een dwaas. Hij is een dier. Dat is het standpunt van de Vedische beschaving.

“O sábio humilde, em virtude do conhecimento verdadeiro, vê com visão equânime um brāhmaṇa gentil e erudito, uma vaca, um elefante, um cão e um comedor de cães”. Este é um homem erudito, não um portador de diplomas. Um portador de diplomas que não pratica tapasya e tem ­caráter ruim é tratado por Kṛṣṇa como māyayāpahṛta-jñānā (Bhagavad-gītā 16.15), “alguém cujo conhecimento foi roubado pela ilusão”. Embora tenha aprendido muitas coisas, māyā roubou seu conheci­mento, de modo que é um sujeito infame, um animal. Este é o ponto de vista da civilização védica.