Skip to main content

TEXT 34

TEXT 34

Tekst

Texte

man-manā bhava mad-bhakto
mad-yājī māṁ namaskuru
mām evaiṣyasi yuktvaivam
ātmānaṁ mat-parāyaṇaḥ
man-manā bhava mad-bhakto
mad-yājī māṁ namaskuru
mām evaiṣyasi yuktvaivam
ātmānaṁ mat-parāyaṇaḥ

Synoniemen

Synonyms

mat-manāḥ — altijd aan Mij denkend; bhava — word; mat — Mijn; bhaktaḥ — toegewijde; mat — Mijn; yājī — vereerder; mām — aan Mij; namaskuru — betuig eer; mām — tot Mij; eva — volledig; eṣyasi — je zult komen; yuktvā — vervuld; evam — zo; ātmānam — je ziel; mat-parāyaṇaḥ — toegewijd aan Mij.

mat-manāḥ: pensant toujours à Moi; bhava: deviens; mat: Mon; bhaktaḥ: dévot; mat: Mon; yājī: fidèle; mām: à Moi; namaskuru: offre ton hommage; mām: à Moi; eva: complètement; eṣyasi: tu viendras; yuktvā: étant absorbé; evam: ainsi; ātmānam: ton âme; mat-parāyaṇaḥ: dévouée à Moi.

Vertaling

Translation

Zorg dat je geest altijd aan Mij denkt, word Mijn toegewijde, breng Me eerbetuigingen en vereer Me. Wanneer je op die manier volledig van Mij vervuld bent, zul je zeker tot Me komen.

Emplis toujours de Moi tes pensées, deviens Mon dévot, offre-Moi ton hommage et voue-Moi ton adoration. Entièrement absorbé en Moi, certes tu viendras à Moi.

Betekenisverklaring

Purport

In dit vers wordt duidelijk aangegeven dat Kṛṣṇa-bewustzijn de enige manier is om bevrijd te raken uit de greep van deze onzuivere, materiële wereld. Soms verdraaien gewetenloze commentatoren de betekenis van wat hier duidelijk wordt gesteld: alle devotionele dienst moet aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa, worden opgedragen. Jammer genoeg leiden gewetenloze commentatoren de gedachten van de lezer af naar iets volkomen onuitvoerbaars. Zulke commentatoren weten niet dat er geen verschil bestaat tussen Kṛṣṇa en Zijn geest. Kṛṣṇa is geen gewoon menselijk wezen, Hij is de Absolute Waarheid. Zijn lichaam, Zijn geest en Hijzelf zijn īīn en absoluut.

In de Kūrma Purāṇa, die Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī citeert in zijn Anubhāṣya-commentaren op het Caitanya-caritāmṛta (Ādi 5.41-48), staat: deha-dehi-vibhedo ’yaṁ neśvare vidyate kvacit. Dit betekent dat er in Kṛṣṇa, de Allerhoogste Heer, geen verschil bestaat tussen Hemzelf en Zijn lichaam. Maar omdat de commentatoren deze wetenschap van Kṛṣṇa niet kennen, verbergen ze Hem en scheiden ze Zijn persoonlijkheid van Zijn geest of van Zijn lichaam. Hoewel dit volslagen onwetendheid is in het licht van de wetenschap van Kṛṣṇa, halen sommige personen winst uit het misleiden van mensen.

Ce verset donne clairement la conscience de Kṛṣṇa comme le seul moyen d’échapper aux griffes de ce monde matériel impur. Toute dévotion, tout service, doit être offert à Kṛṣṇa, Dieu, la Personne Suprême. Mais des commentateurs sans scrupules en trahissent malheureusement le sens, pourtant évident, et mènent ainsi leurs lecteurs à des conclusions inadmissibles. Ils ignorent qu’aucune différence n’existe entre Kṛṣṇa et Son mental. Kṛṣṇa n’a rien d’un homme ordinaire: Il est la Vérité Absolue. Son corps, Son mental et Lui-même sont un et absolus. Cette vérité est du reste corroborée dans un verset du Kūrma Purāṇa, que cite Bhaktisiddhānta Sarasvatī Gosvāmī dans son Anubhāṣya, son éxégèse du Caitanya-caritāmṛta (Ādi-līlā 5.41–48): deha-dehi-vibhedo ’yaṁ neśvare vidyate kvacit. Il n’y a aucune différence entre Kṛṣṇa, le Seigneur Suprême, et Son corps. Parce qu’ils ignorent la science de Kṛṣṇa, ces commentateurs Le dissimulent en séparant Sa personne de Son mental et de Son corps. Ils nagent dans l’ignorance la plus complète, mais ne tirent pas moins profit de l’erreur dans laquelle ils plongent leurs lecteurs.

Sommige van die personen zijn demonisch; ze denken ook aan Kṛṣṇa, maar dan op een vijandige manier, net als koning Kaṁsa, de oom van Kṛṣṇa. Hij dacht ook altijd aan Kṛṣṇa, maar hij dacht aan Hem als zijn vijand. Hij leefde altijd in angst, zich afvragend wanneer Kṛṣṇa zou komen om hem te doden. Op zo’n manier aan Kṛṣṇa denken zal ons niet helpen; we moeten aan Hem denken met devotionele liefde, dat is bhakti.

Men moet voortdurend kennis over Kṛṣṇa cultiveren. Wat vergemakkelijkt die cultivering? Het horen van een bonafide leraar. Kṛṣṇa is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en we hebben al vaker uitgelegd dat Zijn lichaam niet materieel is, maar dat het eeuwig, vol kennis en gelukzalig is. Zulke gesprekken over Kṛṣṇa zullen ons helpen een toegewijde te worden. Wanneer we Kṛṣṇa op een andere manier proberen te begrijpen, van een verkeerde bron, dan zal dat vruchteloos zijn.

Il existe des êtres, de nature démoniaque, qui pensent eux aussi à Kṛṣṇa, mais de façon hostile. Ainsi du roi Kaṁsa, l’oncle de Kṛṣṇa, qui pensait constamment à Lui, mais en tant que son ennemi. Miné par l’angoisse, il méditait sans répit sur le moment que choisirait Kṛṣṇa pour venir le tuer. Cette sorte d’absorption en le Seigneur ne peut nous être d’aucune aide: c’est avec amour et dévotion qu’il convient de penser à Kṛṣṇa. Telle est la définition de la bhakti. Il faut donc sans cesse approfondir notre connaissance du Seigneur, laquelle, pour engendrer un sentiment favorable à Son égard, doit être acquise auprès d’un maître qualifié. Kṛṣṇa, nous l’avons maintes fois expliqué, est Dieu, la Personne Suprême: Son corps n’est en rien matériel; il est éternel, tout de connaissance et de félicité. C’est donc en discutant positivement de Sa personne que l’on deviendra un dévot. Une compréhension erronée de Kṛṣṇa, due à de mauvaises sources d’informations, ne mènera à aucun résultat.

Men moet zijn geest daarom in de eeuwige gedaante, de oorspronkelijke gedaante van Kṛṣṇa, verdiepen; met de overtuiging in het hart dat Kṛṣṇa de Allerhoogste is, moet men Hem aanbidden. In India zijn er honderden en duizenden tempels waar Kṛṣṇa aanbeden wordt en waar devotionele dienst wordt verricht. Wanneer zulke dienst verricht wordt, moet men zijn eerbetuigingen aan Kṛṣṇa brengen. Men moet voor de Beeldgedaante neerbuigen en hierbij zijn geest, zijn lichaam, zijn activiteiten — alles — betrekken. Hierdoor zal men zonder afleiding volledig door Kṛṣṇa in beslag worden genomen. Dat zal ons helpen om naar Kṛṣṇaloka te worden overgebracht. Men moet zich niet laten afleiden door gewetenloze commentatoren. Men moet de negen verschillende processen van devotionele dienst verrichten, beginnend met horen en chanten over Kṛṣṇa. Zuivere devotionele dienst is het hoogste dat de menselijke samenleving kan bereiken.

Il faut, par conséquent, concentrer son mental sur la forme originelle et éternelle de Kṛṣṇa et L’adorer, en étant convaincu qu’Il est le Suprême. On trouve, en Inde, des milliers de temples dédiés au culte de Kṛṣṇa où l’on pratique le service dévotionnel. Cette adoration implique qu’on rende son hommage au Seigneur, qu’on s’incline devant la mūrti et qu’on engage tout son être – son corps, son mental et ses actes – à Son service. Ces pratiques permettront à l’homme d’être absorbé en Kṛṣṇa pleinement, sans jamais dévier, pour finalement atteindre Sa demeure, Kṛṣṇaloka. Il faut s’engager dans le service de dévotion sous ses neuf formes, en commençant par écouter et chanter les gloires de Kṛṣṇa, sans se laisser fourvoyer par des commentateurs sans scrupules. Car le pur service de dévotion est l’apogée de toutes les réussites de l’homme.

In het zevende en achtste hoofdstuk van de Bhagavad-gītā is een uiteenzetting gegeven over zuivere devotionele dienst aan de Heer, die vrij is van speculatieve kennis, mystieke yoga en resultaatgerichte activiteiten. Zij die niet volledig gezuiverd zijn, mogen dan misschien aangetrokken zijn tot verschillende aspecten van de Heer, zoals de onpersoonlijke brahma-jyoti en de gelokaliseerde Paramātmā, maar een zuivere toegewijde legt zich rechtstreeks toe op dienst aan de Allerhoogste Heer.

C’est lui qu’ont décrit les septième et huitième chapitres, en le distinguant de la connaissance spéculative, du yoga mystique et de l’action intéressée. Ceux qui ne sont pas encore parfaitement purifiés peuvent être attirés par des aspects partiels du Seigneur, comme le brahmajyoti (le Brahman impersonnel), ou le Paramātmā, mais le pur dévot, lui, prend directement part au service du Seigneur Suprême.

Er bestaat een prachtig gedicht over Kṛṣṇa waarin duidelijk staat dat iedereen die gehecht is aan het aanbidden van de halfgoden, zeer onintelligent is en dat hem nooit ofte nimmer het allerhoogste zal worden toegekend: Kṛṣṇa. In het begin kan de toegewijde soms terugvallen naar een lagere standaard, maar toch moet hij als hoger worden beschouwd dan alle filosofen en yogī’s. Wie altijd bezig is in Kṛṣṇa-bewustzijn moet worden gezien als een perfect heilig persoon. Zijn onvoorziene niet-devotionele activiteiten zullen afnemen en hij zal zich ongetwijfeld spoedig op het niveau van complete volmaaktheid bevinden. De zuivere toegewijde loopt niet werkelijk de kans om terug te vallen, omdat de Allerhoogste Heer persoonlijk voor Zijn zuivere toegewijde zorgt. Een intelligent persoon zou zich daarom rechtstreeks op het proces van Kṛṣṇa-bewustzijn moeten toeleggen en een gelukkig leven moeten leiden in de materiële wereld. Uiteindelijk zal hem het allerhoogste worden toegekend: Kṛṣṇa.

Un très beau poème dédié à Kṛṣṇa énonce clairement que ceux qui adorent les devas font preuve de la plus basse intelligence et ne gagneront jamais la faveur suprême, Kṛṣṇa. Même si, par moments, alors qu’il est encore au stade de néophyte, le dévot s’écarte de la norme spirituelle, il doit être reconnu comme supérieur à tout philosophe ou yogī. Celui qui s’absorbe pleinement dans la conscience de Kṛṣṇa est le saint par excellence. Peu à peu, ses écarts accidentels de la voie dévotionnelle se font moins nombreux, et il atteint bientôt, sans qu’il soit permis d’en douter, l’entière perfection. Dès lors, il ne risque plus de chuter ou de commettre un écart, puisque le Seigneur en personne prend soin de Son pur dévot. Tout homme intelligent devrait donc adopter directement la conscience de Kṛṣṇa pour ainsi vivre heureux dans le monde matériel et finalement obtenir la récompense suprême, Kṛṣṇa.

Zo eindigen de commentaren van Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda bij het negende hoofdstuk van Śrīmad Bhagavad-gītā, getiteld ‘De meest vertrouwelijke kennis’.

Ainsi s’achèvent les teneurs et portées de Bhaktivedanta sur le neuvième chapitre de la Śrīmad Bhagavad-gītā traitant du plus secret des savoirs.