Skip to main content

TEXT 3

TEXT 3

Tekst

Tekstas

aśraddadhānāḥ puruṣā
dharmasyāsya paran-tapa
aprāpya māṁ nivartante
mṛtyu-saṁsāra-vartmani
aśraddadhānāḥ puruṣā
dharmasyāsya paran-tapa
aprāpya māṁ nivartante
mṛtyu-saṁsāra-vartmani

Synoniemen

Synonyms

aśraddadhānāḥ — zij die geen geloof hebben; puruṣāḥ — zulke personen; dharmasya — in het religieuze proces; asya — dit; parantapa — o doder van de vijand; aprāpya — zonder te verwerven; mām — Mij; nivartante — terugkomen; mṛtyu — van de dood; saṁsāra — in het materiële bestaan; vartmani — op het pad.

aśraddadhānāḥ — netikintys; puruṣāḥ — šie žmonės; dharmasya — religijos procesu; asya — šiuo; parantapa — o priešų baudėjau; aprāpya — nepasiekę; mām — Manęs; nivartante — sugrįžta atgal; mṛtyu — mirties; saṁsāra — materialioje būtyje; vartmani — keliu.

Vertaling

Translation

Zij die geen geloof hebben in deze devotionele dienst kunnen Me niet bereiken, o overwinnaar van de vijand, en keren daarom terugnaar het pad van geboorte en dood in deze materiële wereld.

Netikintys pasiaukojimo tarnyste negali ateiti pas Mane, o priešų nugalėtojau. Todėl jie sugrįžta į gimimo ir mirties ratą materialiame pasaulyje.

Betekenisverklaring

Purport

Degenen zonder geloof kunnen dit proces van devotionele dienst niet succesvol beoefenen; dat is de betekenis van dit vers.Geloof ontstaat door omgang met toegewijden. Ook al hebben onfortuinlijke mensen al het bewijsmateriaal uit de Vedische literatuur van grote persoonlijkheden gehoord, dan nog hebben ze geen geloof in God. Ze zijn weifelachtig en kunnen niet standvastig blijven in devotionele dienst aan de Heer. Geloof is daarom een zeer belangrijke factor om vooruitgang te maken in Kṛṣṇa-bewustzijn.

Volgens het Caitanya-caritāmṛta is geloof de vaste overtuiging dat men alle perfectie kan bereiken door eenvoudig de Allerhoogste Heer, Śrī Kṛṣṇa, te dienen. Dat wordt waar geloof genoemd. Het Śrīmad-Bhāga-vatam (4.31.14) legt uit dat

KOMENTARAS: Netikintieji negali pasiekti tobulumo pasiaukojimo tarnystėje – tokia posmo prasmė. Tikėjimas gimsta bendraujant su bhaktais. Nelaimingi žmonės, net išklausę iš didžių asmenybių visus Vedų raštų pateikiamus įrodymus, vis tiek netiki Dievą. Jie neryžtingi ir jų pasiaukojimo tarnystė Viešpačiui nėra tvirta. Taigi tikėjimas – pats svarbiausias Kṛṣṇos sąmonės puoselėjimo veiksnys. „Caitanya-caritāmṛtoje“ sakoma, kad tikėjimas – tai įsitikinimas, kad vien tik tarnaujant Aukščiausiajam Viešpačiui Śrī Kṛṣṇai galima tapti tobulu. Tai tikras tikėjimas. „Śrīmad- Bhāgavatam“ (4.31.14) teigiama:

yathā taror mūla-niṣecanena
tṛpyanti tat-skandha-bhujopaśākhāḥ
prāṇopahārāc ca yathendriyāṇāṁ
tathaiva sarvārhaṇam acyutejyā
yathā taror mūla-niṣecanena
tṛpyanti tat-skandha-bhujopaśākhāḥ
prāṇopahārāc ca yathendriyāṇāṁ
tathaiva sarvārhaṇam acyutejyā

‘Door water te geven aan de wortel van een boom, stelt men de takken, twijgen en bladeren tevreden, en door de maag van voedsel te voorzien stelt men alle zintuigen tevreden. Op dezelfde manier kan iemand door transcendentale dienst aan de Allerhoogste vanzelf alle halfgoden en alle andere levende wezens tevredenstellen.’

Men moet daarom na het lezen van de Bhagavad-gītā prompt tot haar conclusie komen: alle andere bezigheden opgeven en zich toeleggen op de dienst aan de Allerhoogste Heer, Kṛṣṇa, de Persoonlijkheid Gods. Wanneer iemand overtuigd is van deze levensfilosofie, dan is dat geloof.

„Laistant medžio šaknis, vandens gauna jo šakos, šakelės ir lapai, o tiekiant skrandžiui maistą, patenkinamos visos kūno juslės. Taip ir atliekant transcendentinę tarnystę Aukščiausiajam Viešpačiui, savaime patenkinami visi pusdieviai ir kitos gyvosios esybės.“ Taigi perskaičius „Bhagavad-gītą“, derėtų visiškai pripažinti jos pagrindinę išvadą – reikia atmesti visą kitą veiklą ir tiesiog atsidėti tarnystei Aukščiausiajam Viešpačiui Kṛṣṇai, Dievo Asmeniui. Įsitikinimas, kad ši gyvenimo filosofija teisinga, ir yra tikėjimas.

Het ontwikkelen van dat geloof is het proces van Kṛṣṇa-bewustzijn. Er bestaan drie categorieën van Kṛṣṇa-bewuste personen. Zij die geen geloof hebben, horen bij de derde categorie. Ook al zijn ze officieel met devotionele dienst bezig, ze kunnen het hoogste niveau van perfectie niet bereiken. Hoogstwaarschijnlijk zullen ze na enige tijd een misstap begaan. Ze kunnen met devotionele dienst beginnen, maar omdat hun overtuiging en geloof niet volledig zijn, is het voor hen zeer moeilijk om door te gaan in Kṛṣṇa-bewustzijn. Tijdens het uitvoeren van onze missionaire activiteiten hebben we ervaren dat sommige mensen naar voren komen en zich met een verborgen motivatie op het Kṛṣṇa-bewustzijn toeleggen. Maar zodra ze er economisch gezien een beetje goed voor staan, geven ze het proces op en gaan ze zich weer bezighouden met hun vroegere activiteiten. Alleen door geloof kan men vooruitgang maken in Kṛṣṇa-bewustzijn.

Wie goed bekend is met de literatuur over devotionele dienst en het niveau van vast geloof bereikt heeft, wordt tot de eerste categorie van het Kṛṣṇa-bewustzijn gerekend wat betreft de ontwikkeling van geloof. En in de tweede categorie bevinden zich degenen die niet zo ver gevorderd zijn in hun begrip van de literatuur over devotionele dienst, maar die van nature een vast geloof hebben dat kṛṣṇa-bhakti of dienst aan Kṛṣṇa het beste pad is en er daarom in goed vertrouwen mee begonnen zijn. Zij staan hoger dan personen uit de derde categorie, die geen perfecte kennis hebben van de heilige teksten en evenmin een vast geloof hebben, maar die door goed gezelschap en uit eenvoud proberen te volgen.

Een derdeklastoegewijde kan terugvallen, maar iemand die tot de tweede categorie behoort, valt niet terug, en voor de eersteklastoegewijde is het uitgesloten dat hij terugvalt. Iemand in de eerste categorie zal zeker vooruitgang maken en uiteindelijk het resultaat bereiken. Hoewel iemand in de derde categorie van Kṛṣṇa-bewuste personen gelooft dat devotionele dienst aan Kṛṣṇa iets goeds is, heeft hij door studie van heilige teksten, zoals het Śrīmad-Bhāgavatam en de Bhagavad-gītā, toch niet voldoende kennis over Kṛṣṇa ontwikkeld. Soms zijn deze derdeklastoegewijden enigszins geneigd tot karma-yoga of jñāna-yoga en soms zijn ze verward, maar zodra de onzuiverheden van karma-yoga of jñāna-yoga vernietigd zijn, horen ze bij de tweede of eerste categorie van Kṛṣṇa-bewuste personen.

Geloof in Kṛṣṇa wordt ook in het Śrīmad-Bhāgavatam beschreven en wordt in drie niveaus onderverdeeld. Eersteklas-, tweedeklas- en derdeklasgehechtheid worden ook in het Śrīmad-Bhāgavatam beschreven, namelijk in het elfde canto. Zij die geen geloof hebben, zelfs nadat ze over Kṛṣṇa en de voortreffelijkheid van devotionele dienst gehoord hebben, en die denken dat het allemaal maar loftuitingen zijn, vinden het pad heel moeilijk, zelfs wanneer ze zogenaamd met devotionele dienst bezig zijn. Voor hen bestaat er heel weinig hoop op het bereiken van perfectie. Geloof is dus zeer belangrijk in devotionele dienst.

Tokio tikėjimo ugdymas ir yra Kṛṣṇos sąmonės procesas. Kṛṣṇą įsisąmoninę žmonės yra dalijami į tris kategorijas. Trečiai kategorijai priklauso netikintys. Net jeigu formaliai jie ir praktikuoja pasiaukojimo tarnystę, jie negali pasiekti aukščiausios tobulumo pakopos. Veikiausiai po kurio laiko jie pasitrauks. Jie gali praktikuoti Kṛṣṇos sąmonę, tačiau neturint visiško tikėjimo jiems sunku ją tęsti. Iš misionieriškos veiklos patirties žinome, kad yra žmonių, kurie ateina į Kṛṣṇos sąmonę turėdami kokius nors užslėptus motyvus, tačiau vos pagerėja jų ekonominė padėtis, jie meta Kṛṣṇos sąmonę ir vėl nueina senais keliais. Tik tikėjimas leidžia žmogui tobulėti Kṛṣṇos sąmonės srityje. O dėl tikėjimo ugdymo, tai tas, kuris gerai susipažinęs su literatūra apie pasiaukojimo tarnystę ir išsiugdė tvirtą tikėjimą, priskiriamas pirmajai Kṛṣṇos sąmonės žmonių kategorijai. Antrajai kategorijai priklauso nelabai gerai išmanantys religinius raštus, tačiau tvirtai tikintys, kad kṛṣṇa-bhakti, tarnystė Kṛṣṇai, yra geriausias kelias, ir todėl be svyravimų jį pasirinkę. Taigi jie pranašesni už trečios kategorijos atstovus, kurie gerai neišmano šventraščių ir nepasižymi dideliu tikėjimu, bet dėl bendravimo su bhaktais ir iš dvasios paprastumo stengiasi praktikuoti šį procesą. Trečios kategorijos žmogus gali pulti, bet antrai kategorijai priklausantis nepuola, o pirmos kategorijos – juo labiau. Kas priklauso pirmai kategorijai, tas tikrai padarys pažangą ir galų gale pasieks tikslą. Bet kalbant apie trečios Kṛṣṇos sąmonės kategorijos žmogų, reikia pasakyti, kad jis dar negavo atitinkamų žinių apie Kṛṣṇą iš tokių šventraščių, kaip „Śrīmad-Bhāgavatam“ ir „Bhagavad-gītā“, nors ir yra įsitikinęs, jog pasiaukojimo tarnystė Kṛṣṇai – didelis gėris. Kartais trečios kategorijos atstovai turi polinkį karma-yogai ir jñānai-yogai, o būna, kad jie susipainioja; tačiau, kai tik praeina karma-yogos ir jñāna-yogos infekcija, jie tampa antros arba pirmos kategorijos žmonėmis, įsisąmoninusiais Kṛṣṇą. Skiriami trys tikėjimo Kṛṣṇa lygmenys. Jie aprašomi „Śrīmad-Bhāgavatam“. Vienuoliktoje „Śrīmad-Bhāgavatam“ giesmėje taip pat aiškinama apie pirmos, antros ir trečios kategorijos prisirišimą. Neįtikėjusiems net po to, kai išgirsta apie Kṛṣṇą ir pasiaukojimo tarnystės išskirtinumą, ir manantiems, jog tai vien panegirika, pasiaukojimo tarnystės kelias rodosi sunkus, nors formaliai juo ir einama. Mažai tikėtina, kad jie sugebės pasiekti tobulumą. Taigi atliekant pasiaukojimo tarnystę, labai svarbu tikėti.