Skip to main content

TEXT 29

TEXT 29

Tekst

Tekstas

samo ’haṁ sarva-bhūteṣu
na me dveṣyo ’sti na priyaḥ
ye bhajanti tu māṁ bhaktyā
mayi te teṣu cāpy aham
samo ’haṁ sarva-bhūteṣu
na me dveṣyo ’sti na priyaḥ
ye bhajanti tu māṁ bhaktyā
mayi te teṣu cāpy aham

Synoniemen

Synonyms

samaḥ — onpartijdig; aham — Ik; sarva-bhūteṣu — tegenover alle levende wezens; na — niemand; me — aan Mij; dveṣyaḥ — haatdragend; asti — is; na — evenmin; priyaḥ — geliefd; ye — zij die; bhajanti — transcendentale dienst bewijzen; tu — maar; mām — aan Mij; bhaktyā — met devotie; mayi — zijn in Mij; te — zulke personen; teṣu — in hen; ca — ook; api — zeker; aham — Ik.

samaḥ — nešališkas; aham — Aš; sarva-bhūteṣu — visoms gyvoms esybėms; na — nė viena; me — Man; dveṣyaḥ — neapkenčiama; asti — yra; na — nei; priyaḥ — miela; ye — tie, kurie; bhajanti — atlieka transcendentinę tarnystę; tu — tačiau; mām — Man; bhaktyā — su pasiaukojimu; mayi — yra Manyje; te — šie žmonės; teṣu — juose; ca — taip pat; api — tikrai; aham — Aš.

Vertaling

Translation

Ik heb van niemand een afkeer en evenmin bevoorrecht Ik wie dan ook. Ik ben onpartijdig. Maar wie Mij met devotie dient, is een vriend, bevindt zich in Mij, en Ik ben ook een vriend voor hem.

Aš niekam nepavydžiu ir niekam nesu šališkas. Aš lygus visiems. Tačiau pasiaukojamai Man tarnaujantis yra Manyje. Jis mano draugas, ir Aš esu jo draugas.

Betekenisverklaring

Purport

Iemand zou hier nu kunnen tegenwerpen dat als Kṛṣṇa on-partijdig is en niemand in het bijzonder Zijn vriend is, waarom Hij dan een speciale interesse toont voor de toegewijden, die altijd transcendentale dienst aan Hem verrichten. Maar dit is geen discriminatie — het is natuurlijk. In de materiële wereld kan iemand heel vrijgevig zijn, maar toch toont hij een speciale interesse voor zijn eigen kinderen. De Heer verklaart dat ieder levend wezen — in welke vorm dan ook — Zijn zoon is en om die reden voorziet Hij iedereen royaal van alle levensbehoeften. Hij is net als een wolk die overal regen laat neervallen, ongeacht of deze op de rotsen, op het land of in het water valt. Maar aan Zijn toegewijden schenkt Hij speciale aandacht.

Over zulke toegewijden wordt hier gesproken: ze zijn altijd Kṛṣṇa-bewust en bevinden zich daarom altijd op een transcendentale manier in Kṛṣṇa. De uitdrukking ‘Kṛṣṇa-bewustzijn’ zelf geeft aan dat zij die zo’n bewustzijn hebben, levende transcendentalisten zijn en zich in Hem bevinden. De Heer zegt hier duidelijk: mayi te — ‘Ze bevinden zich in Mij.’ Als gevolg daarvan is de Heer vanzelfsprekend ook in hen. Het is iets wat van twee kanten komt. Dit is ook de uitleg voor de woorden ‘ye yathā māṁ prapadyante tāṁs tathaiva bhajāmy aham’: ‘Ik zorg voor iedereen al naargelang ze zich aan Mij overgeven.’ Deze transcendentale uitwisseling bestaat, omdat zowel de Heer als de toegewijde bewust is. Wanneer een diamant in een gouden ring wordt gezet, ziet hij er heel mooi uit. Het goud wordt er mooier door en tegelijkertijd wordt ook de diamant mooier. De Heer en het levend wezen schitteren eeuwig en wanneer een levend wezen zich tot devotionele dienst aan de Allerhoogste Heer aangetrokken voelt, lijkt het op goud. De Heer is een diamant en deze combinatie is bijzonder mooi.

In hun zuivere toestand worden de levende wezens toegewijden genoemd. De Allerhoogste Heer wordt de toegewijde van Zijn toegewijden. Wanneer er geen wederzijdse relatie tussen de toegewijde en de Heer bestaat, is er geen sprake van een personalistische filosofie. In de impersonalistische filosofie bestaat er geen uitwisseling tussen het Allerhoogste en het levend wezen, maar in de personalistische filosofie is dat wel het geval.

KOMENTARAS: Čia gali kilti klausimas: jei Kṛṣṇa lygus visiems ir niekas nėra Jo išskirtinis draugas, kodėl Jis ypač rūpinasi bhaktais, kurie nuolatos transcendentiškai Jam tarnauja? Toks elgesys nėra diskriminacija, jis natūralus. Materialaus pasaulio žmogus gali būti labai dosnus, ir vis dėlto savo vaikais jis rūpinsis ypatingai. Viešpats skelbia, kad kiekviena gyvoji esybė (nepaisant jos formos) yra Jo vaikas, ir todėl kiekvieną jis dosniai aprūpina visom gyvenimo reikmėmis. Jis tarsi debesis, pilantis lietų kur pakliūva: ar tai būtų uola, žemė, ar vanduo. Tačiau Savo bhaktams Viešpats skiria ypatingą dėmesį. Apie tokius bhaktus kalba posmas: jie niekuomet neužmiršta Kṛṣṇos, ir todėl visuomet įsisąmoninę Kṛṣṇą transcendentaliai egzistuoja Jame. Pats posakis „Kṛṣṇos sąmonė“ perša mintį, kad įsisąmoninę Kṛṣṇą transcendentalistai egzistuoja Jame. Viešpats aiškiai sako: mayi te – „Jie Manyje“. Todėl natūralu, kad Viešpats irgi yra juose. Toks ryšys – abipusis. Tai paaiškina Viešpaties žodžius: ye yathā māṁ prapadyante tāṁs tathaiva bhajāmy aham – „Kiek žmogus Man atsidavęs, tiek Aš Juo ir rūpinuosi.“ Transcendentinis abipusis ryšys egzistuoja, nes ir Viešpats, ir bhaktas sąmoningi. Aukso žiede esantis deimantas atrodo labai gražus. Iš tokio derinio laimi ir auksas, ir deimantas. Tiek Viešpats, tiek gyvoji esybė visuomet skleidžia švytėjimą, o kai gyvoji esybė palinksta tarnauti Aukščiausiajam Viešpačiui, ji sušvinta kaip auksas. Viešpats – tai deimantas, o deimantas su auksu labai dera. Gyvosios esybės savo gryname būvyje vadinasi bhaktais. Aukščiausiasis Viešpats tampa Savo bhaktų tarnu. Jeigu nėra abipusio ryšio tarp bhaktų ir Viešpaties, negalima kalbėti apie personalinę filosofiją. Impersonali filosofija nepripažįsta abipusio ryšio tarp Aukščiausiojo ir gyvosios esybės, o personalistinė filosofija jį pripažįsta.

Een vaak aangehaald voorbeeld is dat de Heer als een wensboom is en dat alles wat men van deze wensboom verlangt, door de Heer wordt gegeven. Maar de uitleg die hier gegeven wordt, is vollediger. Van de Heer wordt hier gezegd dat hij partijdig is tegenover Zijn toegewijden. Dit is een uiting van de speciale genade die de Heer aan Zijn toegewijden geeft. Men moet niet denken dat de wederdiensten van de Heer onderhevig zijn aan de wet van karma; ze horen bij de transcendentale situatie waarin de Heer en Zijn toegewijden functioneren. Devotionele dienst aan de Heer is geen activiteit van de materiële wereld, maar maakt deel uit van de spirituele wereld, waar eeuwigheid, gelukzaligheid en kennis overheersen.

Dažnai pateikiamas toks pavyzdys: Viešpats yra lyg troškimų medis, išpildantis visus norus. Bet šis posmas pateikia dar aiškesnį vaizdą. Jame teigiama, kad Viešpats yra šališkas bhaktams. Tai ypatingos Viešpaties malonės pasireiškimas. Nereikia manyti, kad Viešpaties atsakomojo jausmo atsiradimą lemia karmos dėsnis. Viešpaties ir bhaktų jausmų abipusiškumas būdingas transcendentinei aplinkai, kurioje jie veikia. Pasiaukojimo tarnystė Viešpačiui – ne materialaus pasaulio veikla, ji yra dalis dvasinio pasaulio, kur viešpatauja amžinybė, palaima ir žinojimas.