TEXT 9

Tekst

Text

kaviṁ purāṇam anuśāsitāram
aṇor aṇīyāṁsam anusmared yaḥ
sarvasya dhātāram acintya-rūpam
āditya-varṇaṁ tamasaḥ parastāt

Synoniemen

Synonyms

kavim — degene die alles weet; purāṇam — de oudste; anuśāsitāram — de bestuurder; aṇoḥ — dan het atoom; aṇīyāṁsam — kleiner; anu--smaret — denkt altijd aan; yaḥ — hij die; sarvasya — van alles; dhātāram — de instandhouder; acintya — onvoorstelbaar; rūpam — wiens gedaante; āditya-varṇam — stralend als de zon; tamasaḥ — aan duisternis; parastāt — transcendentaal.

kavim — derjenige, der alles weiß; purāṇam — der Älteste; anuśāsitāram — der Beherrscher; aṇoḥ — als das Atom; aṇīyāṁsam — kleiner; anusmaret — denkt ständig an; yaḥ — derjenige, der; sarvasya — von allem; dhātāram — der Erhalter; acintya — unbegreiflich; rūpam — dessen Form; āditya-varṇam — leuchtend wie die Sonne; tamasaḥ — zur Dunkelheit; parastāt — transzendental.

Vertaling

Translation

Men moet op de Allerhoogste Persoon mediteren als degene die alles weet, die de oudste is en de bestuurder, als degene die kleiner is dan het kleinste en de instandhouder van alles, als degene die alle materiële opvattingen te boven gaat, die onvoorstelbaar is en altijd een persoon. Hij straalt als de zon en is transcendentaal, ontstegen aan deze materiële natuur.

Man sollte über die Höchste Person als denjenigen meditieren, der alles weiß, der der Älteste ist, der Meister und Beherrscher von allem, der kleiner als das Kleinste ist, jenseits aller materiellen Vorstellungen und völlig unbegreiflich, und der immer eine Person ist. Er ist leuchtend wie die Sonne, und Er ist transzendental, jenseits der materiellen Natur.

Betekenisverklaring

Purport

In dit vers wordt gesproken over het proces van denken aan de Allerhoogste. Het belangrijkste punt is dat Hij niet leeg of onpersoonlijk is. Men kan niet op iets onpersoonlijks of op de leegte mediteren. Dat is heel moeilijk. Maar het proces van denken aan Kṛṣṇa is zeer gemakkelijk en het is dat waarover dit vers spreekt.

Allereerst wordt gezegd dat de Heer een puruṣa is, een persoon; we denken aan de persoon Rāma en de persoon Kṛṣṇa. En of iemand nu aan Rāma of aan Kṛṣṇa denkt, de kwaliteiten van deze persoon worden in dit vers van de Bhagavad-gītā beschreven. De Heer is kavi, wat betekent dat Hij verleden, heden en toekomst kent en daarom alwetend is. Hij is de oudste persoonlijkheid, omdat Hij de oorsprong is van alles; alles komt voort uit Hem. Hij is ook de allerhoogste bestuurder van het universum en de instandhouder en leraar van de mensheid. Hij is kleiner dan het kleinste. Het levend wezen is zo klein als het tienduizendste deel van de punt van een haar, maar de Heer is zo onvoorstelbaar klein dat Hij binnengaat in het hart van dat deeltje. Daarom wordt Hij kleiner dan het kleinste genoemd. Omdat Hij de Allerhoogste is, kan Hij in ieder atoom en in het hart van het kleinste binnengaan en het als de Superziel besturen. Maar ook al is Hij zo klein, toch is Hij alomtegenwoordig en houdt Hij alles in stand. Alle planetenstelsels worden door Hem instandgehouden.

We vragen ons vaak af hoe deze reusachtige planeten in de lucht zweven. In dit vers wordt gesteld dat de Allerhoogste Heer door Zijn onvoorstelbare energie alle grote planeten en sterrenstelsels gaande houdt. Het woord ‘acintya’ (‘onvoorstelbaar’) is in dit verband belangrijk. Gods energie is iets wat ons voorstellingsvermogen en de grenzen van ons denken te boven gaat en wordt daarom onvoorstelbaar (acintya) genoemd. Wie kan dit tegenspreken? Hij doordringt de materiële wereld en is er tegelijkertijd aan ontstegen. Hoe kunnen we begrijpen wat er zich voorbij de materiële wereld bevindt als we niet eens de materiële wereld kunnen begrijpen, die onbeduidend is in vergelijking met de spirituele wereld? Acintya verwijst naar datgene wat zich voorbij de materiële wereld bevindt, dat wat ons redeneervermogen, onze logica en filosofische speculatie niet kunnen bevatten, dat wat onvoorstelbaar is. Intelligente personen zouden zulke nutteloze redenaties en speculaties moeten vermijden en zouden moeten aanvaarden wat in teksten als de Veda’s, de Bhagavad-gītā en het Śrīmad-Bhāgavatam geschreven staat en zouden de principes die daarin worden vastgesteld moeten volgen. Dat zal iemand tot inzicht brengen.

ERLÄUTERUNG: Dieser Vers beschreibt den Vorgang der Meditation über den Höchsten. Der wichtigste Punkt ist, daß Er nicht unpersönlich oder leer ist. Man kann nicht über etwas Unpersönliches oder Leeres meditieren, und diejenigen, die es versuchen, stoßen auf viele Schwierigkeiten. Der Vorgang, an Kṛṣṇa zu denken, ist hingegen sehr einfach und wird hier praktisch beschrieben. Als erstes wird gesagt, daß der Herr puruṣa, eine Person, ist – wir denken an die Person Rāma und an die Person Kṛṣṇa. Und die Eigenschaften, die mit dieser Person verbunden sind – sei es nun Rāma oder Kṛṣṇa –, werden im vorliegenden Vers der Bhagavad-gītā beschrieben. Der Herr ist kavi, das heißt, Er kennt Vergangenheit, Gegenwart und Zukunft, und deshalb ist Er allwissend. Er ist die älteste Persönlichkeit, weil Er der Ursprung von allem ist; alles wird von Ihm geboren. Er ist auch der höchste Beherrscher des Universums, und Er ist der Erhalter und Lehrer der Menschheit. Er ist kleiner als das Kleinste. Das Lebewesen ist so klein wie der zehntausendste Teil einer Haarspitze, doch der Herr ist so unvorstellbar klein, daß Er sogar in das Herz dieses Teilchens eingehen kann. Deshalb heißt es, daß Er kleiner als das Kleinste ist. Als der Höchste kann Er in das Atom und in das Herz des Kleinsten eingehen und es als Überseele lenken. Doch obwohl Er so klein ist, ist Er alldurchdringend und erhält alles. Von Ihm werden alle Planetensysteme erhalten. Wir fragen uns oft, wie all die großen Planeten im All schweben können, doch wie hier erklärt wird, werden all diese großen Planeten und Galaxien durch die unbegreifliche Energie des Höchsten Herrn erhalten. Das Wort acintya („unbegreiflich“) ist in diesem Zusammenhang sehr bedeutsam. Gottes Energie befindet sich jenseits unseres Vorstellungsvermögens, jenseits der Dimensionen, in denen wir denken, und wird daher als unbegreiflich (acintya) bezeichnet. Wer könnte dies bestreiten? Er durchdringt die gesamte materielle Welt und ist dennoch jenseits von ihr. Wie können wir begreifen, was jenseits der materiellen Welt ist, wenn wir nicht einmal die materielle Welt begreifen, die, verglichen mit der spirituellen Welt, unbedeutend ist? Acintya bezieht sich auf das, was sich jenseits der materiellen Welt befindet, das, was unsere Argumente, unsere Logik und unsere philosophische Spekulation übersteigt, das, was unbegreiflich ist. Deshalb sollten intelligente Menschen nutzlose Argumente und Spekulationen vermeiden und akzeptieren, was in den Schriften wie den Veden, der Bhagavad-gītā und dem Śrīmad-Bhāgavatam gesagt wird, und den dort festgelegten Prinzipien folgen. Dieser Pfad wird einen zum wahren Wissen führen.