Skip to main content

TEXT 28

TEXT 28

Tekst

Tekst

vedeṣu yajñeṣu tapaḥsu caiva
dāneṣu yat puṇya-phalaṁ pradiṣṭam
atyeti tat sarvam idaṁ viditvā
yogī paraṁ sthānam upaiti cādyam
vedeṣu yajñeṣu tapaḥsu caiva
dāneṣu yat puṇya-phalaṁ pradiṣṭam
atyeti tat sarvam idaṁ viditvā
yogī paraṁ sthānam upaiti cādyam

Synoniemen

Synonyms

vedeṣu — in het bestuderen van de Veda’s; yajñeṣu — in het brengen van yajña’s, offers; tapaḥsu — in het ondergaan van verschillende soorten van ascese; ca — ook; eva — zeker; dāneṣu — in geven van schenkingen; yat — dat wat; puṇya-phalam — resultaat van vrome activiteit; pra-diṣṭam — aangegeven; atyeti — overtreft; tat sarvam — al die; idam — dit; viditvā — wetend; yogī — de toegewijde; param — allerhoogste; sthānam — verblijfplaats; upaiti — bereikt; ca — ook; ādyam — oorspronkelijke.

vedeṣu — „Vedade" uurimises; yajñeṣu — yajña ehk ohverduse sooritamises; tapaḥsu — erinevate askeeside sooritamises; ca — samuti; eva — kindlasti; dāneṣu — heategevuses; yat — see, mis; puṇya-phalam — jumalakartliku töö resultaati; pradiṣṭam — näidatud; atyeti — ületab; tat sarvam — kõiki neid; idam — seda; viditvā — teades; yogī — pühendunu; param — kõrgeima; sthānam — elupaiga; upaiti — saavutab; ca — samuti; ādyam — algse.

Vertaling

Translation

Wie het pad van devotionele dienst kiest, behoudt de resultaten verkregen door het bestuderen van de Veda’s, het brengen van offers, het beoefenen van ascese, het doen van schenkingen of het verrichten van filosofische en resultaatgerichte activiteiten. Door eenvoudig devotionele dienst te verrichten krijgt hij al deze resultaten en bereikt hij uiteindelijk de aller-hoogste eeuwige verblijfplaats.

Inimene, kes võtab omaks pühendunud teenimise tee, ei jää ilma resultaatidest, mida saadakse „Vedade" uurimisest, askeeside ja ohverduste sooritamisest, heategevusest, filosofeerimisest või karmalisest tegevusest. Teenides pühendunult Jumalat, saavutab ta kõikide loetletud tegevuste resultaadid, ning jõuab lõpuks kõrgeimasse igavesse elupaika.

Betekenisverklaring

Purport

Dit vers is de samenvatting van hoofdstuk zeven en acht, die vooral over Kṛṣṇa-bewustzijn en devotionele dienst gaan. De veda’s moeten onder begeleiding van een spiritueel leraar worden bestudeerd, en terwijl men onder zijn toezicht leeft, moet men veel ascese beoefenen. Een brahmacārī hoort als een dienaar in het huis van een spiritueel leraar te leven en moet van deur tot deur gaan om aalmoezen te bedelen en deze naar de spiritueel leraar brengen. Hij eet alleen wanneer de meester hem dat opdraagt, en mocht de meester vergeten de leerling voor de maaltijd te roepen, dan vast de leerling die dag. Dit zijn enkele vedische principes van brahmacarya. Nadat de leerling de veda’s voor een bepaalde tijd — in ieder geval van zijn vijfde tot zijn twintigste jaar — onder begeleiding van de meester heeft bestudeerd, kan men verwachten dat hij een man met een perfect karakter wordt.

See värss on seitsmenda ja kaheksanda peatüki kokkuvõte, mis käsitleb iseäranis Kṛṣṇa teadvust ja Kṛṣṇa pühendunud teenimist. „Vedasid" tuleb uurida vaimse õpetaja juhtimise all ning tema hoole all elades peab õpilane läbi tegema palju askeese. Brahmacārī peab elama vaimse õpetaja kodus kui teener, ta peab käima ukselt uksele, paludes almust, ning tooma selle vaimsele õpetajale. Ta sööb ainult õpetaja korraldusel, ning kui õpetaja teda sööma ei kutsu, siis peab õpilane sel päeval paastuma. Need on mõningad vedalikud printsiibid, mida brahmacārī peab järgima.

De studie van de Veda’s is niet bedoeld als vrijetijdsbesteding voor fauteuilfilosofen, maar voor karaktervorming. Na zijn opleiding mag de brahmacārī trouwen en het leven van een getrouwd persoon leiden. Als getrouwd persoon moet hij veel offers brengen, zodat hij meer en meer verlicht kan worden. Ook moet hij schenkingen doen, daarbij rekening houdend met het land, de tijd en de kandidaat en onderscheid makend tussen vrijgevigheid in goedheid, hartstocht en onwetendheid, zoals in de Bhagavad-gītā beschreven wordt. Later, wanneer hij zich teruggetrokken heeft uit het gezinsleven en hij de orde van vānaprastha heeft aanvaard, ondergaat hij strenge ascese door in de bossen te leven, zich te kleden met boomschors, zich niet te scheren enz.

Door de vier orden te doorlopen, namelijk brahmacarya, het leven als getrouwd persoon, vānaprastha en uiteindelijk sannyāsa, bereikt men de perfectie van zijn leven. Sommigen worden naar de hemelse koninkrijken bevorderd en anderen, die verder gevorderd zijn, bereiken bevrijding en gaan naar de spirituele hemel; ze gaan dan óf naar de onpersoonlijke brahma-jyoti óf naar de Vaikuṇṭha-planeten óf naar Kṛṣṇaloka. Dit is het pad dat door de Vedische literatuur uiteengezet wordt. Maar de schoonheid van het Kṛṣṇa-bewustzijn is dat iemand in een keer voorbij kan gaan aan alle rituelen van de verschillende orden binnen het leven door devotionele dienst te verrichten.

Pärast viiendast eluaastast kahekümnendani kestvat „Vedade" uurimist õpetaja juhendamise all võib õpilasest saada täiuslike omadustega inimene. „Vedade" uurimine ei ole mõeldud „tugitoolispekulantide" meelelahutuseks, vaid iseloomu kasvatamiseks. Pärast sellist praktikat on brahmacārīl lubatud abielluda ning alustada perekondlikku elu. Pereinimesena peab ta edasise valgustumise nimel sooritama mitmeid ohverdusi. Samuti peab ta andma annetusi, vastavalt ajale, kohale ja annetuste saajale, tehes vahet „Bhagavad-gītās" kirjeldatud vooruse, kire või teadmatuse guṇa alla kuuluva heategevuse vahel. Perekondlikust elust tagasi tõmbudes ja võttes omaks vānaprastha elukorralduse, teeb ta läbi raskeid askeese, elades metsades, riietudes puukoorde, ajamata habet jne. Järgides brahmacarya, perekondliku inimese, vānaprastha ja lõpuks sannyāsa elukorraldust, tõuseb inimene elu täiuslikkuseni. Mõned inimesed tõusevad seejärel taevalikele planeetidele või kui nad on veelgi kaugemale arenenud, vabanevad nad vaimsesse taevasse – kas siis impersonaalsesse brahmajyotisse, Vaikuṇṭha planeetidele või Kṛṣṇalokale. Selline on vedakirjanduse poolt näidatud tee.

De woorden ‘idaṁ viditvā’ geven aan dat men moet proberen om de instructies die Kṛṣṇa in dit achtste en in het zevende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā geeft, te begrijpen. Men moet niet proberen deze hoofdstukken te begrijpen met behulp van academische geleerdheid of mentale speculatie, maar door ze te horen in het gezelschap van toegewijden. De hoofdstukken zeven tot en met twaalf zijn de essentie van de Bhagavad-gītā. De eerste zes en de laatste zes hoofdstukken zijn als een beschutting voor de middelste zes hoofdstukken, die in het bijzonder door de Heer worden beschermd. Wanneer iemand het geluk heeft de Bhagavad-gītā — en dan vooral de middelste zes hoofdstukken — te leren begrijpen in het gezelschap van toegewijden, dan wordt zijn leven onmiddellijk glorieus en wordt het verheven boven alle ascese, offers, schenkingen, speculaties enz., want eenvoudig door Kṛṣṇa-bewustzijn kan men alle resultaten van deze activiteiten krijgen.

Sõnad idaṁ viditvā viitavad sellele, et lugeja peab püüdma mõista Śrī Kṛṣṇa poolt „Bhagavad-gītā" käesolevas ja seitsmendas peatükis antud juhendusi. Neid tuleb püüda mõista mitte ilmaliku õpetatuse või mõttespekulatsioonide abil, vaid kuulates neid pühendunute keskel. „Bhagavad- gītā" tuum peitub peatükkides seitsmendast kaheteistkümnendani (kaheteistkümnes kaasa arvatud). Esimesed kuus ja viimased kuus peatükki on kui ümbris keskmisele kuuele peatükile, mis viibivad Jumala erilise kaitse all. Kui inimene on sedavõrd õnnelik, et suudab pühendunutega suhtlemise abil mõista „Bhagavad-gītāt", eriti neid kuut keskmist peatükki, siis omandab ta elu koheselt suurema mõtte kui see oleks omandanud kõikide askeeside, ohverduste, heategevuste, spekulatsioonide jne läbi, sest kõikide nende tegevuste tulemused on saavutatavad lihtsalt Kṛṣṇa teadvust arendades.

Wie enigszins geloof hecht aan de Bhagavad-gītā, moet deze van een toe-gewijde vernemen, omdat in het begin van het vierde hoofdstuk duidelijk gezegd wordt dat de Bhagavad-gītā alleen door toegewijden begrepen kan worden; niemand anders kan de boodschap van de Bhagavad-gītā volmaakt begrijpen. Men moet de Bhagavad-gītā daarom van een toegewijde van Kṛṣṇa vernemen en niet van iemand die speculeert. Dat is een teken van geloof. Iemand begint de Bhagavad-gītā pas werkelijk te bestuderen en te begrijpen wanneer hij naar een toegewijde zoekt en het geluk heeft in zijn gezelschap te komen. Door vooruitgang te maken in de omgang met die toegewijde, komt hij tot het niveau van devotionele dienst, en deze dienst verdrijft alle twijfels die iemand heeft over Kṛṣṇa, God, en de activiteiten, gedaante, vermaak, naam en andere kenmerken van Kṛṣṇa. Nadat alle twijfels volkomen zijn weggenomen, raakt iemand niet meer afgeleid van zijn studie. Hij beleeft dan plezier aan het bestuderen van de Bhagavad-gītā en bereikt het niveau waarop hij altijd Kṛṣṇa-bewust is. In het gevorderde stadium raakt hij volledig vervuld van liefde voor Kṛṣṇa. Dit allerhoogste niveau van perfectie van het leven stelt de toegewijde in staat om overgebracht te worden naar de woning van Kṛṣṇa in de spirituele hemel, Goloka Vṛdāvana, waar de toegewijde eeuwig geluk bereikt.

See, kelle usk „Bhagavad-gītāsse" on nõrk, peaks õppima „Bhagavad- gītāt" pühendunult, sest neljanda peatüki alguses öeldakse selgelt, et „Bhagavad-gītāt" suudavad mõista üksnes pühendunud. Keegi teine selle teose tähendust täielikult mõista ei suuda. Seepärast peab inimene õppima „Bhagavad-gītāt" Kṛṣṇa pühendunutelt, mitte spekulantidelt. See on märk usust. Kui inimene tahab suhelda pühendunutega ning lõpuks talle see võimalus avaneb, siis alles seejärel hakkab ta tegelikult „Bhagavad-gītāt" uurima ja mõistma. Pühendunutega suhtlemisest edasi arenedes rakendab inimene end pühendunud teenimisse. See hajutab kõik tema kahtlused Kṛṣṇast ehk Jumalast, Kṛṣṇa tegudest, kehast, mängudest, nimest, omadustest jne. Kui kõik need kahtlused on täielikult kadunud, võib inimene tõsiselt „Śrīmad Bhagavad-gītāt" uurima hakata. Ta hakkab selle teose uurimist nautima ning saavutab pideva Kṛṣṇa teadvuse. Veelgi edasi arenedes armub ta täielikult Kṛṣṇasse. See elu kõrgeim täiuslikkuse tasand võimaldab pühendunul tõusta Kṛṣṇa elupaika vaimses taevas, Goloka Vṛndāvaṇale, kus ta saab elada igavesti õnnelikult.

Zo eindigen de commentaren van Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda bij het achtste hoofdstuk van Śrīmad Bhagavad-gītā, getiteld ‘Het bereiken van de Allerhoogste’.

Selliselt lõpevad Bhaktivedanta selgitused „Śrīmad Bhagavad-gītā" kaheksandale peatükile, mis käsitlesid Kõrgeimani jõudmist.