Skip to main content

TEXT 4

TEXT 4

Tekst

Texte

bhūmir āpo ’nalo vāyuḥ
khaṁ mano buddhir eva ca
ahaṅkāra itīyaṁ me
bhinnā prakṛtir aṣṭadhā
bhūmir āpo ’nalo vāyuḥ
khaṁ mano buddhir eva ca
ahaṅkāra itīyaṁ me
bhinnā prakṛtir aṣṭadhā

Synoniemen

Synonyms

bhūmiḥ — aarde; āpaḥ — water; analaḥ — vuur; vāyuḥ — lucht; kham — ether; manaḥ — geest; buddhiḥ — intelligentie; eva — zeker; ca — en; ahaṅkāraḥ — vals ego; iti — zo; iyam — al deze; me — Mijn; bhinnā — afgescheiden; prakṛtiḥ — energieën; aṣṭadhā — achtvoudige.

bhūmiḥ: la terre; āpaḥ: l’eau; analaḥ: le feu; vāyuḥ: l’air; kham: l’éther; manaḥ: le mental; buddhiḥ: l’intelligence; eva: certes; ca: et; ahaṅkāraḥ: le faux ego; iti: ainsi; iyam: toutes ces; me: Mes; bhinnā: séparées; prakṛtiḥ: énergies; aṣṭadhā: huit au total.

Vertaling

Translation

Aarde, water, vuur, lucht, ether, geest, intelligentie en vals ego — samen vormen deze acht Mijn afgescheiden materiële energieën.

La terre, l’eau, le feu, l’air, l’éther, le mental, l’intelligence et le faux ego, ces huit énergies matérielles sont Miennes mais sont distinctes de Moi.

Betekenisverklaring

Purport

De wetenschap van God analyseert de wezenlijke positie van God en Zijn verschillende energieën. De materiële energie wordt prakṛti genoemd, de energie van de Heer in Zijn verschillende puruṣa-incarnaties (expansies) zoals die worden beschreven in het Nārada-pañcarātra, een van de Sātvata-tantra’s:

La science divine analyse la nature fondamentale de Dieu et de Ses diverses énergies. Celle qu’Il manifeste à travers les puruṣa-avatāras, par exemple, est appelée prakṛti, nature matérielle, comme l’explique le Nārada-Pañcarātra,:

viṣṇos tu trīṇi rūpāṇi
puruṣākhyāny atho viduḥ
ekaṁ tu mahataḥ sraṣṭṛ
dvitīyaṁ tv aṇḍa-saṁsthitam
tṛtīyaṁ sarva-bhūta-sthaṁ
tāni jñātvā vimucyate
viṣṇos tu trīṇi rūpāṇi
puruṣākhyāny atho viduḥ
ekaṁ tu mahataḥ sraṣṭṛ
dvitīyaṁ tv aṇḍa-saṁsthitam
tṛtīyaṁ sarva-bhūta-sthaṁ
tāni jñātvā vimucyate

‘Voor de materiële schepping neemt de volkomen expansie van Heer Kṛṣṇa, Viṣṇu, drie vormen aan. De eerste vorm, Mahā-Viṣṇu, schept de totale materiële energie die het mahat-tattva genoemd wordt. De tweede, Garbhodaka-śāyī Viṣṇu, gaat binnen in alle afzonderlijk universa om daar verscheidenheid te scheppen. De derde, Kṣīrodaka-śāyī Viṣṇu, is binnen alle universa verspreid als de alomtegenwoordige Superziel en staat bekend als de Paramātmā. Hij is zelfs aanwezig in de atomen. Iedereen die deze drie Viṣṇu’s kent, kan bevrijd raken uit materiële gebondenheid.’

« Pour créer l’univers matériel, l’émanation plénière de Kṛṣṇa, Viṣṇu, revêt trois aspects. Mahā-Viṣṇu, d’abord, crée la totalité de l’énergie matérielle, ou mahat-tattva. Le second, Garbhodakaśāyī Viṣṇu, pénètre en chaque univers, où Il fait naître la diversité. Le troisième, Kṣīrodakaśāyī Viṣṇu, est l’Âme Suprême omniprésente. Il pénètre jusque dans le moindre atome et on Le désigne du nom de Paramātmā. Quiconque parvient à connaître ces trois formes de Viṣṇu peut s’affranchir de l’esclavage de la matière. »

De materiële wereld is een tijdelijke manifestatie van īīn van de energieën van de Heer. Alle activiteiten van de materiële wereld worden door deze drie Viṣṇu-expansies van Heer Kṛṣṇa bestuurd. Deze puruṣa’s worden incarnaties genoemd. Iemand die geen kennis heeft van de wetenschap van God (Kṛṣṇa), denkt over het algemeen dat de materiële wereld er voor het plezier van de levende wezens is en dat zij de puruṣa’s — de oorzaken, bestuurders en genieters van de materiële energie — zijn. Deze atheïstische conclusie is volgens de Bhagavad-gītā onjuist. In het vers dat hier besproken wordt, wordt gesteld dat Kṛṣṇa de oorspronkelijke oorzaak van de materiële wereld is; het Śrīmad-Bhāgavatam bevestigt dit.

De ingrediënten van de materiële wereld zijn afgescheiden energieën van de Heer. Zelfs de brahmajyoti, het uiteindelijke doel van de impersonalist, is een spirituele energie die in de spirituele hemel gemanifesteerd wordt. In de brahma-jyoti is er geen spirituele verscheidenheid zoals in de Vaikuṇṭhaloka’s, maar de impersonalist aanvaardt deze brahmajyoti als het uiteindelijke, eeuwige doel. De Paramātmā-manifestatie, het alomtegenwoordige aspect van Kṣīrodaka-śāyī Viṣṇu, is tijdelijk. De Paramātmā-manifestatie is niet eeuwig, omdat deze manifestatie in de spirituele wereld niet bestaat. De werkelijke Absolute Waarheid is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa. Hij is de energetische persoon die compleet is en Hij bezit verschillende afgescheiden en interne energieën.

L’univers matériel est donc la manifestation temporaire d’une des énergies du Seigneur, et tout s’y déroule sous la supervision des trois Viṣṇus, les puruṣa-avatāras de Kṛṣṇa. Celui qui ignore la science de Dieu croit que le monde a été créé pour le plaisir des êtres vivants, que ces derniers en sont les puruṣas, c’est-à-dire les causes, les maîtres et les ultimes bénéficiaires. Mais la Bhagavad-gītā dénonce cette croyance athée. Ainsi, le verset qui nous occupe présente Kṛṣṇa comme la cause originelle de la manifestation matérielle (ce que corrobore également le Śrīmad-Bhāgavatam) dont les constituants sont tous des énergies distinctes du Seigneur. Même le brahmajyoti, l’objectif ultime des impersonnalistes, est une énergie transcendantale qui se situe dans le monde spirituel. Mais au contraire des planètes Vaikuṇṭhas, le brahmajyoti est dépourvu de diversité. Et pourtant, les impersonnalistes le tiennent pour le but ultime et éternel. Le Paramātmā quant à Lui est une manifestation omniprésente mais temporaire de Kṣīrodakaśāyī Viṣṇu, et n’a pas d’existence permanente dans le monde spirituel. Ainsi, Kṛṣṇa, Dieu, la Personne Suprême, est sans conteste la Vérité Absolue. Il est la source de toutes les énergies, interne et externe, et c’est à Lui qu’elles appartiennent.

Zoals hierboven werd vermeld, zijn er in de materiële energie acht voornaamste onderverdelingen. Van deze acht worden de eerste vijf, namelijk aarde, water, vuur, lucht en ruimte, de vijf gigantische of grove scheppingen genoemd. Hierbij zijn de vijf zinsobjecten inbegrepen, namelijk de manifestaties van materieel geluid, tast, vorm, smaak en reuk. De materiële wetenschap neemt alleen deze tien elementen in beschouwing en meer niet; de andere drie elementen, namelijk geest, intelligentie en vals ego, worden door de materialisten genegeerd. Filosofen die zich bezighouden met mentale speculaties zijn ook niet volmaakt in hun kennis, omdat ze de uiteindelijke oorsprong, Kṛṣṇa, niet kennen. Het vals ego — ‘Ik ben’ en ‘Het is van mij’, die de basisprincipes van het materiële bestaan vormen — omvat tien zintuigen voor het verrichten van materiële activiteiten. Intelligentie heeft betrekking op de totaliteit van de materiële manifestatie, die het mahat-tattva wordt genoemd.

Uit de acht afgescheiden energieën van de Heer worden dus de vierentwintig elementen van de materiële wereld gemanifesteerd, die het onderwerp zijn van de atheïstische sāṅkhya-filosofie. Oorspronkelijk zijn deze elementen uitlopers van de energieën van Kṛṣṇa en zijn ze van Hem afgescheiden, maar de atheïstische sāṅkhya-filosofen met hun armzalige kennis weten niet dat Kṛṣṇa de oorzaak van alle oorzaken is. Het onderwerp van discussie in de sāṅkhya-filosofie is alleen de manifestatie van de externe energie van Kṛṣṇa zoals die in de Bhagavad-gītā wordt beschreven.

Comme l’indique ce verset, l’énergie matérielle compte huit éléments de base, dont les cinq premiers (la terre, l’eau, le feu, l’air et l’éther) sont qualifiés de grossiers, bruts, et englobent les cinq objets des sens. Ils constituent les manifestations physiques du son, du toucher, de la forme, du goût et de l’odeur. La science matérielle ne s’occupe que de ces dix éléments; elle néglige les trois éléments subtils que sont le mental, l’intelligence et l’ego matériel. Les chercheurs qui étudient le mental en ont une connaissance imparfaite puisqu’ils méconnaissent Kṛṣṇa, la source de tout ce qui est. L’ego matériel, le faux ego – le sens du « je suis » et « je possède » qui est la racine même de l’existence matérielle – comprend les dix organes des sens. L’intelligence, elle, se rapporte à la totalité de la création matérielle, qu’on désigne sous le nom de mahat-tattva. Les vingt-quatre éléments de la nature matérielle sont donc manifestés à partir des huit énergies distinctes du Seigneur et ils forment l’objet d’étude de la philosophie athée du sāṅkhya. Cette dernière ne reconnaît pas Kṛṣṇa comme leur source, comme la cause de toutes les causes, confinant ainsi ses analyses aux seules énergies externes du Seigneur.