Skip to main content

TEXT 28

TEXT 28

Tekst

Text

yeṣāṁ tv anta-gataṁ pāpaṁ
janānāṁ puṇya-karmaṇām
te dvandva-moha-nirmuktā
bhajante māṁ dṛḍha-vratāḥ
yeṣāṁ tv anta-gataṁ pāpaṁ
janānāṁ puṇya-karmaṇām
te dvandva-moha-nirmuktā
bhajante māṁ dṛḍha-vratāḥ

Synoniemen

Synonyms

yeṣām — van wie; tu — maar; anta-gatam — volledig uitgeroeid; pāpam — zonde; janānām — van de personen; puṇya — vrome; karmaṇām — van wie de vroegere activiteiten; te — zij; dvandva — van dualiteit; moha — verblinding; nirmuktāḥ — vrij van; bhajante — verrichten devotionele dienst; mām — aan Mij; dṛḍha-vratāḥ — met vastberadenheid.

yeṣām — deren; tu — aber; anta-gatam — vollständig getilgt; pāpam — Sünde; janānām — der Menschen; puṇya — fromme; karmaṇām — deren frühere Tätigkeiten; te — sie; dvandva — der Dualität; moha — Täuschung; nirmuktāḥ — frei von; bhajante — beschäftigen sich im hingebungsvollen Dienst; mām — zu Mir; dṛḍha-vratāḥ — mit Entschlossenheit.

Vertaling

Translation

Zij die in vorige levens en in dit leven vroom gehandeld hebben en van wie de zondige activiteiten volledig zijn vernietigd, worden bevrijd van de dualiteiten van verblinding, waarna ze Mij vastberaden dienen.

Menschen, die in vorangegangenen und im gegenwärtigen Leben fromm gehandelt haben und deren Sünden vollständig getilgt sind, sind frei von den Dualitäten der Täuschung, und sie beschäftigen sich mit Entschlossenheit in Meinem Dienst.

Betekenisverklaring

Purport

In dit vers worden de personen genoemd die ervoor in aanmerking komen om naar het transcendentale niveau verheven te worden. Voor hen die zondig, atheïstisch, dwaas en onbetrouwbaar zijn, is het heel moeilijk om uit te stijgen boven de dualiteit van verlangen en haat. Alleen zij die hun levens hebben doorgebracht met het volgen van religieuze principes, die vroom gehandeld hebben en de karmische reacties op hun zonden overwonnen hebben, kunnen devotionele dienst aanvaarden en geleidelijk aan tot het niveau van zuivere kennis van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods komen. Geleidelijk aan kunnen ze dan beginnen om met volledige concentratie op de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods te mediteren. Dat is het proces om het spirituele niveau te bereiken.

ERLÄUTERUNG: In diesem Vers werden diejenigen beschrieben, die geeignet sind, auf die transzendentale Ebene erhoben zu werden. Für Menschen, die sündig, atheistisch, dumm und betrügerisch sind, ist es sehr schwierig, die Dualität von Verlangen und Haß zu überwinden. Nur diejenigen, die in ihrem Leben den regulierenden Prinzipien der Religion gefolgt sind, die fromm gehandelt und alle sündhaften Reaktionen überwunden haben, können sich dem hingebungsvollen Dienst zuwenden und sich allmählich auf die Stufe des reinen Wissens über die Höchste Persönlichkeit Gottes erheben. Dann können sie allmählich beginnen, in Trance über die Höchste Persönlichkeit Gottes zu meditieren. Dies ist der Vorgang, um die spirituelle Ebene zu erreichen. Und diese Erhebung ist im Kṛṣṇa-Bewußtsein in der Gemeinschaft reiner Gottgeweihter möglich, denn in der Gemeinschaft großer Gottgeweihter kann man von Täuschung befreit werden.

Deze verheffing in Kṛṣṇa-bewustzijn is mogelijk wanneer men met zuivere toegewijden omgaat, want in het gezelschap van grote toegewijden kan men bevrijd worden van verblinding. In het Śrīmad-Bhāgavatam (5.5.2) wordt gesteld dat als men werkelijk bevrijd wil worden, men de toegewijden moet dienen (mahat-sevāṁ dvāram āhur vimukteḥ); iemand die daarentegen met materialistische mensen omgaat, bevindt zich op het pad naar de duisterste regionen van het bestaan (tamo-dvāraṁ yoṣitāṁ saṅgi-saṅgam). De toegewijden van de Heer reizen over deze hele wereld enkel en alleen om de geconditioneerde zielen uit hun waan te halen. De impersonalisten weten niet dat het vergeten van hun wezenlijke positie als ondergeschikte van de Allerhoogste Heer de grootste schending van Gods wet is. Tenzij iemand in zijn eigen wezenlijke positie hersteld is, kan hij onmogelijk de Allerhoogste Persoonlijkheid begrijpen of met vastberadenheid volledig opgaan in transcendentale liefdedienst aan Hem.

Im Śrīmad-Bhāgavatam (5.5.2) heißt es, daß man den Gottgeweihten dienen muß, wenn man tatsächlich befreit werden will (mahat-sevāṁ dvāram āhur vimukteḥ); aber diejenigen, die mit materialistischen Menschen Umgang haben, befinden sich auf dem Pfad, der zum dunkelsten Bereich des Daseins führt (tamo-dvāraṁ yoṣitāṁ saṅgi-saṅgam). Die Geweihten des Herrn reisen über die ganze Erde, nur um die bedingten Seelen aus ihrer Illusion zu befreien. Die Unpersönlichkeitsanhänger wissen nicht, daß es die größte Verletzung der Gesetze Gottes ist, wenn man seine wesensgemäße Stellung, nämlich dem Höchsten Herrn untergeordnet zu sein, vergißt. Solange man sich nicht wieder in seiner wesensgemäßen Stellung befindet, ist es nicht möglich, die Höchste Persönlichkeit Gottes zu verstehen oder mit Entschlossenheit voll in Seinem transzendentalen liebevollen Dienst beschäftigt zu sein.