Skip to main content

TEXT 25

TEXT 25

Tekst

Texte

nāhaṁ prakāśaḥ sarvasya
yoga-māyā-samāvṛtaḥ
mūḍho ’yaṁ nābhijānāti
loko mām ajam avyayam
nāhaṁ prakāśaḥ sarvasya
yoga-māyā-samāvṛtaḥ
mūḍho ’yaṁ nābhijānāti
loko mām ajam avyayam

Synoniemen

Synonyms

na — evenmin; aham — Ik; prakāśaḥ — zichtbaar; sarvasya — voor iedereen; yoga-māyā — door intern vermogen; samāvṛtaḥ — verhuld; mūḍhaḥ — dwaas; ayam — deze; na — niet; abhijānāti — kunnen begrijpen; lokaḥ — personen; mām — Mij; ajam — ongeboren; avyayam  — onuitputtelijk.

na: non plus; aham: Je; prakāśaḥ: Me manifeste; sarvasya: à tous; yoga-māyā: par la puissance interne; samāvṛtaḥ: couvert; mūḍhaḥ: insensées; ayam: ces; na: ne pas; abhijānāti: peuvent comprendre; lokaḥ: personnes; mām: Moi; ajam: non né; avyayam: inexhaustible.

Vertaling

Translation

Voor dwazen en onintelligente personen ben Ik nooit zichtbaar; voor hen ben ik verhuld door Mijn interne vermogen en daarom weten ze niet dat Ik ongeboren en onfeilbaar ben.

Je ne Me montre jamais aux sots et aux insensés. Le voile de Ma puissance interne Me soustrait à leur regard, si bien qu’ils ne savent pas que Je suis non né et inexhaustible.

Betekenisverklaring

Purport

Het bezwaar dat men hier zou kunnen maken, is dat als iedereen Kṛṣṇa kon zien toen Hij op deze aarde aanwezig was, waarom Hij dan nu niet zichtbaar is voor iedereen? Maar in feite was Hij niet voor iedereen zichtbaar. Toen Kṛṣṇa op aarde verbleef, waren er maar een paar mensen die begrepen dat Hij de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods was. Toen Śiśupāla zich tijdens de bijeenkomst van de Kuru’s uitsprak tegen het benoemen van Kṛṣṇa als voorzitter van de bijeenkomst, was het Bhīṣma die Kṛṣṇa steunde en verkondigde dat Hij de Allerhoogste God was. Ook de Pāṇḍava’s en enkele anderen wisten dat Hij de Allerhoogste was, maar niet iedereen. Voor niet-toegewijden en mensen in het algemeen bleef Hij verhuld. Daarom zegt Kṛṣṇa in de Bhagavad-gītā dat iedereen behalve Zijn zuivere toegewijden denkt dat Hij gelijk is aan henzelf. Hij was alleen voor Zijn toegewijden zichtbaar als de onuitputtelijke bron van alle plezier. Maar voor anderen, de onintelligente niet-toegewijden, was Hij verhuld door Zijn interne vermogen.

On pourrait se demander pour quelle raison Kṛṣṇa, qui était jadis présent sur terre et visible aux yeux de tous, ne l’est plus aujourd’hui. En fait, déjà à l’époque, Il n’était pas manifestement Dieu pour tous. Certaines personnes seulement savaient qu’Il était la Personne Suprême. Lorsqu’au milieu des Kurus, Śiśupāla déclara publiquement que Kṛṣṇa était indigne d’être désigné comme président de l’assemblée, Bhīṣma Le défendit en proclamant qu’Il était Dieu en personne. Les Pāṇḍavas et quelques autres savaient également qu’Il était le Seigneur Suprême, mais ce n’était pas le cas de tout le monde. Kṛṣṇa ne Se révéla pas en tant que tel au commun des hommes et aux non-dévots. C’est pourquoi, dans la Bhagavad-gītā, Il dit qu’à l’exception de Ses dévots, tous Le prennent pour un homme ordinaire. Ainsi, Ses dévots, et eux seuls, Le virent comme le sanctuaire de toute joie. Car pour les autres, pour les incroyants sans intelligence, Il demeura voilé par Sa puissance interne.

In de gebeden van Kuntī in het Śrīmad-Bhāgavatam (1.8.19) wordt gezegd dat de Heer door de sluier van yoga-māyā verhuld is en dat gewone mensen Hem daardoor niet kunnen begrijpen. Deze sluier van yoga-māyā wordt ook beschreven in de Īśopaniṣad (mantra 15), waarin de toegewijde als volgt bidt:

Ce point est corroboré dans le Śrīmad-Bhāgavatam (1.8.19) où Kuntī, dans ses prières au Seigneur, dit qu’Il est caché par le voile de yoga-māyā, ce qui Le rend inaccessible à l’homme ordinaire. L’Īśopaniṣad (mantra 15) parle aussi du voile de yoga-māyā:

hiraṇmayena pātreṇa
satyasyāpihitaṁ mukham
tat tvaṁ pūṣann apāvṛṇu
satya-dharmāya dṛṣṭaye
hiraṇmayena pātreṇa
satyasyāpihitaṁ mukham
tat tvaṁ pūṣann apāvṛṇu
satya-dharmāya dṛṣṭaye

‘O mijn Heer, U bent de instandhouder van het hele universum en devotionele dienst aan U is het hoogste religieuze beginsel. Ik bid daarom dat U ook mij onderhoudt. Uw transcendentale vorm is verhuld door yoga-māyā. De brahmajyoti is de versluiering van de interne energie. Wees zo vriendelijk deze verblindende gloed weg te nemen, die mij belemmert Uw sac-cid-ānanda-vigraha te zien, Uw eeuwige vorm van gelukzaligheid en kennis.’ De transcendentale vorm van gelukzaligheid en kennis van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods wordt door het brahmajyoti-aspect van de interne energie versluierd; hierdoor kunnen de minder intelligente impersonalisten de Allerhoogste niet zien.

« Ô mon Seigneur, Tu préserves l’univers tout entier, et Te servir avec amour est le plus haut principe religieux. Prends soin de moi aussi, je T’en prie, Toi dont la forme transcendantale est voilée par le brahmajyoti de yoga-māyā, Ta puissance interne. Daigne ôter cette éblouissante radiance qui m’empêche de voir Ta forme éternelle, omnisciente et bienheureuse (sac-cid-ānanda-vigraha). » Dieu, la Personne Suprême, dans Sa forme transcendantale qui renferme la connaissance et la félicité absolues, est voilé par la puissance interne sous la forme du brahmajyoti, si bien que les impersonnalistes à l’intelligence médiocre ne peuvent Le voir.

In het Śrīmad-Bhāgavatam (10.14.7) komt het volgende gebed van Heer Brahmā voor: ‘O Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, o Superziel, o meester van alle mystiek, wie is in staat om Uw vermogen en activiteiten van vermaak in deze wereld te bevatten? U ontvouwt voortdurend Uw interne vermogen en daarom kan niemand U begrijpen. Grote wetenschappers en geleerden mogen dan in staat zijn de atomen van de planeten in de materiële wereld te tellen, maar toch zijn ze niet in staat om Uw energieën en vermogens te berekenen, ook al bent U voor hen aanwezig.’ De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Heer Kṛṣṇa, is niet alleen ongeboren, maar ook avyaya, onuitputtelijk. Hij heeft een eeuwige vorm van gelukzaligheid en kennis en Zijn energieën zijn allemaal onuitputtelijk.

Brahmā, dans le Śrīmad-Bhāgavatam (10.14.7), adresse au Seigneur cette prière: « Ô Être Divin, ô Âme Suprême, ô maître de tous les mystères, qui, en ce monde, pourrait évaluer Ta puissance et Tes divertissements ? Tu étends toujours davantage l’influence de Ta puissance interne, si bien que nul ne peut Te comprendre. Savants et érudits scrutent les atomes et les planètes de l’univers matériel, mais demeurent incapables de mesurer Ta puissance et Ton énergie, quand bien même Tu Te dresses devant eux. »

Dieu, Kṛṣṇa, n’est pas seulement non né, Il est aussi avyaya, inexhaustible. Sa forme éternelle est connaissance et félicité, et Ses énergies sont toutes inépuisables.