Skip to main content

TEXT 23

TEXT 23

Tekst

Texte

antavat tu phalaṁ teṣāṁ
tad bhavaty alpa-medhasām
devān deva-yajo yānti
mad-bhaktā yānti mām api
antavat tu phalaṁ teṣāṁ
tad bhavaty alpa-medhasām
devān deva-yajo yānti
mad-bhaktā yānti mām api

Synoniemen

Synonyms

anta-vat — vergankelijk; tu — maar; phalam — vrucht; teṣām — hun; tat — dat; bhavati — wordt; alpa-medhasām — van degenen met weinig intelligentie; devān — naar de halfgoden; deva-yajaḥ — de vereerders van de halfgoden; yānti — gaan; mat — Mijn; bhaktāḥ — toegewijden; yānti — gaan; mām — naar Mij; api — ook.

anta-vat: périssable; tu: mais; phalam: fruit; teṣām: leur; tat: cela; bhavati: devient; alpa-medhasām: de ceux qui ont peu d’intelligence; devān: aux devas; deva-yajaḥ: les adorateurs des devas; yānti: vont; mat: Mes; bhaktāḥ: dévots; yānti: vont; mām: à Moi; api: aussi.

Vertaling

Translation

Mensen met weinig intelligentie vereren de halfgoden en de vruchten die ze ontvangen zijn beperkt en tijdelijk. Zij die de halfgoden vereren gaan naar de planeten van de halfgoden, maar Mijn toegewijden bereiken uiteindelijk Mijn allerhoogste planeet.

Les hommes de faible intelligence rendent un culte aux devas, mais les fruits de leur adoration sont éphémères et limités. Ceux qui vénèrent les devas atteignent leurs planètes, alors que Mes dévots viennent à Mon royaume suprême.

Betekenisverklaring

Purport

Sommige commentatoren op de Bhagavad-gītā zeggen dat iemand die een halfgod vereert, de Allerhoogste Heer zal bereiken. Maar hier wordt duidelijk gesteld dat de vereerders van de halfgoden naar de verschillende planetaire stelsels gaan waar de halfgoden verblijven. Wie de zon vereert, zal bijvoorbeeld naar de zon gaan en wie de halfgod van de maan vereert, zal de maan bereiken. Op dezelfde manier zal iemand die een halfgod als Indra vereert, de planeet van die bepaalde halfgod bereiken. Het is niet zo dat men de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zal bereiken door om het even welke halfgod te vereren. Dat wordt hier ontkend. Er wordt duidelijk gesteld dat zij die de halfgoden vereren naar de verschillende planeten in de materiële wereld gaan, maar dat de toegewijde van de Allerhoogste Heer direct naar de allerhoogste planeet van de Persoonlijkheid Gods gaat.

Certains commentateurs de la Bhagavad-gītā prétendent qu’on peut atteindre le Seigneur Suprême en vénérant les devas, mais ce verset établit clairement le contraire: les adorateurs des devas iront sur les planètes des devas. Celui qui révère le deva du soleil ira sur le soleil, celui qui prie le deva de la lune ira sur la lune, et celui qui rend un culte à Indra ira sur la planète d’Indra. Mais ce n’est pas en adorant l’un ou l’autre des devas que l’on atteindra Dieu, la Personne Suprême. Les adorateurs des devas, comme l’explique ce verset, gagneront les diverses planètes de l’univers matériel où ceux-ci résident, tandis que les dévots du Seigneur iront directement sur la planète suprême, dans le royaume spirituel de Dieu.

Iemand zou nu kunnen tegenwerpen dat als de halfgoden verschillende delen van het lichaam van de Allerhoogste Heer zijn, het vereren van hen hetzelfde resultaat zou moeten geven als het vereren van de Allerhoogste Heer. Maar zij die de halfgoden vereren zijn niet erg intelligent, want ze weten niet aan welk lichaamsdeel het voedsel moet worden gegeven. Sommigen van die vereerders zijn zo dwaas dat ze beweren dat er vele delen zijn en vele manieren om het voedsel toe te dienen. Dit is niet zo verstandig. Kan iemand voedsel aan het lichaam toedienen via de oren of de ogen? Ze weten niet dat de halfgoden verschillende delen van het kosmische lichaam van de Allerhoogste Heer zijn en in hun onwetendheid geloven ze dat iedere halfgod op zich een afzonderlijke God is die kan wedijveren met de Allerhoogste Heer.

Certains objecteront que si les devas sont inclus dans les diverses parties du corps du Seigneur Suprême, c’est bien Lui qu’on atteint en les adorant – raisonnement du sot qui clamerait qu’on nourrit le corps en nourrissant chacune des parties qui le constituent. Qui donc arriverait à nourrir son corps par les yeux ou les oreilles ? De telles personnes ne comprennent pas vraiment ce que signifie le fait que les devas soient divers membres du corps universel du Seigneur Suprême. Dans leur ignorance, elles croient que chaque deva est un Dieu en soi, une sorte de rival du Seigneur.

Niet alleen de halfgoden zijn delen van de Allerhoogste Heer, de gewone levende wezens zijn dat ook. In het Śrīmad-Bhāgavatam wordt gesteld dat de brāhmaṇa’s het hoofd van de Allerhoogste Heer zijn, de kṣatriya’s Zijn armen, de vaiśya’s Zijn middel, de śūdra’s Zijn benen en dat ze allemaal verschillende functies hebben. Wanneer iemand, ongeacht zijn positie, weet dat zowel de halfgoden als hijzelf integrerende deeltjes van de Allerhoogste Heer zijn, dan is zijn kennis perfect. Maar als hij dit niet begrijpt, bereikt hij verschillende planeten waar de halfgoden verblijven. Dit is niet dezelfde bestemming die de toegewijde bereikt.

Comme les devas, tous les autres êtres forment le corps universel du Seigneur. Le Śrīmad-Bhāgavatam explique que les brāhmaṇas sont Sa tête, les kṣatriyas, Ses bras, les vaiśyas, Sa taille et les śūdras, Ses jambes, chaque catégorie d’être remplissant une fonction différente. Celui qui, en toutes circonstances, garde à l’esprit que tous les êtres sans exception, hommes et devas, font partie intégrante du Seigneur, détient la connaissance parfaite. Celui par contre, qui ne comprend pas cette notion fondamentale n’atteindra que les planètes des devas, ce qui n’est pas la destination des dévots.

De resultaten die door de gunsten van de halfgoden verkregen worden, zijn vergankelijk, omdat in de materiële wereld de planeten, de halfgoden en hun vereerders allemaal vergankelijk zijn. In dit vers wordt daarom duidelijk gezegd dat alle resultaten die worden verkregen door het aanbidden van de halfgoden, vergankelijk zijn en dat alleen een minder intelligent levend wezen zich met deze verering bezighoudt. Omdat een zuivere toegewijde die bezig is met Kṛṣṇa-bewustzijn door devotionele dienst aan de Allerhoogste Heer een eeuwig bestaan bereikt dat vol kennis en geluk is, bestaat er een verschil tussen wat hij bereikt en wat de gewone vereerder van de halfgoden bereikt. De Allerhoogste Heer is onbegrensd; Zijn gunsten zijn onbegrensd; Zijn genade is onbegrensd. Daarom is de genade van de Allerhoogste Heer voor Zijn zuivere toegewijde onbegrensd.

Les bienfaits accordés par les devas ne peuvent être que périssables, puisque tout en ce monde – les planètes, les devas et leurs adorateurs – est périssable. Ce verset insiste donc sur la précarité des fruits du culte rendu aux devas, et sur le peu d’intelligence de leurs fidèles. Ces fruits diffèrent en tout de ceux récoltés par les purs dévots, lesquels, en s’absorbant dans la conscience de Kṛṣṇa, dans le service dévotionnel de la Personne Suprême, connaîtront l’existence éternelle, la connaissance et la félicité. Le Seigneur est infini, Sa grâce et Sa miséricorde aussi. La faveur qu’Il accorde à Ses purs dévots est donc infinie.