Skip to main content

TEXT 1

TEXT 1

Tekst

Texte

śrī-bhagavān uvāca
mayy āsakta-manāḥ pārtha
yogaṁ yuñjan mad-āśrayaḥ
asaṁśayaṁ samagraṁ māṁ
yathā jñāsyasi tac chṛṇu
śrī-bhagavān uvāca
mayy āsakta-manāḥ pārtha
yogaṁ yuñjan mad-āśrayaḥ
asaṁśayaṁ samagraṁ māṁ
yathā jñāsyasi tac chṛṇu

Synoniemen

Synonyms

śrī bhagavān uvāca — de Allerhoogste Heer zei; mayi — aan Mij; āsakta-manāḥ — de geest verbonden; pārtha — o zoon van Pṛthā; yogam — zelfrealisatie; yuñjan — beoefenend; mat-āśrayaḥ — bewust zijn van Mij (Kṛṣṇa-bewustzijn); asaṁśayam — zonder twijfel; samagram — volledig; mām — Mij; yathā — hoe; jñāsyasi — je kunt kennen; tat — dat; śṛṇu  — probeer te horen.

śrī-bhagavān uvāca: la Personne Suprême dit; mayi: à Moi; āsakta-manāḥ: le mental attaché; pārtha: ô fils de Pṛthā; yogam: la réalisation spirituelle; yuñjan: pratiquant; mat-āśrayaḥ: en ayant conscience de Moi (conscience de Kṛṣṇa); asaṁśayam: sans nul doute; samagram: complètement; mām: Moi; yathā: comment; jñāsyasi: tu peux connaître; tat: cela; śṛṇu: essaie d’écouter.

Vertaling

Translation

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Hoor nu, o zoon van Pṛthā, hoe je Me volledig en zonder twijfel kunt kennen door yoga te beoefenen met een bewustzijn dat volledig van Mij vervuld is en met een geest die verbonden is met Mij.

Dieu, la Personne Suprême, dit: Ô fils de Pṛthā, écoute comment, en pratiquant le yoga, la conscience et le mental fixés sur Moi, il te sera possible de Me connaître pleinement, sans que demeure le moindre doute.

Betekenisverklaring

Purport

In dit zevende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt het wezen van het Kṛṣṇa-bewustzijn volledig beschreven. Kṛṣṇa bezit alle volheden volkomen en hoe Hij deze volheden manifesteert, wordt hier beschreven. Ook worden in dit hoofdstuk de vier groepen van fortuinlijke mensen beschreven die gehecht raken aan Kṛṣṇa en ook de vier groepen van onfortuinlijke mensen die nooit tot Kṛṣṇa zullen komen.

Ce chapitre présente la conscience de Kṛṣṇa sous tous ses aspects. Kṛṣṇa possédant à l’infini toutes les perfections, ces pages vont nous décrire comment elles se manifestent. On découvrira également les quatre catégories d’hommes fortunés qui s’attachent à Kṛṣṇa, et les quatre catégories d’hommes infortunés qui Le rejettent.

In de eerste zes hoofdstukken van de Bhagavad-gītā werd het levend wezen beschreven als een niet-materiële ziel, die in staat is zichzelf te verheffen tot zelfrealisatie door verschillende soorten yoga. Aan het eind van het zesde hoofdstuk werd duidelijk gesteld dat de hoogste vorm van alle yogamethoden het standvastig concentreren van de geest op Kṛṣṇa of Kṛṣṇa-bewustzijn is. Alleen door de geest op Kṛṣṇa te concentreren kan iemand de Absolute Waarheid volledig kennen. Bewustwording van de onpersoonlijke brahmajyoti en de gelokaliseerde Paramātmā is niet compleet, want het is een gedeeltelijke bewustwording van de Absolute Waarheid. Volledige en wetenschappelijke kennis is kennis van Kṛṣṇa en alles wordt geopenbaard aan een persoon die Kṛṣṇa-bewust is. Wanneer iemand volledig Kṛṣṇa-bewust is, weet hij dat Kṛṣṇa als het uiteindelijke object van kennis boven alle twijfel verheven is. De verschillende soorten yoga zijn niet meer dan gunstige hulpmiddelen op het pad van Kṛṣṇa-bewustzijn. Wie zich rechtstreeks op het Kṛṣṇa-bewustzijn toelegt, heeft vanzelf complete kennis van de brahmajyoti en de Paramātmā. Door de yoga van het Kṛṣṇa-bewustzijn te beoefenen, kan iemand volledige kennis krijgen over alles, namelijk over de Absolute Waarheid, de levende wezens, de materiële natuur en hun verschijningsvormen en alles wat daarbij hoort. Men moet daarom beginnen met het beoefenen van yoga zoals dat in het laatste vers van het zesde hoofdstuk wordt aangegeven.

Les six premiers chapitres ont expliqué que l’être vivant est une âme spirituelle, distincte de la matière et capable, par la pratique de diverses formes de yoga, de réaliser son identité véritable. La fin du sixième chapitre a du reste clairement défini l’absorption constante en Kṛṣṇa – la conscience de Kṛṣṇa – comme la plus haute forme de yoga. On ne peut, en effet, réaliser pleinement la Vérité Absolue sans absorber son mental en Kṛṣṇa. La réalisation du brahmajyoti impersonnel et celle du Paramātmā logé en chaque être demeurent imparfaites dans la mesure où elles n’apportent qu’une connaissance partielle de la Vérité Absolue. L’apogée du savoir et de la science se trouve en Kṛṣṇa. Tout se révèle à qui développe en lui la conscience de Kṛṣṇa: il réalise sans que subsiste le moindre doute que Kṛṣṇa est la connaissance ultime. Les diverses méthodes de yogas ne sont que des plate-formes d’accès à la conscience de Kṛṣṇa, alors que la voie directe de la conscience de Kṛṣṇa nous amène à connaître automatiquement, dans leur intégralité, le brahmajyoti et le Paramātmā. La pratique de ce yoga suprême permet donc de tout connaître: la Vérité Absolue, mais aussi les êtres distincts, la nature matérielle et tout ce qui se rapporte à leurs diverses manifestations.

Concentratie van de geest op Kṛṣṇa, de Allerhoogste, wordt mogelijk gemaakt door voorgeschreven devotionele dienst. Deze devotionele dienst bestaat uit negen verschillende vormen, waarvan śravaṇam de eerste en allerbelangrijkste is. Daarom zegt de Heer tegen Arjuna tac chṛṇu, ‘Hoor van Mij.’ Niemand kan een hogere autoriteit zijn dan Kṛṣṇa en van Hem horen is de beste gelegenheid om een perfect Kṛṣṇa-bewust persoon te worden. Men moet daarom rechtstreeks leren van Kṛṣṇa of van Zijn zuivere toegewijde en niet van een aanmatigend persoon die trots is op zijn academische opleiding en die geen toegewijde is.

Il est donc particulièrement recommandé d’emprunter le sentier du yoga suivant les directives que donne le dernier verset du chapitre six. Cette absorption en Kṛṣṇa, en l’Absolu, s’obtient par la pratique du service de dévotion dans ses neuf formes, dont la première, l’écoute (śravaṇam), est la plus importante. C’est pourquoi, dans ce verset, Kṛṣṇa dit à Arjuna: « Écoute-Moi » (tac chṛṇu). Kṛṣṇa est l’autorité suprême, inégalable, et L’écouter revient à bénéficier de la meilleure opportunité qui soit de devenir parfaitement conscient de Sa personne. Il faut donc recevoir cette science suprême de Kṛṣṇa Lui-même ou de Son pur dévot, et non pas d’un individu prétentieux dénué de dévotion et enorgueilli de sa vaine érudition.

In het tweede hoofdstuk van het eerste canto van het Śrīmad-Bhāgavatam wordt deze methode om Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de Absolute Waarheid, te leren kennen als volgt beschreven:

Le Śrīmad-Bhāgavatam (1.2.17–21) explique comment l’on doit appréhender la science de Kṛṣṇa, la Personne Suprême, la Vérité Absolue:

śṛṇvatāṁ sva-kathāḥ kṛṣṇaḥ
puṇya-śravaṇa-kīrtanaḥ
hṛdy antaḥ-stho hy abhadrāṇi
vidhunoti suhṛt satām
śṛṇvatāṁ sva-kathāḥ kṛṣṇaḥ
puṇya-śravaṇa-kīrtanaḥ
hṛdy antaḥ-stho hy abhadrāṇi
vidhunoti suhṛt satām
naṣṭa-prāyeṣv abhadreṣu
nityaṁ bhāgavata-sevayā
bhagavaty uttama-śloke
bhaktir bhavati naiṣṭhikī
naṣṭa-prāyeṣv abhadreṣu
nityaṁ bhāgavata-sevayā
bhagavaty uttama-śloke
bhaktir bhavati naiṣṭhikī
tadā rajas-tamo-bhāvāḥ
kāma-lobhādayaś ca ye
ceta etair anāviddhaṁ
sthitaṁ sattve prasīdati
tadā rajas-tamo-bhāvāḥ
kāma-lobhādayaś ca ye
ceta etair anāviddhaṁ
sthitaṁ sattve prasīdati
evaṁ prasanna-manaso
bhagavad-bhakti-yogataḥ
bhagavat-tattva-vijñānaṁ
mukta-saṅgasya jāyate
evaṁ prasanna-manaso
bhagavad-bhakti-yogataḥ
bhagavat-tattva-vijñānaṁ
mukta-saṅgasya jāyate
bhidyate hṛdaya-granthiś
chidyante sarva-saṁśayāḥ
kṣīyante cāsya karmāṇi
dṛṣṭa evātmanīśvare
bhidyate hṛdaya-granthiś
chidyante sarva-saṁśayāḥ
kṣīyante cāsya karmāṇi
dṛṣṭa evātmanīśvare

‘Horen over Kṛṣṇa uit de Vedische teksten of rechtstreeks van Hemzelf door de Bhagavad-gītā, is op zichzelf een deugdzame activiteit. En voor iemand die over Kṛṣṇa hoort, is Heer Kṛṣṇa, die in ieders hart aanwezig is, als een vriend die het beste met iemand voorheeft en die de toegewijde, die voortdurend over Hem hoort, zuivert. Op die manier ontwikkelt een toegewijde vanzelf zijn sluimerende transcendentale kennis. Naarmate hij meer en meer over Kṛṣṇa hoort van het Bhāgavatam en van de toegewijden, wordt hij standvastig in devotionele dienst aan de Heer. Door zich te ontwikkelen in devotionele dienst raakt men bevrijd van de hoedanigheden hartstocht en onwetendheid en op die manier verminderen materiële lusten en gierigheid. Wanneer deze onzuiverheden weggevaagd zijn, blijft de kandidaat onwankelbaar op het niveau van zuivere goedheid, raakt hij enthousiast door devotionele dienst en begrijpt hij de wetenschap van God perfect. Zo klieft bhakti-yoga de stevige knoop van materiële gehechtheid en stelt ze iemand in staat om onmiddellijk op het niveau van asaṁśayaṁ samagram te komen, begrip van de Allerhoogste Absolute Waarheid, de Persoonlijkheid Gods.’ (Bhāg. 1.2.17-21)

De wetenschap van Kṛṣṇa kan men daarom alleen begrijpen door van Kṛṣṇa of van Zijn Kṛṣṇa-bewuste toegewijde te horen.

« Entendre les narrations se rapportant à Kṛṣṇa dans les Écrits védiques ou écouter directement Ses enseignements dans la Bhagavad-gītā est vertueux en soi. Le Seigneur, présent dans le cœur de chacun, agit toujours en ami bienveillant envers le dévot qui toujours écoute Ses gloires, et Il le purifie. Celui-ci voit alors s’éveiller tout naturellement son savoir spirituel latent. Plus il entend les gloires de Kṛṣṇa décrites dans le Śrīmad-Bhāgavatam et rapportées par les dévots, plus il s’affermit dans son service au Seigneur. Et plus la dévotion imprègne ses actes, plus il se libère des influences de la passion et de l’ignorance et voit diminuer ses désirs matériels et son avidité. Lavé de ces impuretés, il s’établit dans la pure vertu, se sent vivifié par le service de dévotion et saisit pleinement la science de Dieu. Ainsi le bhakti-yoga permet-il de trancher le nœud puissant des attachements matériels et d’atteindre sur-le-champ le stade asaṁśayaṁ samagram, le stade de la réalisation de la Vérité Suprême et Absolue, la Personne Divine. » Pour comprendre la science de Dieu, il suffit de l’entendre directement de la bouche de Kṛṣṇa ou de Son dévot.