Skip to main content

TEXT 29

TEXT 29

Tekst

Verš

sarva-bhūta-stham ātmānaṁ
sarva-bhūtāni cātmani
īkṣate yoga-yuktātmā
sarvatra sama-darśanaḥ
sarva-bhūta-stham ātmānaṁ
sarva-bhūtāni cātmani
īkṣate yoga-yuktātmā
sarvatra sama-darśanaḥ

Synoniemen

Synonyma

sarva-bhūta-stham — aanwezig in alle wezens; ātmānam — de Superziel; sarva — alle; bhūtāni — wezens; ca — ook; ātmani — in het Zelf; īkṣate — ziet beslist; yoga-yukta-ātmā — iemand die verbonden is met Kṛṣṇa-bewustzijn; sarvatra — overal; sama-darśanaḥ — als gelijk beschouwend.

sarva-bhūta-stham — nacházející se ve všech bytostech; ātmānam — Nadduše; sarva — všechny; bhūtāni — bytosti; ca — také; ātmani — v Já; īkṣate — vidí; yoga-yukta-ātmā — ten, kdo je sladěný na úrovni vědomí Kṛṣṇy; sarvatra — všude; sama-darśanaḥ — vidí stejně.

Vertaling

Překlad

Een ware yogī ziet Mij in alle wezens en ziet ook ieder wezen in Mij. Wie zelfgerealiseerd is, ziet Mij, dezelfde Allerhoogste Heer, overal.

Pravý yogī Mě vidí ve všech bytostech a vidí také každou bytost ve Mně. Osoba znající vlastní já vidí Mě, stejného Nejvyššího Pána, úplně všude.

Betekenisverklaring

Význam

Een Kṛṣṇa-bewuste yogī is de volmaakte ziener omdat hij ziet dat Kṛṣṇa, de Allerhoogste, in ieders hart aanwezig is als de Superziel (Paramātmā). Īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe ’rjuna tiṣṭhati. In Zijn Paramātmā-aspect is de Heer aanwezig in zowel het hart van een hond als dat van een brāhmaṇa. De volmaakte yogī weet dat de Heer eeuwig transcendentaal is en dat Hij door Zijn aanwezigheid in een hond of een brāhmaṇa niet beïnvloed wordt door materie. Dat is de allerhoogste neutraliteit van de Heer.

De individuele ziel is ook aanwezig in het individuele hart, maar ze is niet in alle harten aanwezig; dat is het verschil tussen de individuele ziel en de Superziel. Iemand die niet daadwerkelijk yoga beoefent, kan dit niet zo duidelijk zien. Een Kṛṣṇa-bewust persoon ziet Kṛṣṇa in het hart van zowel een gelovig als een ongelovig persoon. Dit wordt in de smṛti als volgt aangegeven: ātatatvāc ca mātṛtvād ātmā hi paramo hariḥ — ‘Als de bron van alle wezens is de Heer als een moeder en een instandhouder.’ Zoals de moeder onpartijdig is tegenover haar verschillende kinderen, zo is de allerhoogste vader (of moeder) dat ook. De Superziel is dus altijd aanwezig in het hart van ieder levend wezen.

Yogī, který si je vědom Kṛṣṇy, vidí dokonalým způsobem, neboť vidí Kṛṣṇu, Nejvyššího, v srdci každého coby Nadduši (Paramātmu)—īśvaraḥ sarva-bhūtānāṁ hṛd-deśe 'rjuna tiṣṭhati. Pán v podobě svého aspektu Paramātmy dlí v srdci psa i brāhmaṇy. Dokonalý yogī ví, že Pán je věčně transcendentální a přítomnost v těle psa či brāhmaṇy Ho hmotně neovlivní. To je známka Pánovy svrchované neutrality. Individuální duše také sídlí v individuálním srdci, ale není přítomná ve všech srdcích. Tím se liší individuální duše a Nadduše. Ten, kdo skutečně neprovádí yogu, nemůže vidět věci tak jasně. Každý, kdo má vědomí Kṛṣṇy, vidí, že Kṛṣṇa je v srdci věřícího i nevěřícího. To dokládá smṛti takto: ātatatvāc ca mātṛtvāc ca ātmā hi paramo hariḥ. Pán, ze kterého všechny bytosti pocházejí, je jako matka a je rovněž oporou. Matka se staví ke všem svým dětem stejně a svrchovaný otec (či matka) také. Proto je Nadduše vždy v každé živé bytosti.

Ook uitwendig bevindt ieder levend wezen zich in de energie van de Heer. Zoals in het zevende hoofdstuk zal worden uitgelegd, heeft de Heer hoofdzakelijk twee energieën, namelijk de spirituele (of hogere) en de materiële (of lagere). Hoewel het levend wezen deel uitmaakt van de hogere energie, is het geconditioneerd door de lagere energie; het levend wezen bevindt zich altijd in de energie van de Heer. Ieder levend wezen bevindt zich op een of andere manier in Hem.

Také zvenčí se každá živá bytost nachází v oblasti Pánovy energie. Jak bude vysvětleno v sedmé kapitole, Pán má dvě hlavní energie — duchovní (vyšší) a hmotnou (nižší). Přestože je živá bytost částí vyšší energie, je podmíněna energií nižší; stále však spadá do působnosti energie Pána. Každá živá bytost se tak či onak nachází v Něm.

De yogī ziet gelijkheid, omdat hij ziet dat alle levende wezens in alle omstandigheden dienaren van God blijven, ook al bevinden ze zich in verschillende situaties door de resultaten van hun karmische activiteiten. Wanneer het zich in de materiële energie bevindt, dient het levend wezen de materiële zintuigen, maar wanneer het zich in de spirituele energie bevindt, dient het de Allerhoogste Heer rechtstreeks. In beide gevallen is het levend wezen een dienaar van God. Een Kṛṣṇa-bewust persoon bezit deze visie van gelijkheid volkomen.

Yogī vidí všechny stejně, protože vnímá, že všechny živé bytosti zůstávají za všech okolností služebníky Boha, i když se nacházejí v různých situacích, jež odpovídají výsledkům jejich plodonosného jednání. Když je živá bytost v dosahu hmotné energie, slouží hmotným smyslům, a když je v oblasti duchovní energie, slouží Nejvyššímu Pánu přímo. V obou případech je ale služebníkem Boha. Tato vize rovnosti je dokonalá u toho, kdo si je vědom Kṛṣṇy.