Hoofdstuk 2
KAPITEL TO:
SAMENVATTING VAN DE GITA
Sammenfatning af Bhagavad-gītās indhold
- Bg 2.2:
- De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Mijn beste Arjuna, waar komen deze onzuiverheden vandaan? Ze passen helemaal niet bij iemand die de waarde van het leven kent. Ze leiden niet tot hogere planeten, maar tot schande.
- TEXT 2:
- Guddommens Højeste Personlighed sagde: Min kære Arjuna, hvordan er disse urenheder kommet over dig? De passer sig slet ikke for et menneske, der kender livets værdi. De fører ikke til højere planeter, men til vanære.
- Bg 2.3:
- O zoon van Pṛthā, geef niet toe aan deze onterende zwakheid. Ze past je niet. Zet deze kleingeestige lafhartigheid van je af en sta op, o bedwinger van de vijand.
- TEXT 3:
- Giv ikke efter for denne nedværdigende umandighed, for den klæder dig ikke, O Pṛthās søn. Opgiv denne smålige svaghed i hjertet og rejs dig, O du fjendens tugter.
- Bg 2.4:
- Arjuna zei: O doder van de vijand, o doder van Madhu, hoe zou ik in de strijd de aanval kunnen beantwoorden door pijlen af te schieten op mannen als Bhīṣma en Droṇa, aan wie ik de hoogste eerbied verschuldigd ben?
- TEXT 4:
- Arjuna sagde: O Du dræber af fjender, O Madhus banemand, hvordan kan jeg gå til modangreb med pile på mænd som Bhīṣma og Droṇa, der er min tilbedelse værdig?
- Bg 2.5:
- Het is beter om in deze wereld als bedelaar te leven, dan om te leven ten koste van de levens van grote zielen die mijn leraren zijn. Ook al verlangen ze naar materieel gewin, toch blijven ze mijn meerderen. Wanneer zij gedood worden, zal alles waarvan we genieten, besmeurd zijn met bloed.
- TEXT 5:
- Det ville være bedre at leve som tigger i denne verden end at leve på bekostning af livet af store sjæle, der er mine læremestre. Selv om de begærer verdslig vinding, er de mine overordnede. Hvis de bliver slået ihjel, vil alt, vi nyder, være beplettet med blod.
- Bg 2.6:
- Ook weten we niet wat beter is: hen verslaan of door hen verslagen te worden. Wanneer we de zonen van Dhṛtarāṣṭra doden, is ons leven niets meer waard. Maar ondertussen staan ze tegenover ons op het slagveld.
- TEXT 6:
- Ej heller ved vi, hvad der er bedst – at besejre dem eller blive besejret af dem. Hvis vi dræber Dhṛtarāṣṭras sønner, vil vi ikke bryde os om at leve. Ikke desto mindre står de nu foran os på slagmarken.
- Bg 2.7:
- Ik weet niet meer wat mijn plicht is en ben door een vrekkige zwakheid mijn evenwicht kwijt. In deze toestand vraag ik Je me met zekerheid te vertellen wat het beste voor me is. Ik ben nu Je leerling en geef me volkomen aan Je over. Alsjeblieft, onderricht me.
- TEXT 7:
- Nu er jeg usikker på, hvad der er min pligt, og jeg har tabt al fatning på grund af gnieragtig svaghed. I denne tilstand beder jeg Dig fortælle mig, hvad der med sikkerhed er bedst for mig. Nu er jeg Din discipel og en sjæl overgivet til Dig. Vær god at vejlede mig.
- Bg 2.8:
- Ik weet niet hoe ik dit verdriet, dat mijn zintuigen alle kracht ontneemt, kan verdrijven. Ik zal het niet kunnen verdrijven, zelfs al verwerf ik een welvarend en onbetwist koninkrijk op aarde met macht als de halfgoden in de hemel.
- TEXT 8:
- Jeg kan ikke finde nogen måde, hvorpå jeg kan bortjage denne sorg, der indtørrer mine sanser. Jeg vil ikke kunne blive den kvit, om jeg så vinder et blomstrende, ubestridt kongerige på Jorden med suverænitet som halvguderne i himlen.
- Bg 2.11:
- De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Hoewel je geleerde woorden spreekt, treur je om iets wat het treuren niet waard is. Zij die wijs zijn, treuren noch om de levenden noch om de doden.
- TEXT 11:
- Guddommens Højeste Personlighed sagde: Mens du taler kloge ord, sørger du over det, der ikke er sorg værdigt. De, der er vise, sørger hverken over de levende eller de døde.
- Bg 2.12:
- Nooit was er een tijd dat Ik niet bestond, noch jij noch al deze koningen; noch zal ook maar een van ons in de toekomst ophouden te bestaan.
- TEXT 12:
- Aldrig var der en tid, hvor Jeg ikke eksisterede og heller ikke du eller alle disse konger. Lige så lidt vil nogen af os ophøre med at være til i fremtiden.
- Bg 2.13:
- Zoals de belichaamde ziel in dit lichaam voortdurend overgaat van kinder-jaren naar jeugd en van jeugd naar ouderdom, zo gaat ze op het moment van de dood over naar een ander lichaam. Een wijs persoon raakt door zo’n verandering niet verward.
- TEXT 13:
- Ligesom den legemliggjorte sjæl bestandigt vandrer i denne krop fra barndom til ungdom til alderdom, vandrer sjælen over i en anden krop efter døden. En fattet person forvirres ikke af en sådan forandring.
- Bg 2.14:
- O zoon van Kuntī, het afwisselend komen en gaan van geluk en verdriet is als het komen en gaan van zomer en winter. Ze zijn het gevolg van zintuiglijke waarneming, o afstammeling van Bharata, en men moet ze onbewogen leren verdragen.
- TEXT 14:
- De midlertidige forekomster af lykke og lidelse og deres forsvinden med tiden er som vintrenes og somrenes kommen og gåen, O Kuntīs søn. De opstår af sanseopfattelse, O Bharatas efterkommer, og man må lære at tolerere dem uden at blive forstyrret.
- Bg 2.15:
- O beste onder de mensen [Arjuna], wie onverstoorbaar is in vreugde en verdriet en in beide omstandigheden standvastig blijft, is zeker geschikt voor bevrijding.
- TEXT 15:
- O du bedste blandt mænd [Arjuna], den, der ikke lader sig forstyrre af lykke og lidelse og er vedholdende i begge, er afgjort kvalificeret til at blive befriet.
- Bg 2.16:
- Zij die de waarheid zien, hebben geconcludeerd dat het nietbestaande [het materiële lichaam] vergankelijk is en dat het eeuwige [de ziel] geen verandering ondergaat. Ze zijn tot deze conclusie gekomen door onderzoek van het wezen van beide.
- TEXT 16:
- De, der kan se sandheden, har konkluderet, at det ikke-eksisterende [den materielle krop] ikke varer ved, og at det evige [sjælen] aldrig forandres. Dette har de sluttet ved at studere begges naturer.
- Bg 2.19:
- Noch degene die denkt dat het levend wezen kan doden, noch degene die denkt dat het gedood kan worden, bezit kennis, want het zelf doodt niet en kan niet worden gedood.
- TEXT 19:
- Hverken den, der tror, at det levende væsen dræber, eller den, der tror, det bliver dræbt, har virkelig kundskab, for selvet hverken dræber eller bliver dræbt.
- Bg 2.20:
- Voor de ziel bestaat er op geen enkel tijdstip geboorte of dood. Ze is niet ontstaan, ze ontstaat niet en ze zal niet ontstaan. Ze is ongeboren, eeuwig, oorspronkelijk en permanent. Ze wordt niet gedood wanneer het lichaam wordt gedood.
- TEXT 20:
- For sjælen findes der aldrig nogensinde hverken fødsel eller død. Han er ikke blevet til, han bliver ikke til, og han vil ikke blive til. Han er ufødt, evig, altid eksisterende og oprindelig. Han dræbes ikke, når kroppen dræbes.
- Bg 2.24:
- Deze individuele ziel is onbreekbaar, onoplosbaar en kan verbrand noch verdroogd worden. Ze is onsterfelijk, overal aanwezig, onveranderlijk, onbeweegbaar en eeuwig dezelfde.
- TEXT 24:
- Denne individuelle sjæl er unedbrydelig og uopløselig og kan hverken brændes eller tørres. Han er evig, til stede overalt, uforanderlig, ubevægelig og bestandigt den samme.
- Bg 2.26:
- Wanneer je daarentegen denkt dat de ziel [of de levenssymptomen] altijd geboren wordt en voorgoed sterft, dan heb je nog geen reden tot treuren, o sterkgearmde.
- TEXT 26:
- Hvis du imidlertid tror, at sjælen [eller livssymptomerne] altid fødes og dør for altid, har du alligevel ingen grund til at sørge, O du stærkarmede.
- Bg 2.27:
- Wie geboren is, zal zeker sterven en wordt na de dood zeker weer geboren. Je moet daarom tijdens de onvermijdelijke vervulling van je plicht niet treuren.
- TEXT 27:
- Den, der er blevet født, kan være sikker på at dø, og efter døden vil man helt sikkert fødes igen. Derfor bør du ikke sørge under udførelsen af din uundgåelige pligt.
- Bg 2.28:
- Alle geschapen wezens zijn aanvankelijk ongemanifesteerd, in hun tussentoestand zijn ze gemanifesteerd en wanneer ze worden vernietigd zijn ze opnieuw ongemanifesteerd. Wat valt er dus te treuren?
- TEXT 28:
- Alle skabte væsener er umanifesterede i begyndelsen, manifesterede i det mellemliggende stadie og umanifesterede igen, når de går til grunde. Hvilken grund er der til at sørge?
- Bg 2.29:
- Sommigen zien dat de ziel verbazingwekkend is, sommigen beschrijven haar als verbazingwekkend en sommigen horen dat ze verbazingwekkend is, terwijl anderen, zelfs wanneer ze over haar gehoord hebben, helemaal niets van haar begrijpen.
- TEXT 29:
- Nogle betragter sjælen som forunderlig, andre beskriver ham som forunderlig, og nogle hører om ham som forunderlig, imens andre slet ikke kan forstå ham selv efter at have hørt om ham.
- Bg 2.31:
- Omdat je voorgeschreven plicht die van een kṣatriya is, zou je ervan doordrongen moeten zijn dat er voor jou geen betere bezigheid is dan te strijden volgens religieuze principes; er is dus geen reden tot aarzelen.
- TEXT 31:
- I betragtning af din særlige pligt som kṣatriya må du forstå, at for dig findes der intet bedre end at kæmpe ifølge religiøse principper, og derfor behøver du ikke at tøve.
- Bg 2.32:
- O Pārtha, fortuinlijk zijn de kṣatriya’s aan wie zich zulke gelegenheden om te strijden voordoen zonder dat ze daarnaar op zoek waren, want de deuren van de hemelse planeten gaan zo voor hen open.
- TEXT 32:
- O Pārtha, lykkelige er de kṣatriyaer, til hvem sådanne muligheder for kamp kommer af sig selv og åbner døren for dem til de himmelske planeter.
- Bg 2.33:
- Vervul je daarentegen je religieuze plicht om te strijden niet, dan zul je door je plichten te verwaarlozen zeker zonden begaan en daardoor je reputatie als strijder verliezen.
- TEXT 33:
- Hvis du derimod ikke gør din religiøse pligt og kæmper, vil du med sikkerhed pådrage dig synd for at have forsømt dine pligter, og således vil du miste dit ry som kriger.
- Bg 2.35:
- De grote legeraanvoerders, die jouw naam en eer altijd hoog achtten, zullen denken dat je het slagveld enkel en alleen uit angst hebt verlaten en zullen je daarom onbeduidend vinden.
- TEXT 35:
- De store hærførere, der har prist dig i høje toner, vil tro, at du har forladt slagmarken af ren og skær frygt, og følgelig vil de ringeagte dig.
- Bg 2.37:
- O zoon van Kuntī, óf je wordt op het slagveld gedood en je bereikt de hemelse planeten, óf je wint de strijd en geniet van je koninkrijk hier op aarde. Wees daarom vastberaden en sta op en strijd.
- TEXT 37:
- Enten vil du blive dræbt på slagmarken og komme til de himmelske planeter, eller også vil du sejre og nyde det jordiske kongerige, O Kuntīs søn. Rejs dig derfor med beslutsomhed og kæmp.
- Bg 2.38:
- Strijd om het strijden zelf, zonder te denken aan geluk of verdriet, winst of verlies, overwinning of nederlaag; wanneer je zo handelt, zul je nooit tot zonde vervallen.
- TEXT 38:
- Kæmp derfor for kampens skyld uden at bekymre dig om lykke eller lidelse, tab eller vinding, sejr eller nederlag, for på den måde vil du aldrig pådrage dig synd.
- Bg 2.39:
- Tot dusver heb Ik je deze kennis op analytische wijze uitgelegd; luister nu hoe Ik haar omschrijf met betrekking tot het verrichten van activiteiten die geen karma opleveren. O zoon van Pṛthā, handel je volgens deze kennis, dan kun je jezelf bevrijden van de gebondenheid die veroorzaakt wordt door activiteiten.
- TEXT 39:
- Indtil nu har Jeg beskrevet denne kundskab for dig gennem et analytisk studium. Lyt nu, når Jeg forklarer den i forhold til at arbejde uden frugtstræbende resultater. Ved at handle på denne viden kan du befri dig selv for arbejdets trælbinding, O Pṛthās søn.
- Bg 2.41:
- Zij die zich op dit pad bevinden zijn vastberaden en richten zich op īīn doel. Maar de intelligentie van hen die aarzelen, O geliefd kind van de Kuru’s, is wijdvertakt.
- TEXT 41:
- De, der følger denne vej, er resolutte i deres forsæt, og deres mål er ét. O du Kuruernes elskede barn, intelligensen hos dem, der er ubeslutsomme, har mange grene.
- Bg 2.42-43:
- Mensen met weinig kennis zijn zeer gehecht aan de bloemrijke taal van de Veda’s, die verschillende soorten resultaatgerichte activiteiten aanraden om bevorderd te worden naar de hemelse planeten voor een aanzienlijke geboorte, macht enzovoort. Omdat ze naar zinsbevrediging en een weelderig leven verlangen, beweren ze dat er daarbuiten niets anders bestaat.
- TEXTS 42-43:
- Mennesker med ringe viden er meget knyttet til Vedaernes blomstrende ord, der anbefaler forskellige frugtstræbende handlinger, der fører til ophøjelse til himmelske planeter, efterfølgende god fødsel, magt osv. Fordi de er begærlige efter sansenydelse og et liv i overflod siger de, at der er intet ud over dette.
- Bg 2.44:
- Zij die te gehecht zijn aan zinsbevrediging en materiële rijkdommen en die verward raken door zulke dingen, zullen in hun geest niet de vastberaden overtuiging ontwikkelen om de Allerhoogste Heer toegewijd te dienen.
- TEXT 44:
- I sindet på dem, der er alt for knyttede til sansenydelse og materiel overflod, og som forvirres af sådanne ting, finder den resolutte beslutning om hengiven tjeneste til den Højeste Herre aldrig sted.
- Bg 2.45:
- De Veda’s spreken vooral over de drie hoedanigheden van de materiële natuur. O Arjuna, ontstijg aan deze drie hoedanigheden. Raak bevrijd van alle dualiteiten en van alle bezorgdheid om winst of veiligheid en wees verankerd in het zelf.
- TEXT 45:
- Vedaerne beskæftiger sig hovedsageligt med den materielle naturs tre kvaliteter. Bliv transcendental til disse tre kvaliteter, O Arjuna. Vær fri for al dualitet og for al bekymring om vinding og tryghed og vær forankret i selvet.
- Bg 2.46:
- Alle doeleinden die door een kleine waterbron worden gediend, kunnen in īīn keer worden gediend door een groot waterreservoir. Op dezelfde manier kan elk resultaat van het volgen van de Veda’s verkregen worden door iemand die hun werkelijke bedoeling kent.
- TEXT 46:
- Ethvert formål, der kan tjenes af en lille brønd, kan med det samme opfyldes af et stort vandreservoir. På samme måde kan alle Vedaernes formål opfyldes for den, der kender formålet bag dem.
- Bg 2.47:
- Je hebt het recht om je voorgeschreven plicht te verrichten, maar je hebt geen recht op de vruchten ervan. Zie jezelf nooit als de oorzaak van de resultaten van je activiteiten en wees nooit gehecht aan het niet vervullen van je plicht.
- TEXT 47:
- Du har ret til at gøre dine foreskrevne pligter, men du har ingen ret til handlingens frugter. Anse aldrig dig selv som årsagen til dine handlingers resultater og vær aldrig knyttet til ikke at gøre din pligt.
- Bg 2.49:
- O Dhanañjaya, hou alle weerzinwekkende activiteiten op grote afstand door devotionele dienst en geef je in dat bewustzijn volledig over aan de Heer. Zij die naar de vruchten van hun activiteiten verlangen zijn gierigaards.
- TEXT 49:
- Hold alle afskyelige handlinger på lang afstand med hengiven tjeneste og overgiv dig i den bevidsthed til Herren, O Dhanañjaya. De, der ønsker at nyde frugterne af deres arbejde, er gniere.
- Bg 2.50:
- Wie devotionele dienst verricht, bevrijdt zichzelf nog in dit leven van reacties op zowel goede als slechte daden. Beoefen daarom yoga, de kunst van alle handelen.
- TEXT 50:
- Et menneske, der er engageret i hengiven tjeneste, frigør sig allerede i dette liv fra både gode og dårlige reaktioner. Stræb derfor efter yoga, der er kunsten i alt arbejde.
- Bg 2.51:
- Door op die manier devotionele dienst aan de Heer te verrichten, ontdoen grote wijzen en toegewijden zich van de resultaten van hun activiteiten in de materiële wereld. Zo raken ze bevrijd uit de kringloop van geboorte en dood en bereiken ze de plaats die vrij is van alle ellende [door terug te gaan naar God].
- TEXT 51:
- Ved således at engagere sig i Herrens hengivne tjeneste befrier store vismænd eller hengivne sig fra resultaterne af deres arbejde i den materielle verden. På denne måde hæver de sig over kredsløbet af fødsel og død og opnår stadiet hinsides alle lidelser [ved at vende tilbage til Guddommen].
- Bg 2.52:
- Wanneer je intelligentie uit het dichte woud van verwarring tevoorschijn is gekomen, zul je onverschillig staan tegenover alles wat gehoord is en alles wat zal worden gehoord.
- TEXT 52:
- Når din intelligens er kommet ud af illusionens tætte skov, vil du blive ligegyldig over for alt, du har hørt, og alt, du kommer til at høre.
- Bg 2.53:
- Wanneer je geest niet langer verstoord is door de bloemrijke taal van de Veda’s en onbeweeglijk blijft in de concentratie van zelfrealisatie, dan zul je het goddelijk bewustzijn hebben bereikt.
- TEXT 53:
- Når dit sind ikke længere forstyrres af Vedaernes blomstrende sprog, og når det forbliver forankret i selverkendelsens trance, har du opnået den guddommelige bevidsthed.
- Bg 2.54:
- Arjuna zei: O Kṛṣṇa, wat zijn de kenmerken van iemand van wie het bewustzijn op die manier van het transcendentale vervuld is? Hoe spreekt hij en wat is zijn taalgebruik? Hoe zit hij en hoe loopt hij?
- TEXT 54:
- Arjuna sagde: O Kṛṣṇa, hvad er symptomerne på den, hvis bevidsthed således er forenet med transcendensen? Hvordan taler han, og hvad er hans sprog? Hvordan sidder han, og hvordan går han?
- Bg 2.55:
- De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: O Pārtha, wanneer iemand het verlangen naar alle soorten van zinsbevrediging, die voortkomen uit gedachtespinsels, opgeeft en wanneer de geest, daardoor gezuiverd, alleen voldoening vindt in het zelf, dan wordt van hem gezegd dat hij zich in zuiver transcendentaal bewustzijn bevindt.
- TEXT 55:
- Guddommens Højeste Personlighed sagde: O Pārtha, når man opgiver alle former for sanselige ønsker, der opstår fra mentale forestillinger, og når ens sind således renset finder tilfredshed i selvet alene, siges man at være i ren transcendental bevidsthed.
- Bg 2.56:
- Wiens geest niet verstoord raakt te midden van de drie soorten leed of wie zich niet verheugt tijdens geluk en wie vrij is van gehechtheid, angst en woede, wordt een wijze met een onwankelbare geest genoemd.
- TEXT 56:
- Den, der ikke forstyrres i sindet selv midt iblandt de trefoldige lidelser eller bliver opstemt, når lykken tilsmiler ham, og som er fri for tilknytning, frygt og vrede, kaldes en vismand med et stabilt sind.
- Bg 2.57:
- Wie onbewogen blijft te midden van al het goede en kwade dat hem in de materiële wereld toekomt, zonder het te verheerlijken of te verachten, staat onwankelbaar in volmaakte kennis.
- TEXT 57:
- Den, der ikke lader sig påvirke af uanset hvad godt og ondt, han måtte opnå i den materielle verden, og hverken priser eller foragter det, er fast forankret i fuldkommen viden.
- Bg 2.58:
- Wie in staat is zijn zintuigen van de zinsobjecten terug te trekken zoals de schildpad zijn ledematen intrekt onder zijn schild, staat onwankelbaar in volmaakt bewustzijn.
- TEXT 58:
- Den, der kan trække sine sanser tilbage fra sanseobjekterne, ligesom en skildpadde trækker sine lemmer ind i skjoldet, er fast forankret i perfekt bevidsthed.
- Bg 2.59:
- Hoewel de belichaamde ziel van zinnelijk genot weerhouden kan worden, blijft de smaak voor zinsobjecten bestaan. Maar wanneer ze zulke bezigheden opgeeft omdat ze een hogere smaak ervaart, is ze onwankelbaar in haar bewustzijn.
- TEXT 59:
- Den legemliggjorte sjæl kan afholdes fra sansenydelse, selv om smagen for sanseobjekter består. Men afholder man sig fra sansenydelse ved at opleve en højere smag, bliver man fast forankret i sin bevidsthed.
- Bg 2.60:
- De zintuigen zijn zo sterk en onstuimig, o Arjuna, dat ze zelfs de geest van een wijsgerig persoon die zich inspant ze te beheersen, met geweld kunnen meesleuren.
- TEXT 60:
- Sanserne er så stærke og voldsomme, at de med magt fører sindet bort selv hos et intelligent menneske, der forsøger at beherske dem, O Arjuna.
- Bg 2.61:
- Wie zijn zintuigen beheerst en volledig in bedwang houdt en zijn bewustzijn op Mij richt, wordt een mens van onwankelbare intelligentie genoemd.
- TEXT 61:
- Den, der behersker sine sanser og holder dem under fuld kontrol og fæstner sin bevidsthed på Mig, er kendt som et menneske med en vedholdende intelligens.
- Bg 2.62:
- Door zijn aandacht op de zinsobjecten te richten, raakt men aan ze gehecht; uit zulke gehechtheid ontwikkelt zich lust en uit lust ontstaat woede.
- TEXT 62:
- Når man kontemplerer sanseobjekterne, udvikler man tilknytning til dem, fra en sådan tilknytning opstår begær, og fra begær kommer der vrede.
- Bg 2.63:
- Uit woede komt volslagen illusie voort en illusie veroorzaakt verwarring van het geheugen. Wanneer het geheugen verward is, gaat de intelligentie verloren en is de intelligentie eenmaal verloren, dan valt men terug in het materiële moeras.
- TEXT 63:
- Vrede giver ophav til fuldstændig illusion, og fra illusion opstår der hukommelsesforvirring. Når hukommelsen forvirres, mister man sin intelligens, og når intelligensen går tabt, falder man atter ned i den materielle sump.
- Bg 2.64:
- Maar wie vrij is van alle gehechtheid en afkeer en in staat is zijn zintuigen met regulerende principes van vrijheid te beheersen, kan de volledige genade van de Heer krijgen.
- TEXT 64:
- Men en person, der er fri for enhver tilknytning og aversion, og som kan beherske sine sanser med frihedens regulerende principper, kan opnå Herrens fulde nåde.
- Bg 2.65:
- Voor wie zo volkomen tevreden is [in Kṛṣṇa-bewustzijn], bestaat de drievoudige ellende van het materiële bestaan niet meer. Met zo’n tevreden bewustzijn zal iemands intelligentie snel doelgericht zijn.
- TEXT 65:
- For den, der er således tilfreds [i Kṛṣṇa-bevidsthed], findes de trefoldige lidelser ikke længere. I en sådan tilfreds bevidsthed bliver ens intelligens hurtigt fast forankret.
- Bg 2.66:
- Wie niet verbonden is met de Allerhoogste [door Kṛṣṇa-bewustzijn], kan geen transcendentale intelligentie en geen onbewogen geest hebben, zonder welke vrede onmogelijk is. En hoe kan er geluk bestaan zonder vrede?
- TEXT 66:
- Den, der ikke er forbundet med den Højeste [i Kṛṣṇa-bevidsthed], kan hverken have transcendental intelligens eller et roligt sind, uden hvilke der ingen mulighed er for fred. Og hvordan kan der blive tale om nogen form for lykke uden fred?
- Bg 2.67:
- Zoals een boot op het water meegevoerd wordt door een sterke wind, zo kan zelfs īīn van de ronddolende zintuigen waarop de geest zich richt, iemands intelligentie meevoeren.
- TEXT 67:
- Ligesom en stærk vind fører en båd med sig på vandet, kan blot én af de flakkende sanser, som sindet hæfter sig ved, rive et menneskes intelligens med sig.
- Bg 2.69:
- Wat nacht is voor alle levende wezens, is de tijd van ontwaken voor iemand met zelfbeheersing. En wat voor alle wezens de tijd van ontwaken is, is nacht voor de wijze die bezig is met zelfbeschouwing.
- TEXT 69:
- Hvad der er nat for alle levende væsener, er tid til opvågning for den selvbeherskede, og den vågne tid for alle levende væsener er nat for den selvransagende vismand.
- Bg 2.70:
- Alleen iemand die niet verstoord wordt door de onophoudelijke stroom van verlangens — die als rivieren in de oceaan stromen, die zelf voortdurend wordt gevuld, maar altijd rustig blijft — kan vrede vinden, maar niet degene die zulke verlangens probeert te vervullen.
- TEXT 70:
- Kun den, der ikke lader sig forstyrre af den uophørlige strøm af ønsker, der løber som floder i havet, der bestandigt fyldes, men alligevel altid er roligt, kan opnå fred og ikke den, der stræber efter at opfylde sådanne ønsker.
- Bg 2.71:
- Wie alle verlangens naar zinsbevrediging heeft opgegeven, wie een leven vrij van verlangens leidt, wie alle bezitsdrang heeft opgegeven en vrij is van vals ego — alleen hij kan werkelijke vrede vinden.
- TEXT 71:
- Kun den, der har opgivet alle ønsker om sansetilfredsstillelse, som er fri for ønsker, som har opgivet enhver ejerfornemmelse, og som er fri for falsk ego, kan opnå virkelig fred.
- Bg 2.72:
- Dat is de spirituele en goddelijke levenswijze, en wie deze heeft bereikt, zal niet meer verward zijn. Wanneer iemand zich zelfs op het moment van de dood in die toestand bevindt, kan hij binnengaan in het koninkrijk van God.
- TEXT 72:
- Dette er vejen til det åndelige og guddommelige liv. Den, der opnår dette, vil ikke længere være i vildrede. Hvis man er situeret således selv i dødsøjeblikket, kan man komme til Guds rige.