Skip to main content

TEXT 55

TEXT 55

Tekst

Texto

bhaktyā mām abhijānāti
yāvān yaś cāsmi tattvataḥ
tato māṁ tattvato jñātvā
viśate tad-anantaram
bhaktyā mām abhijānāti
yāvān yaś cāsmi tattvataḥ
tato māṁ tattvato jñātvā
viśate tad-anantaram

Synoniemen

Palabra por palabra

bhaktyā — door zuivere devotionele dienst; mām — Mij; abhijānāti — men kan kennen; yāvān — zoveel als; yaḥ ca asmi — zoals Ik ben; tattvataḥ — werkelijk; tataḥ — daarna; mām — Mij; tattvataḥ — werkelijk; jñātvā — kennend; viśate — hij gaat binnen; tat-anantaram — daarop.

bhaktyā — mediante el servicio devocional puro; mām — a Mí; abhijānāti — uno puede conocer; yāvān — tanto como; yaḥ ca asmi — tal como soy; tattvataḥ — en verdad; tataḥ — después de eso; mām — a Mí; tattvataḥ — en verdad; jñātvā — conociendo; viśate — entra; tat-anantaram — después de eso.

Vertaling

Traducción

Alleen door devotionele dienst kan men Mij kennen zoals Ik ben, als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. En wanneer men zich door zulke devotie volledig van Mij bewust is, kan men binnengaan in het koninkrijk van God.

A Mí se Me puede entender tal como soy, como la Suprema Personalidad de Dios, únicamente por medio del servicio devocional. Y cuando alguien tiene plena conciencia de Mí mediante esa devoción, puede entrar en el Reino de Dios.

Betekenisverklaring

Significado

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa, en Zijn volkomen deelaspecten kunnen niet begrepen worden door mentale speculatie en evenmin door niet-toegewijden. Wie de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods wil begrijpen, moet zich toeleggen op zuivere devotionele dienst onder begeleiding van een zuivere toegewijde. Zo niet, dan zal de waarheid over de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods altijd verborgen blijven. Zo werd in Bhagavad-gītā 7.25 al gezegd: nāhaṁ prakāśaḥ sarvasya — Hij is niet voor iedereen zichtbaar. Niemand kan enkel door erudiete geleerdheid of mentale speculatie God begrijpen. Alleen iemand die in Kṛṣṇa-bewustzijn devotionele dienst verricht, kan begrijpen wie Kṛṣṇa is. Academische titels helpen niet.

A la Suprema Personalidad de Dios, Kṛṣṇa, y a Sus porciones plenarias no se los puede entender mediante la especulación mental ni a través de los no devotos. Si alguien quiere entender a la Suprema Personalidad de Dios, tiene que emprender el servicio devocional puro bajo la guía de un devoto puro. De lo contrario, la verdad acerca de la Suprema Personalidad de Dios siempre estará escondida. Como ya se dijo en el Bhagavad-gītā (7.25): nāhaṁ prakāśaḥ sarvasya, Él no se les revela a todos. Nadie puede entender a Dios simplemente mediante la erudición académica o mediante la especulación. Solo aquel que de hecho se dedica al proceso de conciencia de Kṛṣṇa y al servicio devocional, puede entender lo que Kṛṣṇa es. Los grados universitarios son inútiles para ello.

Wie volledig vertrouwd is met de wetenschap van Kṛṣṇa, komt ervoor in aanmerking om binnen te gaan in het spirituele koninkrijk, de woning van Kṛṣṇa. Brahman worden betekent niet dat men zijn identiteit verliest. De devotionele dienst gaat door en zolang er sprake is van devotionele dienst, moet God er zijn en ook de toegewijde en het proces van devotionele dienst. Zulke kennis gaat nooit verloren, zelfs niet na bevrijd te zijn. Bevrijding betekent vrijkomen van de materialistische levensopvatting. In het spirituele leven bestaat hetzelfde onderscheid en dezelfde individualiteit, maar dan in volledig Kṛṣṇa-bewustzijn.

Men moet niet ten onrechte denken dat het woord ‘viśate’, ‘gaat binnen in Mij’, de monistische theorie ondersteunt dat men op een homogene manier īīn wordt met het onpersoonlijk Brahman. Nee. Viśate betekent dat men met zijn eigen individualiteit de woning van de Allerhoogste Heer kan binnengaan om met Hem om te gaan en Hem te dienen. Een groene vogel vliegt bijvoorbeeld niet in een groene boom om īīn te worden met die boom, maar om er de vruchten van te genieten. Impersonalisten geven meestal het voorbeeld van een rivier die in de zee stroomt en daarin opgaat. Voor een impersonalist mag dit dan een bron van geluk zijn, maar de personalist behoudt zijn persoonlijke individualiteit als een waterdier in de oceaan. Als we maar diep genoeg duiken treffen we in de oceaan zeer veel levende wezens aan. Oppervlakkige kennis over de oceaan is niet voldoende; men moet volledige kennis hebben van de waterdieren die in de diepten van de oceaan leven.

Aquel que está plenamente versado en la ciencia de Kṛṣṇa, se vuelve merecedor de entrar en el reino espiritual, la morada de Kṛṣṇa. El hecho de volverse Brahman no significa que uno pierde su identidad. El servicio devocional está presente, y mientras exista servicio devocional, debe existir Dios, el devoto y el proceso del servicio devocional. Ese conocimiento nunca es destruido, ni siquiera después de la liberación. La liberación entraña el liberarse del concepto de la vida material; en la vida espiritual hay la misma distinción, la misma individualidad, pero en el estado puro de conciencia de Kṛṣṇa. Uno no debe cometer el error de creer que la palabra viśate, «entra en Mí», respalda la teoría monista de que uno se vuelve homogéneo con el Brahman impersonal. No. Viśate significa que uno puede entrar en la morada del Señor Supremo con su propia individualidad, para tener Su compañía y prestarle servicio. Por ejemplo, un pájaro verde entra en un árbol verde no para volverse uno con el árbol, sino para disfrutar de los frutos del árbol. Los impersonalistas suelen dar el ejemplo de un río que fluye hasta el océano y se funde en él. Puede que eso sea una fuente de felicidad para el impersonalista, pero el personalista mantiene su individualidad personal tal como los seres acuáticos en el océano. Si vamos a lo profundo del océano, encontraremos muchísimas entidades vivientes. El conocimiento de la superficie del océano no es suficiente; se debe tener conocimiento completo acerca de los seres acuáticos que viven en las profundidades del océano.

Door zijn zuivere devotionele dienst kan een toegewijde de transcendentale kwaliteiten en volheden van de Allerhoogste Heer begrijpen zoals ze zijn. Zoals in het elfde hoofdstuk werd gezegd, is dat alleen mogelijk door devotionele dienst. Datzelfde wordt ook hier bevestigd; men kan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods begrijpen en in Zijn koninkrijk binnengaan door devotionele dienst te verrichten.

Debido a su servicio devocional puro, el devoto puede entender en verdad las cualidades trascendentales y las opulencias del Señor Supremo. Como se afirma en el capítulo once, solo puede uno entender por medio del servicio devocional. Lo mismo se confirma aquí; uno puede entender a la Suprema Personalidad de Dios mediante el servicio devocional, y entrar en Su reino.

Na het bereiken van het brahma-bhūta-niveau, waarop men vrij is van materiële opvattingen, begint iemands devotionele dienst met horen over de Heer. Wie over de Allerhoogste Heer hoort, ontwikkelt vanzelf het brahma-bhūta-niveau en materiële onzuiverheden zoals hebzucht en sterke verlangens naar zinsbevrediging verdwijnen. Hoe meer lust en verlangens uit het hart van een toegewijde verdwijnen, hoe meer hij gehecht raakt aan dienst aan de Heer. Op die manier raakt hij vrij van alle materiële onzuiverheid en in die levenstoestand kan hij de Allerhoogste Heer begrijpen. Dit wordt ook in het Śrīmad-Bhāgavatam gezegd.

Het proces van bhakti of transcendentale dienst gaat door na bevrijding. Het Vedānta-sūtra (4.1.12) bevestigt dit: ā-prāyaṇāt tatrāpi hi dṛṣṭam. Dit betekent dat het proces van devotionele dienst na de bevrijding doorgaat. In het Śrīmad-Bhāgavatam wordt ware, devotionele bevrijding gedefinieerd als het herstel van het levend wezen in zijn eigen identiteit, in zijn eigen wezenlijke positie. Wat die wezenlijke positie is, is al uitgelegd: ieder levend wezen is een afzonderlijk integrerend deeltje van de Allerhoogste Heer. Het is daarom zijn wezenlijke positie om te dienen. Na de bevrijding zal zijn dienst nooit stoppen. Ware bevrijding betekent vrijkomen van verkeerde levensopvattingen.

Después de llegar a la etapa brahma-bhūta, en la que se está liberado de las concepciones materiales, comienza el servicio devocional con el acto de oír hablar del Señor. Cuando uno oye hablar del Señor Supremo, automáticamente se desarrolla la etapa brahma-bhūta, y la contaminación material —la codicia y la lujuria por el disfrute de los sentidos— desaparece. A medida que la lujuria y los deseos desaparecen del corazón del devoto, este se apega más al servicio del Señor, y mediante ese apego se libera de la contaminación material. En ese estado de la vida, él puede entender al Señor Supremo. Esa también es la declaración del Śrīmad-Bhāgavatam. Después de la liberación, el proceso del bhakti, o del servicio trascendental, continúa. El Vedānta-sūtra (4.1.12) lo confirma: ā-prāyaṇāt tatrāpi hi dṛṣṭam. Eso significa que después de la liberación, el proceso del servicio devocional continúa. En el Śrīmad-Bhāgavatam se define la verdadera liberación devocional como el restablecimiento de la entidad viviente en su propia identidad, en su propia posición constitucional. La posición constitucional ya se ha explicado: toda entidad viviente es una porción integral fragmentaria del Señor Supremo. Por lo tanto, su posición constitucional es la de servir. Después de la liberación, ese servicio jamás cesa. Verdadera liberación es librarse de los conceptos erróneos de la vida.