Skip to main content

TEXT 48

TEXT 48

Tekst

Texte

saha-jaṁ karma kaunteya
sa-doṣam api na tyajet
sarvārambhā hi doṣeṇa
dhūmenāgnir ivāvṛtāḥ
saha-jaṁ karma kaunteya
sa-doṣam api na tyajet
sarvārambhā hi doṣeṇa
dhūmenāgnir ivāvṛtāḥ

Synoniemen

Synonyms

saha-jam — tegelijkertijd geboren; karma — activiteit; kaunteya — o zoon van Kuntī; sa-doṣam — met gebreken; api — hoewel; na — nooit; tyajet — men moet opgeven; sarva-ārambhāḥ — alle ondernemingen; hi — zeker; doṣeṇa — met gebreken; dhūmena — met rook; agniḥ — vuur; iva — zoals; āvṛtāḥ — bedekt.

saha-jam: né simultanément; karma: le travail; kaunteya: ô fils de Kuntī; sa-doṣam: avec des fautes; api: bien que; na: jamais; tyajet: on ne doit abandonner; sarva-ārambhāḥ: toute entreprise; hi: certes; doṣeṇa: avec des fautes; dhūmena: de fumée; agniḥ: le feu; iva: comme; āvṛtāḥ: couvert.

Vertaling

Translation

Iedere inspanning gaat gepaard met fouten, zoals vuur gepaard gaat met rook. Men moet daarom zijn aangeboren activiteit niet opgeven, o zoon van Kuntī, zelfs al is zulke activiteit vol onvolkomenheden.

Tout comme un feu est toujours couvert par de la fumée, toute entreprise est toujours ternie par quelque faute. Néanmoins, ô fils de Kuntī, nul ne doit abandonner le travail conforme à sa nature, fût-il entaché de fautes.

Betekenisverklaring

Purport

In het geconditioneerde leven zijn alle activiteiten besmet door de hoedanigheden van de materiële natuur. Zelfs als iemand een brāhmaṇa is, moet hij offers verrichten waarbij het doden van dieren noodzakelijk is. Op dezelfde manier moet een kṣatriya, hoe vroom hij ook is, vechten met zijn vijand; hij kan zich daar niet aan onttrekken. En om handel te kunnen blijven drijven zal een handelaar, hoe vroom hij ook is, soms zijn winst moeten verbergen of op de zwarte markt moeten handelen. Deze dingen zijn noodzakelijk en onvermijdelijk. Zelfs al is men een śūdra die een slechte meester dient, dan moet men toch zijn opdrachten uitvoeren, zelfs al gaat het om iets wat ongedaan zou moeten blijven. Ondanks deze onvolkomenheden moet iemand zijn voorgeschreven plichten blijven vervullen, want ze komen voort uit zijn eigen natuur.

Dans l’existence conditionnée, tout acte est entaché par l’influence des trois guṇas. Le brāhmaṇa lui-même doit parfois accomplir des sacrifices qui exigent l’immolation d’animaux. Pareillement, le kṣatriya, fût-il d’une grande piété, n’a pas d’autre choix que de combattre l’ennemi. Le vaiśya, le marchand, aussi pieux soit-il lui aussi, peut parfois se voir dans l’obligation, pour que son commerce survive, de cacher certains profits ou faire un peu de marché noir. Ce sont là des pratiques inévitables. De même, le śūdra employé par un mauvais maître devra suivre les ordres parfois condamnables de ce dernier. Cependant, malgré ces imperfections, chacun doit continuer à se plier à son devoir, car il procède de sa nature propre.

In dit vers wordt een mooi voorbeeld gegeven. Hoewel vuur zuiver is, is er toch rook. Maar de rook maakt het vuur niet onzuiver. Hoewel er rook aanwezig is in het vuur, wordt vuur toch gezien als het zuiverste van alle elementen. Wie er de voorkeur aan geeft de activiteiten van een kṣatriya op te geven en de taken van een brāhmaṇa op zich te nemen, kan er niet van verzekerd zijn dat daar geen onplezierige plichten bij komen kijken. Men moet daarom tot de conclusie komen dat niemand in de materiële wereld volkomen vrij kan zijn van de onzuiverheden van de materiële natuur.

Het voorbeeld van het vuur en de rook is in dit verband heel toepasselijk. Wanneer iemand in de winter een steen uit het vuur haalt, zal de rook verstorend zijn voor de ogen en andere delen van het lichaam, maar ondanks die verstorende omstandigheden moet hij toch gebruik maken van het vuur. Op dezelfde manier moet men zijn natuurlijke bezigheid niet opgeven enkel omdat er enkele verstorende factoren zijn. Integendeel, men moet vastberaden zijn de Allerhoogste Heer te dienen door middel van zijn voorgeschreven plicht in Kṛṣṇa-bewustzijn. Dat is het punt van perfectie. Wanneer een bepaald type bezigheid wordt verricht om de Allerhoogste Heer tevreden te stellen, worden alle onvolkomenheden tijdens die bepaalde bezigheid gezuiverd. Wanneer de resultaten van activiteiten gezuiverd worden doordat ze verbonden zijn met devotionele dienst, raakt men volmaakt in het innerlijk zien van het zelf en dat is zelfrealisatie.

Ce verset nous offre une belle analogie. Bien que le feu soit pur en soi, il est toujours couvert de fumée. Mais la fumée ne souille pas le feu. Bien que le feu produise de la fumée, il est considéré comme le plus pur de tous les éléments. Le kṣatriya qui préfère abandonner ses fonctions pour adopter celles du brāhmaṇa n’est en rien assuré qu’elles ne lui imposeront pas également des tâches désagréables. Nous en concluons donc que nul dans l’univers matériel ne peut échapper entièrement aux souillures que lui impose la nature matérielle. L’exemple du feu et de la fumée est fort approprié pour illustrer ce point. Ainsi, lorsqu’en plein hiver on retire une pierre chaude du feu, la fumée peut bien piquer les yeux ou le nez, on est tout de même obligé, malgré ces désagréments, de continuer à faire usage du feu. Pareillement, nul ne doit délaisser son occupation naturelle sous prétexte qu’elle lui occasionne une certaine gêne. Bien plutôt doit-on rester déterminé à servir le Seigneur Suprême en persévérant dans la tâche qui nous est assignée au sein de la conscience de Kṛṣṇa. Telle est la perfection. Lorsqu’un travail particulier est accompli pour la satisfaction du Seigneur Suprême, il se trouve purifié de toutes ses imperfections. Et lorsqu’au contact du service de dévotion, les fruits de l’acte sont aussi purifiés, on développe une vision parfaite du soi, objet de la réalisation spirituelle.