TEXT 39
TEXT 39
Tekst
Verš
sukhaṁ mohanam ātmanaḥ
nidrālasya-pramādotthaṁ
tat tāmasam udāhṛtam
sukhaṁ mohanam ātmanaḥ
nidrālasya-pramādotthaṁ
tat tāmasam udāhṛtam
Synoniemen
Synonyma
yat — dat wat; agre — in het begin; ca — ook; anubandhe — uiteindelijk; ca — ook; sukham — geluk; mohanam — illusoir; ātmanaḥ — van het zelf; nidrā — slaap; ālasya — luiheid; pramāda — en illusie; uttham — voortkomend uit; tat — dat; tāmasam — in de hoedanigheid onwetendheid; udāhṛtam — wordt genoemd.
Vertaling
Překlad
En het geluk dat blind is voor zelfrealisatie, dat van begin tot eind denkbeeldig is en dat voortkomt uit slaap, luiheid en illusie, wordt geluk in de hoedanigheid onwetendheid genoemd.
A o štěstí prostém ohledů na seberealizaci, které je klamem od začátku až do konce a které pochází ze spánku, lenosti a iluze, je řečeno, že má charakter nevědomosti.
Betekenisverklaring
Význam
Wie zijn geluk uit luiheid en slaap haalt, bevindt zich beslist in de hoedanigheid duisternis of onwetendheid, en wie er geen idee van heeft hoe hij wel en niet moet handelen, bevindt zich ook in de hoedanigheid onwetendheid. Voor een persoon in de hoedanigheid onwetendheid is alles illusie. Zowel in het begin als aan het eind is er voor hem geen sprake van geluk. Voor iemand in de hoedanigheid hartstocht mag er in het begin misschien een soort kortstondig geluk zijn en aan het eind ellende, maar voor iemand in de hoedanigheid onwetendheid is er alleen maar ellende, zowel in het begin als aan het eind.
Ten, kdo má zalíbení v lenosti a spánku, je nepochybně pod vlivem kvality temnoty neboli nevědomosti, tak jako ten, kdo neví, jak má a nemá jednat. Osoba podléhající kvalitě nevědomosti prožívá jen klam. Nepozná štěstí na začátku ani na konci. Ten, kdo je ovlivněn kvalitou vášně, může zpočátku pociťovat nějaké pomíjivé štěstí a na konci utrpení, ale každý, kdo podléhá kvalitě nevědomosti, trpí od začátku až do konce.