Skip to main content

TEXT 4

TEXT 4

Tekst

Texte

yajante sāttvikā devān
yakṣa-rakṣāṁsi rājasāḥ
pretān bhūta-gaṇāṁś cānye
yajante tāmasā janāḥ
yajante sāttvikā devān
yakṣa-rakṣāṁsi rājasāḥ
pretān bhūta-gaṇāṁś cānye
yajante tāmasā janāḥ

Synoniemen

Synonyms

yajante — vereren; sāttvikāḥ — zij die zich in de hoedanigheid goedheid bevinden; devān — halfgoden; yakṣa-rakṣāṁsi — demonen; rājasāḥ — zij die zich in de hoedanigheid hartstocht bevinden; pretān — geesten van de overledenen; bhūta-gaṇān — geesten; ca — en; anye — anderen; yajante — vereren; tāmasāḥ — in de hoedanigheid onwetendheid; janāḥ — mensen.

yajante: vouent un culte; sāttvikāḥ: ceux qui sont sous l’influence de la vertu; devān: aux devas; yakṣa-rakṣāṁsi: aux démons; rājasāḥ: ceux qui sont sous l’influence de la passion; pretān: aux esprits des morts; bhūtagaṇān: aux fantômes; ca anye: et autres; yajante: vouent un culte; tāmasāḥ: dans l’ignorance; janāḥ: les gens.

Vertaling

Translation

Mensen in de hoedanigheid goedheid vereren de halfgoden; degenen in de hoedanigheid hartstocht vereren de demonen en degenen in de hoedanigheid onwetendheid vereren geestverschijningen en de geesten van overledenen.

Les hommes qu’inspire la vertu vouent un culte aux devas, ceux que gouverne la passion, aux démons, et ceux que domine l’ignorance, aux fantômes et autres esprits.

Betekenisverklaring

Purport

In dit vers beschrijft de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods verschillende soorten vereerders op basis van hun externe activiteiten. Volgens de regels in de heilige teksten is alleen de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods vererenswaardig, maar zij die niet zo vertrouwd zijn met die voorschriften of er niet zoveel geloof aan hechten, vereren verschillende objecten overeenkomstig hun specifieke situaties in de hoedanigheden van de materiële natuur. Degenen in de hoedanigheid goedheid vereren over het algemeen de halfgoden. Deze halfgoden zijn Brahmā, Śiva en anderen zoals Indra, Candra en de zonnegod. Er bestaan verschillende halfgoden. Degenen in de hoedanigheid goedheid vereren een bepaalde halfgod voor een bepaald doel. Om dezelfde reden vereren degenen in de hoedanigheid hartstocht de demonen. We herinneren ons in dit verband dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog in Calcutta een man was die Hitler vereerde, omdat hij dankzij de oorlog een grote rijkdom had bemachtigd door zijn handel op de zwarte markt. Degenen in de hoedanigheid hartstocht en onwetendheid kiezen over het algemeen een invloedrijk mens als God. Ze denken dat iedereen als God vereerd kan worden en dat daardoor dezelfde resultaten worden verkregen.

Dans ce verset, Dieu, la Personne Suprême, décrit diverses sortes d’adorateurs, classés d’après leur comportement. Les Écritures enseignent que seul le Seigneur Suprême est digne d’adoration, mais les hommes qui n’ont pas une grande connaissance des préceptes scripturaires, ou qui n’ont pas foi en eux, vénèrent divers objets, selon qu’ils sont influencés par tel ou tel guṇa. Ceux qu’inspire la vertu rendent généralement un culte aux devas, c’est-à-dire à Brahmā, Śiva, et de nombreux autres, comme Indra, Candra ou Vivasvān, le deva du soleil. Leur culte à un deva particulier est conditionné par le but qu’ils se proposent d’atteindre. De même, ceux que gouverne la passion vénèrent les êtres démoniaques. Nous nous souvenons à ce propos, d’un homme à Calcutta durant la seconde guerre mondiale, qui rendait un culte à Hitler car, en provoquant la guerre, celui-ci lui avait permis d’amasser une immense fortune au marché noir. Comme lui, ceux que dominent la passion et l’ignorance déifient souvent un homme chargé de pouvoir. Ils croient que n’importe qui peut être adoré comme Dieu sans que les résultats obtenus changent.

In dit vers wordt duidelijk beschreven dat degenen in de hoedanigheid hartstocht zulke goden vereren en creëren en dat degenen in de hoedanigheid onwetendheid, in duisternis, geesten vereren. Soms houden mensen vereringsceremonies bij het grafmonument van een dode. Seksuele dienst wordt ook tot de hoedanigheid onwetendheid gerekend. Op dezelfde manier leven er in afgelegen dorpen in India vereerders van geesten. We hebben persoonlijk gezien dat de lagere klassen daar soms naar het woud gaan en wanneer ze eenmaal weten dat er in een bepaalde boom een geest leeft, dan vereren ze die boom en brengen ze er offers. Deze verschillende soorten van verering zijn niet werkelijk verering van God. Het vereren van God is voor personen die zich op het transcendentale niveau van zuivere goedheid bevinden. In het Śrīmad-Bhāgavatam (4.3.23) wordt gezegd: sattvaṁ viśuddhaṁ vasudeva-śabditam — ‘Wie zich in zuivere goedheid bevindt, vereert Vāsudeva.’ Dit betekent dat zij die volledig gezuiverd zijn van de hoedanigheden van de materiële natuur en die zich op een transcendentaal niveau bevinden, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods kunnen vereren.

Il est donc clair ici que les hommes gouvernés par la passion créent de tels dieux et leur vouent un culte, tandis que l’ignorance pousse les êtres qu’elle enveloppe de ses ténèbres à vénérer les esprits des morts. Il leur arrive parfois d’offrir un culte sur la tombe d’un mort. Les rites sexuels relèvent également du mode d’influence de l’ignorance. On voit aussi en Inde, en des villages reculés, des gens qui vénèrent les spectres. Nous avons nous-même constaté que des gens de très basse condition se rendent parfois dans la forêt pour offrir des sacrifices à un arbre dans lequel vit un fantôme.

On ne peut évidemment pas assimiler ces pratiques à celles qui ont pour seul objet l’adoration de Dieu, car ces dernières ne concernent que les êtres qui se sont fixés dans la pure vertu, loin de la sphère d’influence des guṇas. Le Śrīmad-Bhāgavatam (4.3.23) enseigne: sattvaṁ viśuddhaṁ vasudeva-śabditam – « Quand un homme est établi dans la pure vertu, il adore Vāsudeva. » Ou en d’autres mots, l’être qui n’est plus souillé par les guṇas et qui s’est élevé au niveau transcendantal peut vouer son adoration à Dieu, la Personne Suprême.

De impersonalisten worden geacht in de hoedanigheid goedheid te zijn en ze vereren vijf verschillende halfgoden. Ze vereren de onpersoonlijke Viṣṇu-gedaante in de materiële wereld, die bekendstaat als de gefilosofeerde Viṣṇu. Viṣṇu is de expansie van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, maar omdat de impersonalisten uiteindelijk niet in Hem geloven, denken ze dat de Viṣṇu-gedaante alleen maar een ander aspect van het onpersoonlijk Brahman is. Op dezelfde manier denken ze dat Heer Brahmā de onpersoonlijke vorm van de materiële hoedanigheid hartstocht is. Zo geven ze soms beschrijvingen van vijf halfgoden die vererenswaardig zijn, maar omdat ze denken dat het onpersoonlijk Brahman de uiteindelijke waarheid is, ontdoen ze zich in laatste instantie van alle objecten van verering. Samenvattend kunnen we stellen dat men gezuiverd kan worden van de hoedanigheden van de materiële natuur door om te gaan met personen die zich op een transcendentaal niveau bevinden.

En principe, les impersonnalistes sont conduits par la vertu et rendent un culte à cinq devas différents. Dans l’univers matériel, ils adorent l’impersonnel sous la forme de Viṣṇu, le Viṣṇu « philosophé. » Viṣṇu est une émanation du Seigneur Suprême, mais comme les impersonnalistes refusent de croire en Dieu en tant que personne, ils s’imaginent que la forme de Viṣṇu ne constitue qu’un autre aspect du Brahman impersonnel. Ils pensent également que Brahmā représente, sous le rapport du mode d’influence de la passion, la forme de ce même Brahman impersonnel. Ils en viennent donc à dire que l’on peut adorer cinq sortes de dieux. Mais comme ils croient que le Brahman impersonnel est l’unique vérité, ils se défont, à la fin, de tout objet d’adoration.

Concluons en disant qu’on peut se soustraire aux différentes influences des guṇas par le simple fait d’entrer au contact de personnes qui les ont transcendées.