Skip to main content

TEXT 54

TEXT 54

Tekst

Tekstas

bhaktyā tv ananyayā śakya
aham evaṁ-vidho ’rjuna
jñātuṁ draṣṭuṁ ca tattvena
praveṣṭuṁ ca paran-tapa
bhaktyā tv ananyayā śakya
aham evaṁ-vidho ’rjuna
jñātuṁ draṣṭuṁ ca tattvena
praveṣṭuṁ ca paran-tapa

Synoniemen

Synonyms

bhaktyā — door devotionele dienst; tu — maar; ananyayā — zonder vermengd te zijn met resultaatgerichte activiteiten of speculatieve kennis; śakyaḥ — mogelijk; aham — Ik; evam-vidhaḥ — zo; arjuna — o Arjuna; jñātum — kennen; draṣṭum — zien; ca — en; tattvena — werkelijk; praveṣṭum — binnen gaan in; ca — ook; parantapa — o bedwinger van de vijand.

bhaktyā — pasiaukojimo tarnystės dėka; tu — tačiau; ananyayā — neužterštos karmine veikla ar spekuliatyviu pažinimu; śakyaḥ — galimas; aham — Aš; evam-vidhaḥ — kaip šis; arjuna — o Arjuna; jñātum — pažinti; draṣṭum — pamatyti; ca — ir; tattvena — iš tiesų; praveṣṭum — patekti į; ca — taip pat; parantapa — o priešų baudėjau.

Vertaling

Translation

Mijn dierbare Arjuna, alleen door onverdeelde devotionele dienst kan Ik worden gekend zoals Ik ben, zoals Ik hier voor je sta, en kan Ik rechtstreeks worden gezien. Alleen op deze manier kun je doordringen in de mysteries van het begrijpen van Mij.

Mano brangus Arjuna, tiktai su pasiaukojimu tarnaujant Man ir į nieką kitą nenukrypstant, galima pažinti Mane tokį, koks stoviu priešais tave, ir tiesiogiai Mane išvysti. Tik taip galima atskleisti Mano pažinimo paslaptį.

Betekenisverklaring

Purport

Kṛṣṇa kan alleen begrepen worden door het proces van onverdeelde devotionele dienst. Hij legt dat in dit vers uitdrukkelijk uit, zodat ongeautoriseerde commentatoren die de Bhagavad-gītā proberen te begrijpen door middel van het proces van speculatie, zullen inzien dat ze gewoon hun tijd verspillen. Niemand kan Kṛṣṇa begrijpen of bevatten hoe Hij in een vierarmige gedaante uit ouders voortkwam en Zich onmiddellijk in een tweearmige gedaante veranderde. Al deze dingen zijn zeer moeilijk te begrijpen door de Veda’s te bestuderen of door filosofische speculatie. Daarom wordt hier duidelijk gesteld dat niemand Hem kan zien of kan doordringen in het begrijpen van deze zaken. Maar zeer gevorderde studenten van de Vedische literatuur kunnen daaruit op zoveel manieren over Hem leren. Er zijn zoveel regels en bepalingen en als iemand Kṛṣṇa werkelijk wil begrijpen, dan moet hij de regulerende principes volgen die in de gezaghebbende heilige teksten worden beschreven. Men kan volgens die principes ascese beoefenen. Bijvoorbeeld, om strenge ascese te beoefenen zou men kunnen vasten op Janmāṣṭamī, de dag waarop Kṛṣṇa verscheen, en op de twee dagen van Ekādaśī (de elfde dag na nieuwemaan en de elfde dag na vollemaan).

Wat vrijgevigheid betreft, het is duidelijk dat men vrijgevig moet zijn tegenover toegewijden van Kṛṣṇa, die devotionele dienst aan Hem verrichten om de filosofie van Kṛṣṇa of Kṛṣṇa-bewustzijn over de hele wereld te verspreiden. Kṛṣṇa-bewustzijn is een zegen voor de mensheid. Heer Caitanya werd door Rūpa Gosvāmī bewonderd als de meest vrijgevige en meest liefdadige persoon, omdat Hij liefde voor Kṛṣṇa — die zo moeilijk te krijgen is — op zo’n openlijke en overvloedige manier verspreidde. Als iemand dus een bepaald gedeelte van zijn geld afstaat aan personen die bezig zijn het Kṛṣṇa-bewustzijn te verspreiden, dan is die liefdadigheid, die gegeven wordt om het Kṛṣṇa-bewustzijn te verspreiden, de grootste liefdadigheid ter wereld.

Wie de Heer volgens de regels in de tempel aanbidt (in de tempels in India is er altijd wel een beeldgedaante, normaal gezien van Viṣṇu of Kṛṣṇa), dan is dat een kans om vooruitgang te maken door het aanbidden van en respect betuigen aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Voor beginners in devotionele dienst aan de Heer is tempelverering essentieel; dit wordt bevestigd in de Vedische literatuur (Śvetāśvatara Upaniṣad 6.23):

KOMENTARAS: Suvokti Kṛṣṇą galima tiktai su pasiaukojimu Jam tarnaujant ir į nieką kitą nenukrypstant. Šiame posme Jis Pats aiškiai išsako tą mintį, kad neturintys įgaliojimų komentatoriai, kurie bando suvokti „Bhagavad-gītą“ spekuliatyviais samprotavimais, žinotų tuščiai gaištą laiką. Niekas negali suvokti Kṛṣṇos ar to, kaip Jis, apsireiškęs Savo tėvams keturrankiu pavidalu, netrukus atsimainė į dvirankį. Neįmanoma to suvokti studijuojant Vedas arba filosofuojant. Todėl čia aiškiai sakoma, kad niekas negali Jo pamatyti arba suvokti tuos dalykus. Tačiau turintys didžiulę patirtį Vedų literatūros tyrinėtojai labai daug sužino apie Kṛṣṇą iš Vedų raštų. Autoritetingoje literatūroje pateikta daug taisyklių, ir kas nori suprasti Kṛṣṇą, turi jų laikytis. Rūsti askezė gali būti atliekama pagal tas taisykles. Pavyzdžiui, galima pasninkauti per Janmāṣṭamį (Kṛṣṇos apsireiškimo dieną) ir per Ekādaśį (vienuoliktą dieną po mėnulio jaunaties ir vienuoliktą dieną po mėnulio pilnaties). Kalbant apie šalpą, aišku, kad ji skirtina Kṛṣṇos bhaktams, pasiaukojamai Jam tarnaujantiems ir skleidžiantiems Kṛṣṇos filosofiją arba Kṛṣṇos sąmonę visame pasaulyje. Kṛṣṇos sąmonė – tai žmonijos palaiminimas. Rūpa Gosvāmis pripažino Viešpatį Caitanyą pačia labdaringiausia asmenybe, nes Jis dosniai dalijo žmonėms meilę Kṛṣṇai, kurią taip sunku pelnyti. Taigi jei žmogus aukoja tam tikrą pinigų sumą Kṛṣṇos sąmonę skleidžiantiems žmonėms, jo teikiama labdara, skirta Kṛṣṇos sąmonei skleisti, yra didžiausia pasaulyje. Kai žmogus garbina Dievą pagal garbinimo šventykloje reikalavimus (Indijos šventyklose visada stovi kokia nors skulptūra – dažniausiai Viṣṇu ar Kṛṣṇos), tai šitaip pagerbdamas ir šlovindamas Aukščiausiąjį Dievo Asmenį, jis gauna galimybę tobulėti. Pradedantiems pasiaukojimo Viešpačiui tarnystę garbinimas šventykloje itin svarbus. Apie tai liudija ir Vedų raštai („Śvetāśvatara Upaniṣada“ 6.23):

yasya deve parā bhaktir
yathā deve tathā gurau
tasyaite kathitā hy arthāḥ
prakāśante mahātmanaḥ
yasya deve parā bhaktir
yathā deve tathā gurau
tasyaite kathitā hy arthāḥ
prakāśante mahātmanaḥ

Wie onwankelbare devotie heeft voor de Allerhoogste Heer en begeleid wordt door de spiritueel leraar in wie zijn vertrouwen net zo vast is, kan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods door openbaring zien. Kṛṣṇa kan niet gekend worden door mentale speculatie. Voor wie zich niet persoonlijk laat trainen onder begeleiding van een bonafide spiritueel leraar, is het onmogelijk om zelfs maar een begin te maken met het begrijpen van Kṛṣṇa. Het woord ‘tu’ wordt hier voornamelijk gebruikt om aan te geven dat er geen enkel ander proces is dat kan worden gevolgd, dat kan worden aangeraden of dat succesvol kan zijn om tot een begrip van Kṛṣṇa te komen.

Kas beatodairiškai atsidavė Aukščiausiajam Viešpačiui ir kam vadovauja dvasinis mokytojas, kuriuo jis taip pat šventai tiki, tas per apreiškimą gali išvysti Aukščiausiąjį Dievo Asmenį. Kṛṣṇa spekuliatyviais samprotavimais nesuvokiamas. Kas nesimokė pas bona fide dvasinį mokytoją, tas net iš tolo nesuvoks Kṛṣṇos. Čia sąmoningai pavartotas žodis tu, kuris ir parodo, kad joks kitas Kṛṣṇos pažinimo būdas netinka, negali būti rekomenduojamas ir neatneš sėkmės.

De persoonlijke gedaanten van Kṛṣṇa, de tweearmige en de vierarmige gedaante, zijn volkomen verschillend van de tijdelijke kosmische gedaante die aan Arjuna getoond werd. De vierarmige Nārāyaṇa-gedaante en de tweearmige gedaante van Kṛṣṇa zijn eeuwig en transcendentaal, terwijl de kosmische gedaante die Arjuna zag, tijdelijk is. Het woord ‘su-durdarśam’, dat ‘moeilijk te zien’ betekent, suggereert juist dat niemand die kosmische gedaante eerder had gezien. Het suggereert ook dat er geen noodzaak bestond om haar aan de toegewijden te tonen. Kṛṣṇa toonde deze gedaante op verzoek van Arjuna, zodat mensen in de toekomst, op een moment waarop iemand zou beweren een incarnatie van God te zijn, zouden kunnen vragen of ze de kosmische gedaante mogen zien.

Kṛṣṇos asmeniškas dvirankis ir keturrankis pavidalai iš esmės skiriasi nuo Arjunai apreikšto laikino visatos pavidalo. Keturrankis Nārāyaṇos ir dvirankis Kṛṣṇos pavidalai yra amžini ir transcendentiniai, o Arjunai apreikštas visatos pavidalas – laikinas. Pats žodis su-durdarśam, kuris reiškia „sunku matyti“, pažymi, kad niekas anksčiau šio visatos pavidalo nebuvo matęs. Taip pat jis leidžia suprasti, kad nebuvo būtinybės apreikšti jį bhaktams. Tą pavidalą Kṛṣṇa apreiškė Arjunos prašomas, kad ateityje, kam nors pasiskelbus Dievo inkarnacija, žmonės galėtų pareikalauti, kad apsišaukėlis apreikštų visatos pavidalą.

Het woord ‘na’, dat in het vorige vers herhaaldelijk werd gebruikt, geeft aan dat men niet al te trots moet zijn op prestaties als een academische opleiding in Vedische literatuur. Men moet zich toeleggen op devotionele dienst aan Kṛṣṇa; alleen dan kan men proberen commentaren op de Bhagavad-gītā te schrijven.

Ankstesniame posme ne kartą vartotas žodis na pažymi, kad žmogui nederėtų labai didžiuotis akademiniu Vedų raštų išmanymu. Reikia įsijungti į pasiaukojimo tarnystę Kṛṣṇai ir tik tuomet galima mėginti rašyti „Bhagavad-gītos“ komentarus.

Kṛṣṇa verandert van de kosmische gedaante naar de vierarmige Nārāyaṇa-gedaante en vervolgens naar Zijn eigen natuurlijke gedaante met twee armen. Dit geeft aan dat de vierarmige gedaante en de andere gedaanten die in de Vedische literatuur vermeld staan, allemaal emanaties zijn van de oorspronkelijke tweearmige Kṛṣṇa; Hij is de oorsprong van alle emanaties. Kṛṣṇa onderscheidt Zich zelfs van deze gedaanten, om maar te zwijgen van het onpersoonlijke godsbeeld. Wat betreft de vierarmige gedaanten van Kṛṣṇa wordt duidelijk verklaard dat zelfs de evenwaardigste vierarmige gedaante van Kṛṣṇa (bekend als Mahā-Viṣṇu, die op de kosmische oceaan ligt en uit wie ontelbare universa voortkomen wanneer Hij uitademt) een expansie van de Allerhoogste Heer is. Zo wordt in de Brahma-saṁhitā (5.48) gezegd:

Iš visatos pavidalo Kṛṣṇa atsimaino į keturrankį Nārāyaną, o po to įgauna Savo tikrąjį dvirankį pavidalą. Tai rodo, kad keturrankiai ir kiti pavidalai, minimi Vedų raštuose, yra pirminio dvirankio Kṛṣṇos skleidiniai. Jis – visų skleidinių šaltinis. Jis skiriasi net ir nuo šių pavidalų, nekalbant jau apie beasmenį aspektą. Apie keturrankius Kṛṣṇos pavidalus Vedose aiškiai pasakyta, kad net artimiausias Kṛṣṇai keturrankis Jo pavidalas – Mahā-Viṣṇu, gulintis kosmoso vandenyne ir įkvepiantis bei iškvepiantis aibes visatų, taip pat yra Aukščiausiojo Viešpaties ekspansija. „Brahma- saṁhitoje“ (5.48) sakoma:

yasyaika-niśvasita-kālam athāvalambya
jīvanti loma-vila-jā jagad-aṇḍa-nāthāḥ
viṣṇur mahān sa iha yasya kalā-viśeṣo
govindam ādi-puruṣaṁ tam ahaṁ bhajāmi
yasyaika-niśvasita-kālam athāvalambya
jīvanti loma-vila-jā jagad-aṇḍa-nāthāḥ
viṣṇur mahān sa iha yasya kalā-viśeṣo
govindam ādi-puruṣaṁ tam ahaṁ bhajāmi

‘Mahā-Viṣṇu, in wie alle ontelbare universa binnengaan en uit wie ze eenvoudigweg door Zijn uitademing weer tevoorschijn komen, is een volkomen expansie van Kṛṣṇa. Ik vereer daarom Govinda, Kṛṣṇa, de oorzaak van alle oorzaken.’ De conclusie is dat men de persoonlijke gedaante van Kṛṣṇa moet vereren als de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die eeuwig vol gelukzaligheid en kennis is. Hij is de oorsprong van alle gedaanten van Viṣṇu, Hij is de oorsprong van alle soorten incarnaties en Hij is de oorspronkelijke Allerhoogste Persoonlijkheid; dit wordt bevestigd in de Bhagavad-gītā.

„Mahā-Viṣṇu, į kurį Jam alsuojant įeina ir išeina nesuskaičiuojama daugybė visatų, yra pilnutinė Kṛṣṇos ekspansija. Štai kodėl aš garbinu Govindą, Kṛṣṇą – visų priežasčių priežastį.“ Tad reikia garbinti asmenišką Kṛṣṇos pavidalą, kaip Aukščiausiąjį Dievo Asmenį, kupiną amžinos palaimos ir žinojimo. Jis – visų Viṣṇu, visų inkarnacijų šaltinis ir, „Bhagavad-gītos“ tvirtinimu, pirminis Aukščiausiasis Asmuo.

In de Vedische literatuur (Gopāla-tāpanī Upaniṣad, Pūrva 1) is de volgende uitspraak te vinden:

Vedų raštuose („Gopāla-tāpanī Upaniṣada“ 1.1) randame šiuos žodžius:

sac-cid-ānanda-rūpāya
kṛṣṇāyākliṣṭa-kāriṇe
namo vedānta-vedyāya
gurave buddhi-sākṣiṇe
sac-cid-ānanda-rūpāya
kṛṣṇāyākliṣṭa-kāriṇe
namo vedānta-vedyāya
gurave buddhi-sākṣiṇe

‘Ik breng mijn eerbiedige eerbetuigingen aan Kṛṣṇa, die een transcendentale ge-daante van gelukzaligheid, eeuwigheid en kennis heeft. Ik breng mijn eerbetuigingen aan Hem, want Hem begrijpen betekent de Veda’s begrijpen; Hij is daarom de Allerhoogste spiritueel leraar.’ Dan wordt er gezegd: kṛṣṇo vai paramaṁ daivatam — ‘Kṛṣṇa is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods.’ (Gopāla-tāpanī Upaniṣad, Pūrva 3) Eko vaśī sarva-gaḥ kṛṣṇa īḍyaḥ: ‘Die ene Kṛṣṇa is de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en Hij is vererenswaardig.’ Eko ’pi san bahudhā yo ’vabhāti: ‘Kṛṣṇa is īīn, maar Hij is gemanifesteerd in oneindig veel gedaanten en geëxpandeerde incarnaties.’ (Gopāla-tāpanī Upaniṣad, Pūrva 21)

„Pagarbiai lenkiuosi Kṛṣṇai, kurio pavidalas transcendentinis, palaimingas, amžinas ir kupinas žinojimo. Reiškiu Jam savo pagarbą, nes suprasti Jį – vadinasi, suprasti Vedas, todėl Jis – vyriausias dvasinis mokytojas.“ Toliau sakoma, kad: kṛṣṇo vai paramaṁ daivatam – „Kṛṣṇa – Aukščiausiasis Dievo Asmuo.“ („Gopāla-tāpanī Upaniṣada“ 1.3) Eko vaśī sarva-gaḥ kṛṣṇa īḍyaḥ: „Tiktai Kṛṣṇa yra Aukščiausiasis Dievo Asmuo, tasai, kurį reikia garbinti.“ Eko ‘pi san bahudhā yo ‘vabhāti: „Kṛṣṇa – vienas, tačiau sukuria nesuskaičiuojamą daugybę Savo formų ir inkarnacijų.“ („Gopāla- tāpanī Upaniṣada“ 1.21)

In de Brahma-saṁhitā (5.1) staat:

„Brahma-saṁhitoje“ (5.1) pasakyta:

īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ
sac-cid-ānanda-vigrahaḥ
anādir ādir govindaḥ
sarva-kāraṇa-kāraṇam
īśvaraḥ paramaḥ kṛṣṇaḥ
sac-cid-ānanda-vigrahaḥ
anādir ādir govindaḥ
sarva-kāraṇa-kāraṇam

‘De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is Kṛṣṇa, die een lichaam van eeuwigheid, kennis en gelukzaligheid heeft. Hij heeft geen begin, want Hij is het begin van alles. Hij is de oorzaak van alle oorzaken.’

„Kṛṣṇa – Aukščiausiasis Dievo Asmuo, Jo kūnas amžinas, kupinas žinojimo ir palaimos. Jis neturi pradžios, nes Jis – visko pradžia. Jis yra visų priežasčių priežastis.“

En ergens anders wordt gezegd: yatrāvatīrṇaṁ kṛṣṇākhyaṁ paraṁ brahma narākṛti — ‘De Allerhoogste Absolute Waarheid is een persoon, Zijn naam is Kṛṣṇa en soms daalt Hij neer op deze aarde.’ Zo vinden we in het Śrīmad-Bhāgavatam ook een beschrijving van allerlei soorten incarnaties van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en in deze lijst komt de naam Kṛṣṇa ook voor. Maar vervolgens wordt gezegd dat deze Kṛṣṇa geen incarnatie van God is, maar dat Hij de oorspronkelijke Allerhoogste Persoonlijkheid Gods Zelf is (ete cāṁśa-kalāḥ puṁsaḥ kṛṣṇas tu bhagavān svayam).

Kitoje vietoje sakoma: yatrāvatīrṇaṁ kṛṣṇākhyaṁ paraṁ brahma narākṛti – „Aukščiausioji Absoliuti Tiesa yra asmuo. Jo vardas – Kṛṣṇa, ir kartais Jis nužengia į šią žemę.“ „Śrīmad-Bhāgavatam“ mes randame aprašytas visas Aukščiausiojo Dievo Asmens inkarnacijas ir jų sąraše minimas Kṛṣṇos vardas. Bet toliau sakoma, kad Kṛṣṇa – ne Dievo inkarnacija, o Patsai pirminis Aukščiausiasis Dievo Asmuo (ete cāṁśa-kalāḥ puṁsaḥ kṛṣṇas tu bhagavān svayam).

Zo zegt de Heer in de Bhagavad-gītā ook: mattaḥ parataraṁ nānyat — ‘Er bestaat niets wat hoger is dan Mijn gedaante als de Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa.’ Ergens anders in de Bhagavad-gītā zegt Hij ook: aham ādir hi devānām — ‘Ik ben de oorsprong van alle halfgoden.’ En nadat Arjuna de Bhagavad-gītā van Kṛṣṇa begrepen heeft, bevestigt Arjuna dit met de volgende woorden: paraṁ brahma paraṁ dhāma pavitram-paramaṁ bhavān — ‘Ik begrijp nu volledig dat Jij de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, de Absolute Waarheid, bent en dat Jij de toevlucht bent van alles.’ De kosmische gedaante die Kṛṣṇa aan Arjuna toonde, is daarom niet de oorspronkelijke gedaante van God; de oorspronkelijke gedaante is die van Kṛṣṇa. De kosmische gedaante met haar duizenden en nog eens duizenden hoofden en handen is alleen gemanifesteerd om de aandacht te trekken van degenen die geen liefde voor God hebben; het is niet de oorspronkelijke gedaante van God.

„Bhagavad-gītoje“ Viešpats taip pat sako: mattaḥ parataraṁ nānyat – „Nieko nėra aukščiau už Mano, Dievo Asmens, Kṛṣṇos, pavidalą.“ Kitoje „Bhagavad-gītos“ vietoje Jis pareiškia: aham ādir hi devānām – „Aš esu visų pusdievių pradžia.“ Iš Kṛṣṇos supratęs „Bhagavad-gītos“ esmę, Arjuna irgi patvirtina tą mintį šiais žodžiais: paraṁ brahma paraṁ dhāma pavitraṁ paramaṁ bhavān – „Dabar aš visiškai supratau, kad Tu – Aukščiausiasis Dievo Asmuo, Absoliuti Tiesa, ir kad Tu – visa ko prieglobstis.“ Todėl Arjunai apreikštas Kṛṣṇos visatos pavidalas nėra pirminė Dievo forma. Pirminis yra Kṛṣṇos pavidalas. O visatos pavidalas su tūkstančiais tūkstančių galvų ir rankų buvo apreikštas tik tam, kad patrauktų Dievo nemylinčių žmonių dėmesį. Jis nėra pirminis Dievo pavidalas.

Voor zuivere toegewijden, die de Heer liefhebben in verschillende transcendentale relaties, is de kosmische gedaante niet aantrekkelijk. In Zijn oorspronkelijke gedaante als Kṛṣṇa heeft de Allerhoogste God uitwisselingen van liefde met Zijn toegewijden. Voor Arjuna, die een hechte relatie met Kṛṣṇa had als vriend, was deze gedaante van de kosmische manifestatie daarom niet aangenaam; integendeel, de gedaante was angstaanjagend. Arjuna, die een voortdurende metgezel van Kṛṣṇa was, moet wel transcendentale ogen hebben gehad; hij was geen gewoon mens en werd daarom niet betoverd door de kosmische gedaante. Die kosmische gedaante mag dan wonderbaarlijk zijn voor personen die zich bezighouden met zichzelf te verheffen door middel van resultaatgerichte activiteiten, maar voor personen die devotionele dienst verrichten is de tweearmige gedaante van Kṛṣṇa het meest geliefd.

Tyrų bhaktų, kurių meilė Viešpačiui reiškiasi įvairiais transcendentiniais ryšiais, visatos pavidalas nevilioja. Aukščiausiasis Viešpats atsako į transcendentinę meilę Savo pirminiu Kṛṣṇos pavidalu. Todėl Arjunai, kurį su Kṛṣṇa siejo artimi draugystės saitai, visatos pavidalas teikė ne džiaugsmą, o veikiau baugino. Arjuna, kaip nuolatinis Kṛṣṇos palydovas, turėjo transcendentinį regėjimą, jis buvo neeilinis žmogus. Todėl visatos pavidalas jo nesužavėjo. Visatos pavidalas gali stebinti tuos, kurie karmine veikla siekia aukštesnės padėties. Tačiau su pasiaukojimu tarnaujantiems dvirankis Kṛṣṇa – pats brangiausias.