Skip to main content

TEXTS 4-5

TEXTS 4-5

Tekst

Tekst

buddhir jñānam asammohaḥ
kṣamā satyaṁ damaḥ śamaḥ
sukhaṁ duḥkhaṁ bhavo ’bhāvo
bhayaṁ cābhayam eva ca
buddhir jñānam asammohaḥ
kṣamā satyaṁ damaḥ śamaḥ
sukhaṁ duḥkhaṁ bhavo ’bhāvo
bhayaṁ cābhayam eva ca
ahiṁsā samatā tuṣṭis
tapo dānaṁ yaśo ’yaśaḥ
bhavanti bhāvā bhūtānāṁ
matta eva pṛthag-vidhāḥ
ahiṁsā samatā tuṣṭis
tapo dānaṁ yaśo ’yaśaḥ
bhavanti bhāvā bhūtānāṁ
matta eva pṛthag-vidhāḥ

Synoniemen

Synonyms

buddhiḥ — intelligentie; jñānam — kennis; asammohaḥ — vrijheid van twijfel; kṣamā — vergevensgezindheid; satyam — waarheidlievendheid; damaḥ — beheersing van de zintuigen; śamaḥ — beheersing van de geest; sukham — geluk; duḥkham — verdriet; bhavaḥ — geboorte; abhāvaḥ — dood; bhayam — vrees; ca — ook; abhayam — onbevreesdheid; eva — ook; ca — en; ahiṁsā — geweldloosheid; samatā — gelijkmoedigheid; tuṣṭiḥ — tevredenheid; tapaḥ — ascese; dānam — vrijgevigheid; yaśaḥ — roem; ayaśaḥ — schande; bhavanti — ontstaan; bhāvāḥ — kenmerken; bhūtānām — van levende wezens; mattaḥ — van Mij; eva — zeker; pṛthak-vidhāḥ — verschillende onderverdelingen.

buddhiḥ — arukus; jñānam — teadmised; asammohaḥ — vabadus kahtlustest; kṣamā — andestavus; satyam — tõearmastus; damaḥ — meelte kontroll; śamaḥ — mõistuse kontroll; sukham — õnn; duḥkham — kannatamine; bhavaḥ — sünd; abhāvaḥ — surm; bhayam — hirm; ca — samuti; abhayam — kartmatus; eva — samuti; ca — ning; ahiṁsā — vägivallatus; samatā — tasakaalukus; tuṣṭiḥ — rahuldatus; tapaḥ — askees; dānam — heategevus; yaśaḥ — kuulsus; ayaśaḥ — kurikuulsus; bhavanti — tekivad; bhāvāḥ — loomused; bhūtānām — elusolendite; mattaḥ — Minust; eva — kindlasti; pṛthak-vidhāḥ — mitmekesiselt seatud.

Vertaling

Translation

Intelligentie; kennis; vrij zijn van twijfel en verwarring; vergevensgezindheid; waarheidlievendheid; beheersing van de zintuigen; beheersing van de geest; vreugde en verdriet; geboorte; dood; angst; onbevreesdheid; geweldloosheid; gelijkmoedigheid; tevredenheid; ascese; vrijgevigheid; roem en schande — al deze verschillende kwaliteiten van levende wezens zijn geschapen door Mij alleen.

Elusolendite kõikide erinevate omaduste loojaks olen olnud üksnes Mina. Mina olen loonud nii arukuse kui teadmised, vabaduse kahtlustest ja eksiarvamustest, andestavuse, tõearmastuse, kontrolli meelte ja mõistuse üle, õnne ja kannatused, sünni, surma, hirmu, kartmatuse, vägivallast hoidumise, tasakaalukuse, rahuldatuse, askeesid, heategevuse, kuulsuse ja ka häbistuse.

Betekenisverklaring

Purport

De verschillende kwaliteiten van de levende wezens, of die nu goed of slecht zijn, zijn allemaal door Kṛṣṇa geschapen en worden hier beschreven.

Nagu öeldakse selles värsis, on Kṛṣṇa loonud kõik elusolendite erinevad omadused, olgu need siis head või halvad.

Intelligentie (buddhi) verwijst naar het vermogen om dingen vanuit het juiste gezichtspunt te analyseren, en kennis (jñānam) verwijst naar het begrijpen van wat spiritueel en wat materieel is. Gewone kennis, die men door een universitaire opleiding opdoet, houdt alleen verband met materie en wordt hier niet aanvaard als kennis. Kennis betekent dat men een onderscheid weet te maken tussen materie en het spirituele. In het moderne onderwijs is er geen kennis over het spirituele; men houdt zich alleen maar bezig met materiële elementen en lichamelijke behoeften. Academische kennis is daarom niet volledig.

Arukus tähendab võimet analüüsida asju nende tõelises valguses, ning teadmised tähendavad arusaamist sellest, mis on hing ning mis on mateeria. Tavapäraselt käsitlevad ülikoolides omandatavad teadmised üksnes mateeriat, ning seetõttu ei loeta neid siinkohal teadmisteks. Teadmised tähendavad vaimse ja materiaalse eristamist. Tänapäeval ei jagata koolides vaimseid teadmisi, vaid räägitakse materiaalsetest elementidest ning kehalistest vajadustest. Seetõttu pole akadeemilised teadmised täielikud.

Asammoha, vrij zijn van twijfel en verwarring, wordt bereikt wanneer men niet aarzelt en de transcendentale filosofie begrijpt. Langzaam maar zeker zal de verwarring verdwijnen. Niets moet blindelings aanvaard aanvaard, maar alles moet zorgvuldig en met veel aandacht worden aanvaard.

Men moet kṣamā of verdraagzaamheid en vergevensgezindheid beoefenen; men moet verdraagzaam zijn en de kleine overtredingen van anderen vergeven.

Satyam, waarheidlievendheid, betekent dat feiten moeten worden gepresenteerd zoals ze zijn, zodat iedereen er voordeel bij heeft; feiten moeten niet worden verdraaid. Volgens sociale omgangsvormen is het zo dat de waarheid alleen gesproken mag worden wanneer deze aangenaam is voor anderen. Maar dat is geen waarheidlievendheid. De waarheid moet onverbloemd worden gesproken, zodat anderen zullen begrijpen wat werkelijk de feiten zijn. Als iemand een dief is en de mensen worden gewaarschuwd dat hij een dief is, dan is dat de waarheid. Hoewel de waarheid soms onaangenaam is, moet men niet nalaten deze toch uit te spreken. Waarheidlievendheid vereist dat iemand de feiten presenteert zoals ze zijn, zodat iedereen er voordeel bij heeft. Dat is de definitie van waarheid.

Asammoha tähendab vabadust kahtlustest ja eksiarvamustest ning selleni on võimalik jõuda, kui inimene ei ole kõhklevalt kahevahel ning mõistab transtsendentaalset filosoofiat. Aeglaselt, kuid kindlalt vabaneb ta segadusest. Mitte midagi ei tule omaks võtta pimesi, esmalt tuleb kõike tähelepanelikult ja ettevaatlikult uurida. Kṣamā tähendab leplikkust ja andestavust. Seda omadust tuleb teadlikult arendada, olles leplik ja andestades teiste väikesed solvangud. Satyam, tõearmastus, tähendab seda, et fakte tuleb teiste hüvanguks esitada sellistena nagu need on. Fakte ei tohi moonutada. Seltskondliku kombe kohaselt öeldakse, et tõtt tohib rääkida vaid siis, kui teised suudavad selle „alla neelata", kuid see pole tõearmastus. Tõde tuleb kõnelda avameelselt, nii, et teised mõistaksid, millised faktid tegelikult on. Kui üks inimene on varas ning teisi inimesi hoiatatakse selle varga eest, siis kõneldakse tõtt. Ehkki tõde võib olla vahel raske „alla neelata", ei tohi seda varjata. Tõearmastus tähendab seda, et teiste hüvanguks tuleb fakte esitada alati sellistena nagu need on. Selline on tõe definitsioon.

Damaḥ, het beheersen van de zintuigen, betekent dat de zintuigen niet voor onnodig persoonlijk genot moeten worden gebruikt. Het is niet verboden om aan de basisbehoeften van de zintuigen te voldoen, maar onnodig zintuiglijk genot is schadelijk voor spirituele vooruitgang. De zintuigen moeten daarom worden weerhouden van onnodig gebruik.

Op dezelfde manier moet men de geest weerhouden van onnodige gedachten; dat wordt śama genoemd. Men moet geen tijd verspillen met overpeinzingen hoe men geld kan verdienen. Dat is misbruik maken van het denkvermogen. De geest moet worden gebruikt om van de juiste gezaghebbende personen te weten te komen wat de hoogste noodzaak is voor de mens. Het denkvermogen moet ontwikkeld worden in het gezelschap van personen die gezag hebben op het gebied van de heilige teksten, van heilige personen, van spiritueel leraren en van personen die een hoogontwikkeld denkvermogen hebben.

Sukham, plezier of geluk, moet altijd worden gezocht in dat wat bevorderlijk is voor het cultiveren van de spirituele kennis van het Kṛṣṇa-bewustzijn. Andersom is het ook zo dat men dat wat ongunstig is voor het Kṛṣṇa-bewustzijn moet zien als pijnlijk en als de oorzaak van ellende (duḥkham). Alles wat gunstig is voor het cultiveren van Kṛṣṇa-bewustzijn moet worden aanvaard, maar alles wat ongunstig is moet worden verworpen.

Meelte ohjeldamine tähendab hoidumist meelte kasutamisest tarbetu, isikliku naudingu nimel. Meelte vajaduste õige rahuldamine pole keelatud, kuid tarbetu meeleline nauding on takistuseks vaimse arengu teel. Seetõttu tuleb hoiduda meelte asjatust kasutamisest. Samamoodi tuleb mõistust hoida vabana tarbetutest mõtetest. Seda nimetatakse śamaks. Meil ei tule raisata oma aega mõtiskledes, kuidas rohkem raha teenida. See on mõtlemisvõime väärkasutus. Mõistus tuleb suunata inimese esmase vajaduse mõistmisele ning teadmisi sellest tuleb omandada autoriteetsest allikast. Mõtlemisvõimet tuleb arendada selliste inimeste keskel, kes tunnevad hästi pühakirju; kes on pühakud ja vaimsed õpetajad või kelle mõtlemisvõime on kõrgelt arenenud. Inimene peaks leidma naudingut ja õnne (sukham) selles, mis aitab tal arendada vaimseid teadmisi Kṛṣṇa teadvuses, ning kõiges, mis takistab Kṛṣṇa teadvuse arendamist nägema valu ja kannatuste allikat. Me peame vastu võtma kõik selle, mis aitab meil arendada Kṛṣṇa teadvust ning eemale heitma kõik, mis seda takistab.

Bhava, geboorte, moet opgevat worden als iets dat betrekking heeft op het lichaam. Zoals we in het begin van de Bhagavad-gītā hebben besproken, kent de ziel geen geboorte en geen dood (abhāva). Geboorte en dood hebben betrekking op iemands belichaming in de materiële wereld.

Angst (bhayam) wordt veroorzaakt door zich zorgen te maken over de toekomst. Een Kṛṣṇa-bewust persoon heeft geen angst, omdat hij er zeker van is dat hij door zijn activiteiten terug zal gaan naar de spirituele wereld, terug naar huis, terug naar God. Zijn toekomst is daarom heel rooskleurig. Maar anderen weten niet wat hun toekomst zal zijn; ze hebben geen kennis over wat hun volgend leven voor hen in petto heeft en daarom zijn ze voortdurend bezorgd. Als we van deze bezorgdheid bevrijd willen worden, kunnen we het best Kṛṣṇa proberen te begrijpen en altijd Kṛṣṇa-bewust blijven. Op die manier zullen we bevrijd worden van alle angst. In het Śrīmad-Bhāgavatam (11.2.37) wordt gezegd: bhayaṁ dvitīyā-bhiniveśataḥ syāt — angst wordt veroorzaakt doordat we volledig opgaan in de illusionerende energie. Maar zij die vrij zijn van de illusionerende energie, die ervan overtuigd zijn dat ze niet het mariële lichaam zijn, maar spirituele deeltjes van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods en die daarom devotionele dienst aan Hem verrichten, hebben niets te vrezen. Hun toekomst is zeer rooskleurig. Angst is dus een kenmerk van personen die niet Kṛṣṇa-bewust zijn. Abhayam, onbevreesdheid, is alleen mogelijk voor iemand die Kṛṣṇa-bewust is.

Bhava, sünd, viitab materiaalsele kehale. Mis puutub hinge, siis nagu „Bhagavad-gītā" alguses juba selgitatud, ei eksisteeri hinge jaoks ei sündi ega surma. Sünd ja surm on seotud üksnes meie kehastumisega materiaalses maailmas. Hirm tuleneb aga tuleviku pärast muretsemisest. Kṛṣṇa teadvuses viibiv inimene ei koge hirmu, sest ta on oma tegevused seadnud nii, et lõpptulemusena pöördub ta kindlasti tagasi vaimsesse taevasse, tagasi koju, Jumala juurde. Seega on tema tulevik ülimalt helge. Teised inimesed aga ei tea, mida tulevik neile toob või milline saab olema nende järgmine elu. Seetõttu on nad pidevalt muredest vaevatud. Et vabaneda sellest vaevatusest, on parim toimimisviis jõuda Kṛṣṇa mõistmiseni ning viibida alati Kṛṣṇa teadvuses. Sel moel vabaneme me kõikidest hirmudest. „Śrīmad- Bhāgavatamis" (11.2.37) öeldakse: bhayaṁ dvitīyābhini-veśataḥ syāt. Selles värsis kinnitatakse, et hirmu põhjustab süvenemine illusoorsesse energiasse. Kuid nendel, kes on vabad illusoorse energia mõju alt, kes on veendunud, et nad ei ole mitte materiaalsed kehad, vaid Jumala Kõrgeima Isiksuse vaimsed osakesed, ning kes on seetõttu rakendanud end Kõigekõrgema Jumala transtsendentaalsesse teenimisse, pole midagi karta. Nende tulevik on väga helge. Hirm on omane ainult sellistele inimestele, kes ei viibi Kṛṣṇa teadvuses. Abhayam, kartmatus, on saavutatav üksnes Kṛṣṇa teadvuses viibides.

Ahiṁsā, geweldloosheid, betekent dat men niets moet doen wat bij anderen ellende of verwarring veroorzaakt. De materiële plannen die door zoveel politici, sociologen, filantropen enz. worden voorgespiegeld, leveren geen goede resultaten op, omdat politici en filantropen geen transcendentale visie hebben; ze weten niet wat werkelijk bevorderlijk is voor de menselijke samenleving. Ahiṁsā betekent dat mensen zo opgeleid moeten worden, dat ze de gelegenheid die het menselijk lichaam biedt volledig kunnen benutten. Het menselijk lichaam is bedoeld voor spirituele bewustwording; iedere beweging of commissie die dat niet stimuleert, pleegt geweld ten opzichte van het menselijk lichaam. Dat wat het toekomstige geluk van de mensen in het algemeen stimuleert, wordt geweldloosheid genoemd.

Ahiṁsā ehk vägivallast hoidumine tähendab seda, et me ei tohiks teha midagi, mis põhjustaks teistele kannatusi ja segadust. Arvukate poliitikute, sotsioloogide ja filantroopide poolt lubatud materiaalsed tegevused ei tooda kuigi häid tulemusi, sest neil puudub transtsendentaalne nägemus ning seetõttu nad ei tea, mis oleks inimühiskonnale tegelikult kasutoov. Ahiṁsā tähendab seda, et inimesi tuleks õpetada oma inimkeha ära kasutama parimal võimalikul viisil. Inimkeha on mõeldud vaimseks teadvustamiseks ning seetõttu tarvitab iga liikumine või ühing, mis ei ole suunatud sellele eesmärgile, inimeste peal vägivalda. Seda, mis aitab inimestel saavutada tulevikus vaimset õnne, nimetatakse vägivallast hoidumiseks.

Samatā, gelijkmoedigheid, verwijst naar vrijheid van gehechtheid en afkeer. Zeer sterk gehecht zijn of erg onthecht zijn is niet goed. De materiële wereld moet zonder gehechtheid of afkeer aanvaard worden. Alles wat gunstig is voor de beoefening van Kṛṣṇa-bewustzijn moet aanvaard worden en alles wat ongunstig is, moet worden verworpen. Dat is samatā, gelijkmoedigheid. Voor een Kṛṣṇa-bewust persoon is er niets te verwerpen of te aanvaarden, tenzij het bruikbaar is in het beoefenen van Kṛṣṇa-bewustzijn.

Samatā, tasakaalukus, tähendab vabadust kiindumustest ning vastumeelsustest. Olla millessegi väga tugevalt kiindunud või tunda millegi vastu tugevat vastumeelsust pole kuigi hea. Sellesse materiaalsesse maailma tuleb suhtuda kiindumuse ja vastikustundeta. Vastu tuleb võtta kõik see, mis aitab kaasa Kṛṣṇa teadvuse arendamise jätkamisele, seda takistav tuleb aga kõrvale heita. Seda nimetatakse samatāks ehk tasakaalukuseks. Kṛṣṇa teadvuses viibiv inimene ei heida midagi kõrvale, mis aitab tal arendada Kṛṣṇa teadvust, ega võta midagi vastu, juhul kui see ei ole vajalik Kṛṣṇa teadvuse arendamises.

Tuṣṭi, tevredenheid, betekent dat iemand niet gretig moet zijn om meer en meer materiële bezittingen te vergaren door onnodige activiteiten. Men moet tevreden zijn met alles wat men door de genade van de Allerhoogste Heer krijgt — dat is tevredenheid.

Tapas betekent soberheid of ascese. Er staan in de Veda’s vele regels en bepalingen die hierbij van toepassing zijn, zoals ’s ochtends vroeg opstaan en een bad nemen. Soms is het erg moeilijk om vroeg op te staan, maar ieder ongemak dat men op die manier vrijwillig ondergaat, wordt ascese genoemd. Ook zijn er voorschriften om op bepaalde dagen van de maand te vasten. Misschien dat iemand niet geneigd is te vasten, maar als hij vastberaden is om vooruitgang te maken in de wetenschap van het Kṛṣṇa-bewustzijn, dan moet hij zulke lichamelijke ongemakken die aanbevolen worden, accepteren. Men moet echter niet onnodig of tegen de Vedische voorschriften in vasten. Men moet niet vasten om een bepaald politiek doeleinde te bereiken; dat wordt in de Bhagavad-gītā beschreven als vasten in onwetendheid, en alles wat in onwetendheid of hartstocht wordt gedaan, leidt niet tot spirituele vooruitgang. Vooruitgang komt echter wanneer alles in de hoedanigheid goedheid wordt gedaan. Daarnaast verrijkt vasten in overeenstemming met de Vedische voorschriften iemand met spirituele kennis.

Tuṣṭi ehk rahuldatus tähendab seda, et inimene ei peaks suunama oma tegevusi tarbetult üha suurema materiaalse vara omandamisele. Inimene peaks rahulduma sellega, mida Kõigekõrgem Jumal Oma armust talle annab. Seda nimetatakse rahuldatuseks. Tapas tähendab askeesi. „Vedades" on antud suur hulk reegleid, mis kuuluvad tapase hulka, nagu näiteks hommikul vara tõusmine ja enese pesemine. Vahel võib hommikul varakult tõusmine olla väga raske, kuid sundides end vabatahtlikult sellistele regulatsioonidele alluma, sooritame me askeese. Samuti eksisteerivad ettekirjutused iga kuu kindlatel päevadel paastumiseks. Selline paastumine võib tunduda küll ebameeldiv, kuid toetudes otsusekindlusele Kṛṣṇa teadvuse teaduses edasi areneda, peaks inimene aktsepteerima selliseid kehalisi katsumusi, kui need on pühakirjades ette nähtud. Tarbetult või vedalike ettekirjutustega vastukäivalt paastuda aga ei soovitata. „Bhagavad-gītās" öeldakse, et näiteks mingitel poliitilistel põhjustel paastumine on paastumine teadmatusest. Teadmatusest või kirest ajendatud teod aga ei aita meil vaimselt areneda. Vaimselt areneda aitavad meil vooruslikkusest ajendatud teod ning vedalike ettekirjutuste kohane paastumine rikastab inimese vaimseid teadmisi.

Wat betreft vrijgevigheid (dānam): men moet vijftig procent van zijn inkomen aan een goed doel geven. Maar wat is dat goede doel? Het is een doel dat verband houdt met Kṛṣṇa-bewustzijn. Dat is niet alleen een goed doel, maar het beste doel; omdat Kṛṣṇa goed is, is Zijn doel ook goed. Men moet dus vrijgevig zijn tegenover een Kṛṣṇa-bewust persoon.

Volgens de Vedische literatuur moet men vrijgevig zijn voor brāhmaṇa’s. Dit gebruik bestaat nog steeds, ook al houdt men zich niet meer precies aan de Vedische voorschriften. Maar toch blijft het voorschriftstaan dat men de brāhmaṇa’s giften moet schenken. Waarom? Omdat zij hogere, spirituele kennis cultiveren. Een brāhmaṇa wordt verondersteld zijn hele leven te wijden aan het doorgronden van Brahman. Brahma jānātīti brāhmaṇaḥ: iemand wordt een brāhmaṇa genoemd als hij Brahman kent. Schenkingen worden dus gedaan aan brāhmaṇa’s, omdat ze altijd bezig zijn met hogere spirituele dienst en daarom geen tijd hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Volgens de Vedische literatuur moet men ook vrijgevig zijn tegenover iemand in de onthechte levensorde, een sannyāsī. De sannyāsī’s gaan bedelend van deur tot deur — niet voor geld, maar voor missionaire doeleinden. Het systeem is dat ze van deur tot deur gaan om getrouwde personen uit hun sluimer van onwetendheid te halen. Omdat getrouwde personen bezig zijn met familieaangelegenheden en het werkelijke doel van het leven — het opwekken van Kṛṣṇa-bewustzijn — zijn vergeten, is het de taak van de sannyāsī’s om als bedelaars naar getrouwde personen te gaan en hen aan te moedigen Kṛṣṇa-bewust te leven. In de Veda’s wordt gesteld dat iemand datgene moet zien op te wekken en datgene moet zien te bereiken wat hem in deze menselijke levensvorm toekomt. De sannyāsī’s verspreiden deze kennis en deze methode en daarom moet men vrijgevig zijn tegenover hen en ook tegenover de brāhmaṇa’s en soortgelijke goede doelen, maar niet tegenover om het even welk doel.

Mis puutub heategevusse, siis peaks inimene annetama poole oma sissetulekust heal otstarbel. Milline annetus on tehtud heal otstarbel? Heal otstarbel tehtud annetus on annetus Kṛṣṇa teadvuse levitamiseks ning selline annetus ei ole tehtud mitte üksnes heal, vaid parimal otstarbel. Kuna Kṛṣṇa on hea, on ka Tema heaks annetamine hea tegu. Seega tuleks annetused teha inimestele, kes arendavad Kṛṣṇa teadvust. Vedakirjanduses öeldakse, et annetusi tuleb teha brāhmaṇatele. Seda ettekirjutust järgitakse ka veel tänapäeval, ehkki mitte kuigi täpselt vedalikke ettekirjutusi järgides. Sellegipoolest on see reegel – brāhmaṇatele tuleb teha annetusi. Miks? Sest brāhmaṇad on pühendunud vaimsete teadmiste arendamisele. Brāhmaṇa peaks pühendama kogu oma elu Brahmani mõistmisele. Brahma jānātīti brāhmaṇaḥ: see, kes tunneb Brahmanit, on brāhmaṇa. Seega tuleb annetusi teha brāhmaṇatele, sest nad on alati hõivatud kõrgema vaimse teenimisega ning neil pole aega endale elatist teenida. Vedakirjanduses öeldakse, et annetusi tuleb samuti teha sannyāsīdele ehk inimestele, kes on võtnud omaks loobumusliku elukorralduse. Sannyāsī käib ukselt uksele kerjamas, kuid mitte raha saamiseks, vaid misjonitöö eesmärgil. Sannyāsī ülesandeks on äratada perekondlikke inimesi teadmatuse unest. Kuna perekondlikud inimesed on hõivatud pereasjadega, on nad unustanud elu tegeliku eesmärgi: Kṛṣṇa teadvuse äratamise; seetõttu on sannyāsī ülesandeks külastada kerjusena perekondlikke inimesi ning ärgitada neid arendama Kṛṣṇa teadvust. „Vedades" on öeldud, et inimene peab end üles äratama ning saavutama selle, millele tal inimesena õigus on. Sannyāsī levitab Kṛṣṇa teadvust ning õpetab selleni jõudmise meetodit. Seega tuleb annetusi teha sannyāsīdele, brāhmaṇatele ning teistel headel otstarvetel, mitte aga juhuslikult.

Yaśas, roem, moet worden opgevat in overeenstemming met Heer Caitanya’s woorden, namelijk dat iemand beroemd is wanneer hij bekendstaat als een groot toegewijde; dat is ware roem. Wanneer iemand een grootheid is geworden in het Kṛṣṇa-bewustzijn en wanneer dat bekend is, dan is hij werkelijk beroemd. Wie niet zulke roem heeft, is roemloos (ayaśas).

Yaśas tähendab kuulsust. Jumal Caitanya ütles, et inimene on kuulus, kuid teda tuntakse kui väljapaistvat pühendunut. See on tõeline kuulsus. Kui inimene saavutab Kṛṣṇa teadvuse arendamises erakordset edu, siis saab temast tõeliselt kuulus inimene. Need, kellel sellist kuulsust pole, on häbistatud inimesed.

Al deze kwaliteiten zijn overal in het universum aanwezig, zowel in de menselijke samenleving als in die van de halfgoden. Er bestaan vele menselijke levensvormen op andere planeten en ook daar zijn de genoemde kwaliteiten aanwezig. Kṛṣṇa is degene die deze kwaliteiten geschapen heeft, maar wie vooruitgang wil maken in Kṛṣṇa-bewustzijn, zal zelf deze kwaliteiten in zich ontwikkelen. Volgens het plan van de Allerhoogste Heer ontwikkelen degenen die devotionele dienst aan Hem verrichten alle goede kwaliteiten van de halfgoden.

Kõik need omadused avalduvad inimühiskonnas ja pooljumalate ühiskonnas kogu universumis. Teistel planeetidel on palju erinevaid inimühiskondi, ning need omadused avalduvad neis kõigis. Sellele, kes soovib Kṛṣṇa teadvuses areneda, loob Kṛṣṇa kõik need omadused, kuid inimene peab neid omadusi ise sisemiselt arendama. Kõigekõrgema Jumala tahte kohaselt arendab end Tema pühendunud teenimisse rakendanud inimene endas kõiki häid omadusi.

Kṛṣṇa is de oorsprong van alles wat we aantreffen, of het nu goed is of slecht. Niets in de materiële wereld kan zich manifesteren zonder al aanwezig te zijn in Kṛṣṇa. Dat is kennis. Hoewel we weten dat dingen zo van elkaar verschillen, moeten we ons realiseren dat alles voortkomt uit Kṛṣṇa.

Kõige eksisteeriva, olgu see siis hea või halb, algeks on Kṛṣṇa. Selles materiaalses maailmas ei ole seega mitte midagi, mille lätteks ei oleks Kṛṣṇa. Selle teadmine on tõepoolest tarkus: ehkki me oleme teadlikud eksistentsi mitmekesisusest, peame me teadvustama, et kõige allikaks on Kṛṣṇa.