Skip to main content

TEXT 18

TEXT 18

Tekstas

Tekst

vidyā-vinaya-sampanne
brāhmaṇe gavi hastini
śuni caiva śva-pāke ca
paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ
vidyā-vinaya-sampanne
brāhmaṇe gavi hastini
śuni caiva śva-pāke ca
paṇḍitāḥ sama-darśinaḥ

Synonyms

Synoniemen

vidyā — išsilavinimu; vinaya — ir nuolankumu; sampanne — pasižymintys; brāhmaṇe — brahmano kūne; gavi — karvėje; hastini — dramblyje; śuni — šunyje; ca — ir; eva — tikrai; śva-pāke — šunėdoje (neliečiamajame); ca — taip pat; paṇḍitāḥ — išmintingieji; sama-darśinah — vienodai regintys.

vidyā — met geleerdheid; vinaya — en eerbiedwaardige; sampanne — volledig toegerust; brāhmaṇe — in de brāhmaṇa; gavi — in de koe; hastini — in de olifant; śuni — in de hond; ca — en; eva — zeker; śva-pāke — in de hondeneter (de paria); ca — respectievelijk; paṇḍitāḥ — zij die wijs zijn; sama-darśinaḥ — die als gelijk beschouwen.

Translation

Vertaling

Nuolankūs išminčiai tikro žinojimo dėka vienodai žvelgia į mokytą romų brahmaną, į karvę, dramblį, šunį bei šunėdą [neliečiamąjį].

Omdat ze werkelijke kennis hebben, beschouwen de nederige wijzen een geleerde, eerbiedwaardige brāhmaṇa, een koe, een olifant, een hond en een hondeneter [paria] als gelijk.

Purport

Betekenisverklaring

KOMENTARAS: Kṛṣṇą įsisąmoninęs žmogus nemato nei rūšių, nei kastų skirtumo. Socialiniu požiūriu brahmanas ir neliečiamasis skiriasi lygiai taip, kaip rūšies požiūriu skiriasi šuo, karvė ir dramblys, tačiau išmanančio transcendentalisto akimis tokie kūnų skirtumai neturi jokios reikšmės. Taip yra dėl to, kad visos gyvosios būtybės susijusios su Aukščiausiuoju, nes Aukščiausiasis Viešpats Savo pilnutiniu skleidiniu glūdi kiekvieno širdyje kaip Paramātmā. Šitoks Aukščiausiojo supratimas ir yra tikrasis žinojimas. O kai dėl kūnų, priklausančių skirtingoms kastoms ir gyvybės rūšims, tai Viešpats visiems lygiai maloningas, nes Jis kiekvieną gyvąją būtybę laiko draugu ir glūdi visų širdyse kaip Paramātmā, nepriklausomai nuo tų aplinkybių, kuriose gyvosios esybės yra atsidūrusios. Paramātmos pavidalu Viešpats yra tiek neliečiamojo, tiek brahmano širdyje, nors brahmano ir neliečiamojo kūnai – skirtingi. Kūnai – įvairių materialios gamtos guṇų padariniai, tuo tarpu tiek siela, tiek Supersiela, glūdinčios juose, turi vienodą dvasinę prigimtį. Bet sielos ir Supersielos kokybinis panašumas nesulygina jų kiekybiškai, nes individuali siela yra tik viename konkrečiame kūne, o Parāmātma – visuose be išimties. Kṛṣṇą įsisąmoninęs žmogus tai tobulai išmano, todėl jis yra iš tikrųjų išsilavinęs ir į visus žvelgia vienodai. Siela bei Supersiela panašios tuo, kad abi jos sąmoningos, amžinos ir kupinos palaimos, o skiriasi tuo, kad individualios sielos sąmonė apima tik ribotą kūną, o Supersielos sąmonė apima visus kūnus ir yra visuose juose be išimties.

Een Kṛṣṇa-bewust persoon maakt geen enkel onderscheid tussen soorten of kasten. De brāhmaṇa en de paria mogen dan vanuit sociaal oogpunt verschillend zijn of een hond, een koe en een olifant mogen vanuit het oogpunt van de soorten bekeken verschillend zijn, maar deze lichamelijke verschillen zijn betekenisloos vanuit het oogpunt van een geleerde transcendentalist. Dit komt door de relatie die deze levende wezens hebben met de Allerhoogste, want de Allerhoogste Heer als Zijn volkomen deelaspect Paramātmā is aanwezig in ieders hart. Een dergelijk begrip van het Allerhoogste is werkelijke kennis. Wat betreft de lichamen in verschillende kasten of in verschillende soorten: de Heer is even vriendelijk voor hen allemaal, omdat Hij ieder levend wezen als een vriend behandelt maar daarbij de Paramātmā blijft, ondanks de omstandigheden waarin de levende wezens zich bevinden.

Als Paramātmā is de Heer zowel in de paria als in de brāhmaṇa aanwezig, hoewel het lichaam van de brāhmaṇa en dat van de paria niet hetzelfde zijn. De lichamen zijn materiële producten van de verschillende hoedanigheden van de materiële natuur, maar de ziel en de Superziel in het lichaam zijn van eenzelfde spirituele kwaliteit. Toch maakt de overeenkomst in kwaliteit van de ziel en de Superziel hen niet gelijk in kwantiteit, omdat de individuele ziel enkel aanwezig is in īīn bepaald lichaam, terwijl de Paramātmā aanwezig is in ieder lichaam. Een Kṛṣṇa-bewust persoon heeft hierover volledige kennis en is daarom werkelijk geleerd en beschouwt iedereen als gelijk.

De eigenschappen die de ziel en de Superziel gemeenschappelijk hebben, zijn dat ze beide bewust, eeuwig en vol geluk zijn. Maar het verschil is dat de individuele ziel bewust is binnen de beperkte invloedssfeer van haar eigen lichaam, terwijl de Superziel Zich bewust is van alle lichamen. De Superziel is zonder enig onderscheid in alle lichamen aanwezig.