Skip to main content

TEXT 44

TEXT 44

Texte

Tekst

pūrvābhyāsena tenaiva
hriyate hy avaśo ’pi saḥ
jijñāsur api yogasya
śabda-brahmātivartate
pūrvābhyāsena tenaiva
hriyate hy avaśo ’pi saḥ
jijñāsur api yogasya
śabda-brahmātivartate

Synonyms

Synoniemen

pūrva: précédente; abhyāsena: par cette pratique; tena: par cela; eva: certes; hriyate: est attiré; hi: sûrement; avaśaḥ: automatiquement; api: aussi; saḥ: il; jijñāsuḥ: désireux de connaître; api: même; yogasya: le yoga; śabda-brahma: les principes rituels des Écritures; ativartate: transcende.

pūrva — vorige; abhyāsena — door beoefening; tena — door die; eva — zeker; hriyate — wordt aangetrokken; hi — ongetwijfeld; avaśaḥ — vanzelf; api — ook; saḥ — hij; jijñāsuḥ — nieuwsgierig; api — zelfs; yogasya — over yoga; śabda-brahma — ritualistische principes van de geschriften; ativartate — transcendeert.

Translation

Vertaling

En vertu de la conscience divine acquise dans sa vie passée, il est tout naturellement porté vers la pratique du yoga, même à son insu. Un tel spiritualiste transcende déjà tous les principes rituels des Écritures.

Op grond van het goddelijk bewustzijn van zijn vorige leven raakt hij vanzelf aangetrokken tot de principes van yoga, zelfs zonder ernaar op zoek te zijn. Zo’n leergierige transcendentalist staat altijd boven de ritualistische principes van de geschriften.

Purport

Betekenisverklaring

Les yogīs avancés se désintéressent des rites mentionnés dans les Écritures et sont tout naturellement attirés par les principes du yoga, qui peuvent les mener à la perfection du yoga – la conscience de Kṛṣṇa. Le Śrīmad-Bhāgavatam (3.33.7) explique cela:

Gevorderde yogī’s voelen zich niet zo aangetrokken tot de rituelen die in de heilige teksten staan, maar raken vanzelf aangetrokken tot de principes van yoga, die hen tot compleet Kṛṣṇa-bewustzijn kunnen verheffen, wat de hoogste perfectie in yoga is. Dat gevorderde transcendentalisten de Vedische rituelen niet in acht nemen, wordt in het Śrīmad-Bhāgavatam (3.33.7) als volgt uitgelegd:

aho bata śva-paco ’to garīyān
yaj-jihvāgre vartate nāma tubhyam
tepus tapas te juhuvuḥ sasnur āryā
brahmānūcur nāma gṛṇanti ye te
aho bata śva-paco ’to garīyān
yaj-jihvāgre vartate nāma tubhyam
tepus tapas te juhuvuḥ sasnur āryā
brahmānūcur nāma gṛṇanti ye te

« Ô Seigneur, même s’ils sont nés dans des familles de mangeurs de chien, ceux qui chantent Tes saints noms sont extrêmement élevés dans la vie spirituelle. Car pour pouvoir ainsi chanter Tes noms, ils ont dû mener maintes ascèses, faire d’innombrables oblations, se baigner dans tous les lieux sacrés et étudier toutes les Écritures. »

‘O mijn Heer! Zij die Uw heilige namen chanten zijn zeer, zeer ver gevorderd in het spirituele leven, zelfs al zijn ze geboren in families van hondeneters. Deze chanters hebben ongetwijfeld al lang allerlei soorten van ascese en offers verricht, een bad genomen in alle heilige plaatsen en hun studie van alle heilige teksten beëindigd.’

Śrī Caitanya illustra parfaitement cela lorsqu’Il fit d’Haridāsa Ṭhākura, pourtant d’ascendance musulmane, l’un de Ses principaux disciples. Parce qu’il avait été fidèle à son vœu de prononcer chaque jour 300000 noms du Seigneur en récitant: Hare Kṛṣṇa Hare Kṛṣṇa Kṛṣṇa Kṛṣṇa Hare Hare / Hare Rāma Hare Rāma Rāma Rāma Hare Hare, le Seigneur en fit le nāmācārya (l’ācārya du saint nom). Qu’il ait pu ainsi réciter constamment le nom du Seigneur indique qu’il avait, dans sa vie précédente, accompli tous les rites des Védas (śabda-brahma). Car à moins de s’être purifié, on ne peut ni suivre les principes de la conscience de Kṛṣṇa, ni chanter Hare Kṛṣṇa, le saint nom du Seigneur.

Het beroemde voorbeeld hiervan is Ṭhākura Haridāsa, die door Heer Caitanya aanvaard werd als een van Zijn belangrijkste discipelen. Hoewel Ṭhākura Haridāsa in een moslimfamilie geboren was, werd hij door Heer Caitanya tot de positie van nāmācārya verheven, omdat hij zich strikt aan zijn principe hield van het dagelijks chanten van driehonderdduizend heilige namen van de Heer: Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare / Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare. En het feit dat hij de heilige naam van de Heer onafgebroken chantte, maakt duidelijk dat hij in zijn vorige leven alle ritualistische methoden van de Veda’s, die bekendstaan als śabda-brahma, doorlopen moet hebben. Dit betekent dus dat zonder gezuiverd te zijn iemand de principes van het Kṛṣṇa-bewustzijn niet kan aanvaarden en evenmin de heilige naam van de Heer, Hare Kṛṣṇa, kan chanten.