Skip to main content

TEXT 34

TEXT 34

Texte

Tekst

tad viddhi praṇipātena
paripraśnena sevayā
upadekṣyanti te jñānaṁ
jñāninas tattva-darśinaḥ
tad viddhi praṇipātena
paripraśnena sevayā
upadekṣyanti te jñānaṁ
jñāninas tattva-darśinaḥ

Synonyms

Synoniemen

tat: cette connaissance des différents sacrifices; viddhi: essaie de comprendre; praṇipātena: en approchant un maître spirituel; paripraśnena: en le questionnant avec soumission; sevayā: en le servant; upadekṣyanti: ils t’initieront; te: toi; jñānam: dans la connaissance; jñāninaḥ: les âmes réalisées; tattva: la vérité; darśinaḥ: ceux qui voient.

tat — die kennis van verschillende offers; viddhi — probeer te begrijpen; praṇipātena — door een spiritueel leraar te benaderen; paripraśnena — door nederig vragen te stellen; sevayā — door te dienen; upadekṣyanti — zij zullen inwijden; te — jou; jñānam — in kennis; jñāninaḥ — de zelfgerealiseerden; tattva — van de waarheid; darśinaḥ — zieners.

Translation

Vertaling

Cherche à connaître la vérité en approchant un maître spirituel. Enquiers-toi d’elle auprès de lui avec soumission, tout en le servant. L’âme réalisée peut te révéler le savoir, car elle a vu la vérité.

Probeer de waarheid te begrijpen door een spiritueel leraar te benaderen. Stel hem in alle nederigheid vragen en wees hem dienstbaar. De zelfgerealiseerde zielen kunnen kennis aan je overdragen, omdat ze de waarheid hebben gezien.

Purport

Betekenisverklaring

La voie menant à la réalisation spirituelle est certes difficile. C’est pourquoi le Seigneur nous conseille de rechercher un maître authentique, appartenant à la filiation spirituelle dont Il est la source. Nul ne peut être un véritable maître spirituel s’il n’appartient à cette succession disciplique. Kṛṣṇa étant le maître spirituel originel, seul Son représentant dans la lignée disciplique peut transmettre Son message tel qu’il est. On ne peut obtenir la réalisation spirituelle en inventant sa propre méthode comme le font aujourd’hui nombre d’imposteurs. Le Bhāgavatam (6.3.19) affirme en effet: dharmaṁ tu sākṣād bhagavat-praṇītam – c’est le Seigneur Lui-même qui trace la voie de la religion.

Ni les spéculations intellectuelles, ni les raisonnements stériles ne peuvent nous conduire sur la voie juste. L’étude indépendante des textes ne nous permettra pas non plus de progresser. Il est indispensable, si l’on souhaite obtenir la connaissance, d’approcher un maître spirituel authentique, de s’en remettre entièrement à lui et de le servir avec humilité et sans prétention. Satisfaire un maître accompli est le secret du progrès spirituel. Question et soumission vont de pair. On doit l’interroger avec soumission, car si l’on ne se montre pas soumis et si l’on ne développe pas une attitude de service, on ne peut recevoir la connaissance transcendantale. Le disciple doit passer avec succès l’épreuve du maître, et celui-ci, voyant sa sincérité, le bénira aussitôt en lui accordant la vraie connaissance spirituelle.

Ce verset condamne toutefois et l’acceptation aveugle et les questions absurdes. Car il ne suffit pas d’écouter avec soumission le maître spirituel, il faut également s’efforcer de comprendre clairement ses enseignements, par le biais du service, de la soumission et de questions pertinentes. Le maître authentique est, par nature, pénétré d’affection pour son disciple. Aussi, quand le disciple s’en remet totalement à lui, toujours prêt à le servir, leur échange, en termes de questions et de connaissance, devient parfait.

Het pad van spirituele bewustwording is ongetwijfeld moeilijk. De Heer raadt ons daarom aan om een bonafide spiritueel leraar te benaderen die deel uitmaakt van de opeenvolging van discipelen vanaf de Heer Zelf. Niemand kan een bonafide spiritueel leraar zijn zonder dit principe van de opeenvolging van discipelen te volgen. De Heer is de oorspronkelijke spiritueel leraar en iemand in de opeenvolging van discipelen kan zijn discipel de boodschap van de Heer overdragen zoals ze is. Niemand kan zijn spiritualiteit ontwikkelen door zijn eigen proces te verzinnen, zoals dwaze huichelaars gewoonlijk doen.

Het Bhāgavatam (6.3.19) zegt: dharmaṁ tu sākṣād bhagavat-praṇītam — het pad van religie wordt rechtstreeks door de Heer bepaald. Mentale speculatie of droge argumenten kunnen iemand niet verder helpen op het juiste pad. Men kan evenmin vooruitgang maken in het spirituele leven door op eigen houtje boeken van wijsheid te bestuderen. Om kennis te krijgen moet men een bonafide spiritueel leraar benaderen. Zo’n spiritueel leraar moet men met volledige overgave aanvaarden en men moet de spiritueel leraar dienen als een nederige dienaar, zonder valse trots. De tevredenheid van de spiritueel leraar is het geheim voor het maken van vooruitgang in het spirituele leven. Vragen stellen en overgave vormen de juiste combinatie om het spirituele te begrijpen. Tenzij er sprake is van overgave en dienstbaarheid, zullen vragen aan de geleerde spiritueel leraar geen effect hebben. Men moet in staat zijn de test van de spiritueel leraar te doorstaan en wanneer hij het oprechte verlangen van de discipel ziet, zal hij hem vanzelfsprekend zegenen met werkelijk spiritueel begrip.

In dit vers worden zowel blind volgen als het stellen van absurde vragen verworpen. Niet alleen moet de discipel nederig naar de spiritueel leraar luisteren, ook moet hij door nederigheid en dienstbaarheid en door het stellen van vragen een duidelijk inzicht van hem krijgen. Een bonafide spiritueel leraar is van nature heel vriendelijk voor zijn discipel. Als de leerling daarom nederig is en altijd bereid om te dienen, wordt de uitwisseling van kennis en het stellen van vragen volmaakt.