Skip to main content

TEXT 16

Bg 2.16

Texte

Tekst

nāsato vidyate bhāvo
nābhāvo vidyate sataḥ
ubhayor api dṛṣṭo ’ntas
tv anayos tattva-darśibhiḥ
nāsato vidyate bhāvo
nābhāvo vidyate sataḥ
ubhayor api dṛṣṭo ’ntas
tv anayos tattva-darśibhiḥ

Synonyms

Synoniemen

na: jamais; asataḥ: du non-existant (de ce qui n’a pas d’existence à proprement parler); vidyate: il n’y a; bhāvaḥ: de durée; na: jamais; abhāvaḥ: de nature changeante; vidyate: il n’y a; sataḥ: de ce qui existe éternellement; ubhayoḥ: des deux; api: en vérité; dṛṣṭaḥ: observée; antaḥ: la conclusion; tu: assurément; anayoḥ: d’eux; tattva: la vérité; darśibhiḥ: ceux qui voient.

na — nooit; asataḥ — van het niet-bestaande; vidyate — er is; bhāvaḥ — duurzaamheid; na — nooit; abhāvaḥ — van eigenschap veranderend; vidyate — er is; sataḥ — van het eeuwige; ubhayoḥ — van beide; api — beslist; dṛṣṭaḥ — waargenomen; antaḥ — conclusie; tu — zeker; anayoḥ — van deze; tattva — van de waarheid; darśibhiḥ — door hen die zien.

Translation

Vertaling

Ceux qui voient la vérité ont conclu, après avoir étudié leurs natures respectives, à l’impermanence du non-existant [le corps matériel] et à l’immuabilité de l’éternel [l’âme spirituelle].

Zij die de waarheid zien, hebben geconcludeerd dat het nietbestaande [het materiële lichaam] vergankelijk is en dat het eeuwige [de ziel] geen verandering ondergaat. Ze zijn tot deze conclusie gekomen door onderzoek van het wezen van beide.

Purport

Betekenisverklaring

L’existence d’un corps matériel en constante mutation ne peut indéfiniment se prolonger. La médecine moderne admet que les cellules du corps connaissent à chaque instant des transformations qui sont à l’origine de sa croissance, puis de sa décrépitude. Mais l’âme existe en permanence et demeure telle quelle malgré les changements que subissent le corps et le mental. Voilà ce qui différencie la matière de l’esprit. Le corps change sans cesse tandis que l’âme est immuable. Ceux qui voient la Vérité, impersonnalistes ou personnalistes, en sont tous parvenus à cette conclusion. Par conséquent, les mots « existant » (sat) et « non-existant » (asat) renvoient respectivement à l’esprit et à la matière. C’est pour cela que le Viṣṇu Purāṇa (2.12.38) indique que Viṣṇu et les planètes sur lesquelles Il réside sont purement spirituels et de ce fait génèrent leur propre lumière (jyotīṁṣi viṣṇur bhuvanāni viṣṇuḥ).

Er bestaat geen duurzaamheid voor het veranderlijke lichaam. De moderne medische wetenschap onderkent dat het lichaam ieder moment verandert door de acties en reacties van verschillende cellen; op die manier vindt er in het lichaam groei en ouderdom plaats. Maar de spirituele ziel blijft voortdurend bestaan en blijft dezelfde ondanks alle veranderingen van lichaam en geest. Dat is het verschil tussen materie en het spirituele. Het lichaam is van nature altijd veranderlijk en de ziel is eeuwig. Alle soorten personen die de waarheid hebben gezien, zowel de impersonalisten als de personalisten, hebben geconcludeerd dat dit een vaststaand feit is. In de Viṣṇu Purāṇa (2.12.38) wordt gesteld dat Viṣṇu en Zijn woningen allemaal spiritueel zijn en zelf licht geven (jyotīṁṣi viṣṇur bhuvanāni viṣṇuḥ). De woorden ‘bestaand’ en ‘niet-bestaand’ verwijzen alleen naar het spirituele en het materiële. Dat is de visie van hen die de waarheid zien.

Telles sont les premières instructions que le Seigneur donne aux âmes que l’ignorance égare. Pour vaincre l’ignorance, on doit rétablir la relation éternelle qui lie l’adorateur et l’objet d’adoration, et donc comprendre ce qui différencie le Seigneur Suprême des êtres vivants, parcelles infimes de Sa personne. On pénétrera la nature de l’Être Suprême si l’on étudie chacun minutieusement sa propre nature, en prenant conscience que ce qui nous distingue de Lui n’est autre que ce qui distingue la partie du tout.

Le Vedānta-sūtra et le Śrīmad-Bhāgavatam reconnaissent en l’Être Suprême l’origine de toutes les manifestations qui, selon une hiérarchie naturelle, sont soit de nature inférieure soit de nature supérieure. Comme l’expliquera le septième chapitre, les êtres vivants appartiennent à l’énergie supérieure. Bien qu’il n’y ait pas de différence fondamentale entre l’énergie et la source énergétique, il est dit que la source est suprême et l’énergie subordonnée. Les êtres vivants sont donc toujours subordonnés au Seigneur, comme les serviteurs au maître ou les élèves au professeur. Or il est impossible à un homme de comprendre cette vérité évidente tant qu’il est sous l’emprise de l’ignorance. Le Seigneur énonce donc la Bhagavad-gītā pour dissiper cette ignorance et éclairer les êtres vivants pour tous les temps à venir.

De Heer begint hier Zijn onderricht aan de levende wezens die verward zijn door de invloed van onwetendheid. Het wegnemen van onwetendheid houdt in dat de eeuwige relatie tussen de vereerder en degene die verering waard is wordt hersteld, waardoor men het verschil beseft tussen de levende wezens, die integrerende deeltjes van God zijn, en de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods Zelf. Men kan het wezen van de Allerhoogste begrijpen door zichzelf grondig te bestuderen, waarbij het verschil tussen zichzelf en de Allerhoogste begrepen wordt als de relatie tussen het deel en het geheel.

In de Vedānta-sūtra’s en ook in het Śrīmad-Bhāgavatam wordt de Allerhoogste aanvaard als de oorsprong van alle emanaties. Zulke emanaties doen zich voor in opeenvolgingen binnen zowel de hogere als de lagere natuur. Zo zal in het zevende hoofdstuk worden uitgelegd, dat de levende wezens tot de hogere natuur behoren. Hoewel er geen verschil bestaat tussen de energie en de energiebron, wordt de energiebron als de Allerhoogste aanvaard en wordt de energie of de natuur als ondergeschikt gezien. De levende wezens zijn daarom altijd ondergeschikt aan de Allerhoogste Heer, zoals ook het geval is met de relatie tussen de meester en de dienaar of de onderwijzer en de leerling. Men kan zulke duidelijke kennis onmogelijk begrijpen als men beïnvloed wordt door onwetendheid, en om zulke onwetendheid te verdrijven onderwijst de Heer de Bhagavad-gītā voor de verlichting van alle levende wezens in alle tijden.