Skip to main content

TEXT 8

TEXT 8

Tekst

Tekst

prakṛtiṁ svām avaṣṭabhya
visṛjāmi punaḥ punaḥ
bhūta-grāmam imaṁ kṛtsnam
avaśaṁ prakṛter vaśāt
prakṛtiṁ svām avaṣṭabhya
visṛjāmi punaḥ punaḥ
bhūta-grāmam imaṁ kṛtsnam
avaśaṁ prakṛter vaśāt

Synonyms

Synoniemen

prakṛtim — materiaalset loodust; svām — Oma personaalse Mina; avaṣṭabhya — sisenedes; visṛjāmi — Ma loon; punaḥ punaḥ — üha uuesti; bhūta-grāmam — kõiki kosmilisi avaldumisi; imam — neid; kṛtsnam — kokku; avaśam — automaatselt; prakṛteḥ — looduse jõu; vaśāt — sunnil.

prakṛtim — de materiële natuur; svām — van Mijn eigen Zelf; avaṣṭabhya — binnengaand; visṛjāmi — Ik schep; punaḥ punaḥ — steeds opnieuw; bhūta-grāmam — al de kosmische manifestaties; imam — deze; kṛtsnam — in totaal; avaśam — vanzelf; prakṛteḥ — van Mijn natuur; vaśāt — onder dwang.

Translation

Vertaling

Kogu kosmiline kord allub Minule. Minu tahte kohaselt avaldub see iseeneslikult üha uuesti ja uuesti ning Minu tahte kohaselt see lõpuks ka hävitatakse.

De hele kosmos staat onder Mijn toezicht. Door Mijn wil wordt hij vanzelf keer op keer gemanifesteerd en door Mijn wil wordt hij aan het einde vernietigd.

Purport

Betekenisverklaring

See materiaalne maailm on Jumala Kõrgeima Isiksuse madalama energia avaldumine. Seda on selgitatud juba korduvalt. Loomise ajal vabaneb see materiaalne energia mahat-tattvana, millesse Jumal siseneb Mahā- Viṣṇuna, esimese puruṣa inkarnatsioonina. Ta lebab Põhjuste merel ning hingab välja lugematul hulgal universumeid, millest igasse siseneb Jumal Garbhodakaśāyī Viṣṇuna. Sel viisil luuakse kõik universumid. Samuti avaldab Jumal End Kṣīrodakaśāyī Viṣṇuna, kes siseneb kõigesse – isegi väikseimasse aatomisse. Seda tõsiasja siin selgitataksegi. Jumal siseneb kõigesse.

De materiële wereld is de manifestatie van de lagere energie van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Dit is al vaker uitgelegd. Op het moment van de schepping wordt de materiële energie losgelaten als het mahat-tattva, waar de Heer als Zijn eerste puruṣa-incarnatie, Mahā-Viṣṇu, in binnengaat. Hij ligt in de Oceaan van Oorzaken en ademt ontelbare universa uit en in ieder afzonderlijk universum gaat de Heer opnieuw binnen als Garbhodaka-śāyī Viṣṇu. Alle universa worden op die manier geschapen. Vervolgens verschijnt Hij als Kṣīrodaka-śāyī Viṣṇu en die Viṣṇu gaat binnen in alles — zelfs in het nietige atoom. Het feit dat Hij in alles binnengaat, wordt in dit vers uitgelegd.

Mis puutub elusolenditesse, siis sünnivad nad siia materiaalsesse maailma, kus nad vastavalt oma varasematele tegudele omandavad erinevad positsioonid. Sedasi saavad alguse selle materiaalse maailma tegevused. Elusolendite erinevad liigid hakkavad tegutsema kohe loomehetkel. Pole tõsi, nagu areneksid nad teineteisest. Erinevad eluvormid luuakse koos universumiga. Inimesed, loomad ja linnud – kõik nad luuakse üheaegselt, kuna soovid, mida elusolendid omasid eelmise hävingu ajal, avalduvad uuesti. Sõna avaśam viitab siin selgelt, et elusolendeil ei ole selle protsessiga midagi pistmist. Lihtsalt nende eelmises loomes omatud eksistentsi seisund avaldub taas ning see kõik toimub üksnes Jumala tahte järgi. Selline on Jumala Kõrgeima Isiksuse käsitlematu võime. Ning olles loonud erinevad eksistentsi liigid, ei oma Ta nendega enam midagi ühist. Loome saab teoks, et erinevad elusolendid võiksid rahuldada oma soove ning kalduvusi, ning Jumal Ise sellesse ei sekku.

De levende wezens worden vervolgens in deze materiële natuur gebracht en door hun vroegere daden nemen ze verschillende posities in. Op die manier beginnen de activiteiten van de materiële wereld. De verschillende levenssoorten worden tegelijk met het universum geschapen en beginnen daarna onmiddellijk met hun activiteiten. Het is niet zo dat ze geleidelijk aan zijn geëvolueerd. Mensen, dieren, vogels — ze worden allemaal gelijktijdig geschapen, omdat de verlangens die het levend wezen had op het moment van de laatste vernietiging, weer tot uiting worden gebracht. Met het woord ‘avaśam’ wordt hier duidelijk aangegeven dat de levende wezens niets te maken hebben met dit proces. De levenstoestand in het vorige leven in een vorige schepping komt gewoon weer tot uiting en dit gebeurt allemaal eenvoudig door de wil van de Heer. Dat is het onvoorstelbare vermogen van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. En nadat de Heer de verschillende levenssoorten geschapen heeft, is Hij niet meer bij hen betrokken. De schepping vindt plaats om tegemoet te komen aan de neigingen van de verschillende levende wezens en daarom raakt de Heer er niet in verwikkeld.