Skip to main content

TEXT 6

TEXT 6

Texto

Tekst

yathākāśa-sthito nityaṁ
vāyuḥ sarvatra-go mahān
tathā sarvāṇi bhūtāni
mat-sthānīty upadhāraya
yathākāśa-sthito nityaṁ
vāyuḥ sarvatra-go mahān
tathā sarvāṇi bhūtāni
mat-sthānīty upadhāraya

Palabra por palabra

Synoniemen

yathā — así como; ākāśa-sthitaḥ — situado en el cielo; nityam — siempre; vāyuḥ — el viento; sarvatra-gaḥ — que sopla por doquier; mahān — gran; tathā — de igual modo; sarvāṇi — todos; bhūtāni — los seres creados; mat-sthāni — situados en Mí; iti — así pues; upadhāraya — trata de entender.

yathā — net zoals; ākāśa-sthitaḥ — zich in het luchtruim bevindend; nityam — altijd; vāyuḥ — de wind; sarvatra-gaḥ — overal waaiend; mahān — grote; tathā — op dezelfde manier; sarvāṇi bhūtān — alle geschapen wezens; mat-sthāni — zich in Mij bevindend; iti — zo; upadhāraya — probeer te begrijpen.

Traducción

Vertaling

Has de saber que así como el poderoso viento, que sopla por doquier, siempre descansa en el cielo, así mismo todos los seres creados descansan en Mí.

Probeer te begrijpen dat, zoals de machtige wind, die overal waait, zich altijd in het luchtruim bevindt, alle geschapen wezens zich op dezelfde manier in Mij bevinden.

Significado

Betekenisverklaring

A la persona ordinaria le resulta prácticamente inconcebible el hecho de que la descomunal creación material descanse en Él. Pero el Señor está dando un ejemplo que nos puede ayudar a entender eso. Puede que el cielo sea la manifestación más grande que podemos concebir. Y en ese cielo, el viento o el aire es la manifestación más grande del mundo cósmico. El movimiento del aire influye en los movimientos de todo. Pero aunque el viento es grande, aun así se halla dentro del ámbito del cielo; el viento no está más allá del cielo. De igual modo, todas las maravillosas manifestaciones cósmicas existen por la suprema voluntad de Dios, y todas ellas están supeditadas a esa voluntad suprema. Como decimos comúnmente, ni una brizna de paja se mueve sin la voluntad de la Suprema Personalidad de Dios. Así pues, todo se está moviendo conforme a Su voluntad: por Su voluntad todo es creado, todo es mantenido y todo es aniquilado. No obstante, Él está aparte de todo, tal como el cielo siempre está aparte de las actividades del viento.

Voor de meeste mensen is het nagenoeg onvoorstelbaar hoe de immense schepping in Kṛṣṇa rust. Maar de Heer geeft ons een voorbeeld dat ons kan helpen het te begrijpen. De ruimte is het grootste verschijnsel dat we ons kunnen voorstellen en in die ruimte is de wind of de lucht, het grootste verschijnsel in de kosmos. Het bewegen van de lucht beïnvloedt de beweging van alles. Maar hoewel de wind gigantisch is, bevindt hij zich toch binnen de ruimte en niet erbuiten. Op dezelfde manier bestaan alle verschijnselen in het universum door de allerhoogste wil van God en zijn ze allemaal ondergeschikt aan die allerhoogste wil. Zoals wij meestal zeggen: geen grasspriet beweegt buiten de wil van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods om. Alles beweegt zich dus door Zijn wil: door Zijn wil wordt alles geschapen, wordt alles instandgehouden en wordt alles vernietigd. Maar tegelijkertijd houdt Hij Zich afzijdig van alles; net zoals de ruimte altijd losstaat van de activiteiten van de wind.

En los Upaniṣads se afirma: yad bhīṣā vātaḥ pavate, «El viento sopla solo por temor al Señor Supremo» (Taittirīya Upaniṣad 2.8.1). En el Bṛhad-āraṇyaka Upaniṣad (3.8.9) se declara: etasya vā akṣarasya praśāsane gārgi sūrya-candramasau vidhṛtau tiṣṭhata, etasya vā akṣarasya praśāsane gārgi dyāv-āpṛthivyau vidhṛtau tiṣṭhataḥ. «La Luna, el Sol y los demás grandes planetas se mueven por la orden suprema, bajo la superintendencia de la Suprema Personalidad de Dios». En la Brahma-saṁhitā (5.52) también se afirma:

In de upaniṣads wordt het volgende gesteld: yad-bhīṣā vātaḥ pava-te — ‘De wind waait uit angst voor de Allerhoogste Heer’ (Taittirīya Upaniṣad 2.8.1). En de Bṛhad-āraṇyaka Upaniṣad (3.8.9) stelt het volgende: etasya vā akṣarasya praśāsane gārgi sūrya-candramasau vidhṛtau tiṣṭhata etasya vā akṣarasya praśāsane gārgi dyāv-āpṛthivyau vidhṛtau tiṣṭhataḥ — ‘Onder het allerhoogste gezag, onder de supervisie van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, bewegen de maan, de zon en de andere grote planeten.’ Ook staat in de Brahma-saṁhitā (5.52):

yac-cakṣur eṣa savitā sakala-grahāṇāṁ
rājā samasta-sura-mūrtir aśeṣa-tejāḥ
yasyājñayā bhramati sambhṛta-kāla-cakro
govindam ādi-puruṣaṁ tam ahaṁ bhajāmi
yac-cakṣur eṣa savitā sakala-grahāṇāṁ
rājā samasta-sura-mūrtir aśeṣa-tejāḥ
yasyājñayā bhramati sambhṛta-kāla-cakro
govindam ādi-puruṣaṁ tam ahaṁ bhajāmi

Ésa es una descripción del movimiento del Sol. Se dice que el Sol es uno de los ojos del Señor Supremo, y que tiene inmenso poder para difundir calor y luz. Aun así, el Sol se mueve en su órbita prescrita, por la orden y la voluntad suprema de Govinda. Luego en la literatura védica podemos encontrar pruebas de que esta manifestación material, que a nosotros nos parece muy grande y maravillosa, se halla bajo el pleno control de la Suprema Personalidad de Dios. Esto se explicará aún más en versos posteriores de este capítulo.

Dit is een beschrijving van de beweging van de zon. De zon wordt beschouwd als īīn van de ogen van de Allerhoogste Heer en heeft een geweldig vermogen om hitte en licht te verspreiden. Toch beweegt de zon zich in haar voorgeschreven baan volgens de wil en onder het gezag van Govinda. In de Vedische literatuur vinden we dus bewijzen voor het feit dat de materiële wereld, die ons heel wonderbaarlijk en groots voorkomt, volledig onder het bestuur van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods staat. Dit zal in latere verzen van dit hoofdstuk verder worden uitgelegd.