Skip to main content

TEXT 2

TEXT 2

Texto

Tekst

rāja-vidyā rāja-guhyaṁ
pavitram idam uttamam
pratyakṣāvagamaṁ dharmyaṁ
su-sukhaṁ kartum avyayam
rāja-vidyā rāja-guhyaṁ
pavitram idam uttamam
pratyakṣāvagamaṁ dharmyaṁ
su-sukhaṁ kartum avyayam

Palabra por palabra

Synoniemen

rāja-vidyā — el rey de la educación; rāja-guhyam — el rey del conocimiento confidencial; pavitram — el más puro; idam — este; uttamam — trascendental; pratyakṣa — mediante la experiencia directa; avagamam — entendido; dharmyam — el principio de la religión; su-sukham — muy feliz; kartum — de ejecutar; avyayam — eterno.

rāja-vidyā — de koning van alle onderricht; rāja-guhyam — de koning van vertrouwelijke kennis; pavitram — de zuiverste; idam — deze; ut-tamam — transcendentaal; pratyakṣa — door rechtstreekse ervaring; ava-gamam — begrepen; dharmyam — het grondbeginsel van religie; su-sukham — heel gelukkig; kartum — uitvoeren; avyayam — onvergankelijk.

Traducción

Vertaling

Este conocimiento es el rey de la educación y el más secreto de todos los secretos. Es el conocimiento más puro de todos, y como brinda una percepción directa del ser mediante la iluminación, es la perfección de la religión. Además, es eterno, y se practica con alegría.

Deze kennis is de koning van alle onderricht, het geheimste van alle geheimen. Ze is de zuiverste kennis en omdat ze door bewustwording rechtstreeks inzicht geeft in het zelf, is ze de vervolmaking van religie. Ze is onvergankelijk en wordt met plezier beoefend.

Significado

Betekenisverklaring

Este capítulo del Bhagavad-gītā se denomina el rey de la educación, porque es la esencia de todas las doctrinas y filosofías que se explicaron antes. Entre los principales filósofos de la India, se encuentran Gautama, Kaṇāda, Kapila, Yājñavalkya, Śāṇḍilya y Vaiśvānara. Y, finalmente, se tiene a Vyāsadeva, el autor del Vedānta-sūtra. Así que no hay escasez de conocimiento en el campo de la filosofía o del conocimiento trascendental. Ahora bien, el Señor dice que este noveno capítulo es el rey de todo ese conocimiento, la esencia de todo el conocimiento que se puede adquirir del estudio de los Vedas y de las diferentes clases de filosofías. Es el conocimiento más confidencial de todos, porque el conocimiento confidencial o trascendental entraña el entender la diferencia que hay entre el alma y el cuerpo. Y el rey de todo el conocimiento confidencial culmina en el servicio devocional.

Dit hoofdstuk van de Bhagavad-gītā wordt de koning van alle onderricht genoemd, omdat het de essentie is van alle doctrines en filosofieën die eerder zijn uitgelegd. De belangrijkste filosofen van India zijn Gautama, Kaṇāda, Kapila, Yājñavalkya, Śāṇḍilya, Vaiśvānara en tenslotte Vyāsadeva, de auteur van het Vedānta-sūtra. Er bestaat dus geen gebrek aan kennis op het gebied van filosofie of transcendentale kennis.De Heer zegt hier dat dit negende hoofdstuk de koning is van al zulke kennis en de essentie van alle kennis die verkregen kan worden door studie van de Veda’s en verschillende filosofieën. Het is de meest vertrouwelijke kennis, omdat vertrouwelijke of transcendentale kennis betrekking heeft op het begrijpen van het verschil tussen de ziel en het lichaam. En de koning of het summum van alle vertrouwelijke kennis is devotionele dienst.

Por lo común, a la gente no se la educa en lo que se refiere a ese conocimiento confidencial, sino que se la educa en el conocimiento externo. En lo que respecta a la educación ordinaria, la gente está ocupada en muchísimos departamentos: política, sociología, física, química, matemáticas, astronomía, ingeniería, etc. Hay muchos departamentos del conocimiento por todas partes del mundo y muchas universidades inmensas, pero, desafortunadamente, no hay ninguna universidad ni institución educativa en la que se imparta la ciencia del alma espiritual. Sin embargo, el alma es la parte más importante de este cuerpo; sin la presencia del alma, el cuerpo carece de valor. Aun así, la gente le está dando mucho énfasis a las necesidades corporales de la vida, sin preocuparse por el alma, que es vital.

Over het algemeen krijgen mensen geen onderwijs in deze vertrouwelijke kennis, maar wordt hen externe kennis onderwezen. In het gewone onderwijs houden mensen zich bezig met zoveel studierichtingen: politiekewetenschappen, sociologie, natuurkunde, scheikunde, wiskunde, sterrenkunde, techniek enz. Over de hele wereld zijn er vele takken van kennis en vele grote universiteiten, maar jammer genoeg is er geen universiteit of onderwijsinstelling waar de wetenschap van de ziel wordt onderwezen. Toch is de ziel het belangrijkste deel van het lichaam — zonder de aanwezigheid van de ziel is het lichaam waardeloos. Ondanks dat leggen mensen veel nadruk op lichamelijke levensbehoeften en geven ze niets om de onmisbare ziel.

El Bhagavad-gītā, especialmente desde el segundo capítulo en adelante, recalca la importancia del alma. En el mismo comienzo, el Señor dice que este cuerpo es perecedero y que el alma no lo es (antavanta ime dehā nityasyoktāḥ śarīriṇaḥ). Ésa es una parte confidencial del conocimiento: el simple hecho de saber que el alma espiritual es diferente de este cuerpo, y que su naturaleza es inmutable, indestructible y eterna. No obstante, eso no da ninguna información positiva acerca del alma. A veces la gente tiene la impresión de que el alma es diferente del cuerpo, y que cuando el cuerpo se termina, o cuando uno se libera del cuerpo, el alma permanece en un vacío y se vuelve impersonal. Pero, en realidad, eso no es cierto. ¿Cómo es posible que el alma, que es tan activa dentro de este cuerpo, se vuelva inactiva después de liberarse de él? El alma siempre es activa. Si es eterna, entonces es eternamente activa, y sus actividades en el reino espiritual son la parte más confidencial del conocimiento espiritual. Aquí se indica, por lo tanto, que esas actividades del alma espiritual son el rey de todo el conocimiento, la parte más confidencial de todo el conocimiento.

Vooral vanaf het tweede hoofdstuk benadrukt de Bhagavad-gītā het belang van de ziel. Vanaf het begin zegt de Heer dat het lichaam vergankelijk is en dat de ziel onvergankelijk is (antavanta ime dehā nityasyoktāḥ śarīriṇaḥ). Dat is vertrouwelijke kennis: eenvoudig weten dat de ziel van het lichaam verschilt en dat ze van nature onveranderlijk, onvernietigbaar en eeuwig is. Maar dit geeft geen positieve informatie over de ziel. Soms denken mensen dat de ziel van het lichaam verschilt en dat als het lichaam aan zijn eind komt of als men bevrijd is van het lichaam, de ziel in een leegte verblijft en onpersoonlijk wordt. Maar die visie is onjuist. Hoe kan de ziel, die zo actief is in dit lichaam, inactief zijn na haar bevrijding uit het lichaam? Ze is altijd actief. Als ze eeuwig is, dan is ze eeuwig actief en haar activiteiten in het spirituele koninkrijk vormen het meest vertrouwelijke deel van spirituele kennis. Daarom worden deze activiteiten van de ziel hier aangeduid als de koning van alle kennis, het meest vertrouwelijke deel van alle kennis.

Este conocimiento es la forma más pura de todas las actividades, tal como se explica en la literatura védica. En el Padma Purāṇa se han analizado las actividades pecaminosas del hombre, y se ha señalado que son los resultados de un pecado tras otro. Aquellos que están dedicados a las actividades fruitivas, están enredados en diferentes etapas y formas de reacciones pecaminosas. Por ejemplo, cuando se planta la semilla de un determinado árbol, éste no aparece de inmediato, sino que toma algún tiempo en hacerlo. Primero es un pequeño retoño, luego adopta la forma de un árbol, luego florece y da su fruto, y cuando se completa su desarrollo, las personas que plantaron la semilla del árbol disfrutan de las flores y las frutas. De la misma manera, un hombre ejecuta un acto pecaminoso, y, como una semilla, éste se toma su tiempo en fructificar. Hay diferentes etapas de ello. Puede que la acción pecaminosa ya haya cesado en el individuo, pero los resultados del fruto de esa acción pecaminosa aún están por disfrutarse. Hay pecados que aún están en forma de semilla, y hay otros que ya han fructificado y que nos están dando su fruto, el cual estamos disfrutando en la forma de dolor y congoja.

In de Vedische literatuur wordt uitgelegd dat deze kennis de zuiverste vorm van alle activiteiten is. In de Padma Purāṇa worden de zondige activiteiten van de mens geanalyseerd en wordt uiteengezet dat deze het resultaat zijn van zonde op zonde. Zij die zich bezighouden met resultaatgerichte activiteiten, zijn verstrikt in verschillende vormen en stadia van karmische reacties op zonden. Bijvoorbeeld, wanneer een zaadje van een bepaalde boom wordt geplant, ziet men niet onmiddellijk de boom groeien, dat vergt tijd. Eerst is het een kiemplantje, daarna neemt het de vorm aan van een boom en vervolgens komt het tot bloei en draagt het vruchten. En wanneer het volgroeid is, genieten personen die het zaadje geplant hebben van de bloemen en de vruchten van de boom. Op dezelfde manier begaat men een zondige daad en net als een zaadje vergt het tijd voordat ze vruchten draagt. Er zijn verschillende stadia. Een bepaald individu mag dan al gestopt zijn met zijn zondige activiteit, maar hij zal het resultaat of de vrucht van die zondige activiteit nog steeds moeten ondergaan. Er zijn zonden die nog in de vorm van zaden bestaan, en er zijn andere die al vruchten dragen en die we ervaren als ellende en pijn.

Como se explicó en el vigésimo octavo verso del séptimo capítulo, la persona que ha terminado por completo con las reacciones de todas las actividades pecaminosas y que está plenamente dedicada a las actividades piadosas, estando libre de la dualidad de este mundo material, se ocupa en el servicio devocional que se le presta a la Suprema Personalidad de Dios, Kṛṣṇa. En otras palabras, aquellos que verdaderamente están dedicados al servicio devocional del Señor Supremo, ya están libres de todas las reacciones. Esa declaración se confirma en el Padma Purāṇa:

In de achtentwintigste tekst van het zevende hoofdstuk is uitgelegd dat een persoon in devotionele dienst aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa, betrokken raakt wanneer hij alle karmische reacties op zijn zonden volledig beëindigd heeft en alleen vrome activiteiten verricht en bevrijd is van de dualiteit van de materiële wereld. Met andere woorden,zij die werkelijk devotionele dienst aan de Allerhoogste Heer verrichten, zijn al bevrijd van alle karma. Deze uitspraak wordt in de Padma Purāṇa bevestigd:

aprārabdha-phalaṁ pāpaṁ
kūṭaṁ bījaṁ phalonmukham
krameṇaiva pralīyeta
viṣṇu-bhakti-ratātmanām
aprārabdha-phalaṁ pāpaṁ
kūṭaṁ bījaṁ phalonmukham
krameṇaiva pralīyeta
viṣṇu-bhakti-ratātmanām

En aquellos que están dedicados al servicio devocional que se le presta a la Suprema Personalidad de Dios, todas las reacciones pecaminosas, bien sea que hayan fructificado, que estén almacenadas o que se encuentren en forma de semilla, gradualmente se desvanecen. Por lo tanto, la potencia purificadora del servicio devocional es muy fuerte, y se denomina pavitram uttamam, lo más puro de todo. Uttama significa trascendental. Tamas significa «este mundo material» o «la oscuridad», y uttama significa «aquello que es trascendental a las actividades materiales». Nunca se debe considerar que las actividades devocionales son materiales, aunque a veces dé la impresión de que los devotos se ocupan tal como los hombres ordinarios. Aquel que puede ver y que está familiarizado con el servicio devocional, sabe que las actividades devocionales no son actividades materiales. Todas ellas son espirituales y devocionales, y no están contaminadas por las modalidades de la naturaleza material.

Voor hen die devotionele dienst aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Godsverrichten, zullen alle karmische reacties op zonden geleidelijk aan verdwijnen, of die nu vruchten dragen, opgeslagen liggen of in zaadvorm aanwezig zijn. De zuiverende kracht van devotionele dienst is daarom heel sterk en ze wordt pavitram uttamam genoemd, de zuiverste. Uttama betekent ‘transcendentaal’. Tamas duidt op de materiële wereld of op duisternis enuttama duidt op dat wat verheven is boven materiële activiteiten. Devotionele activiteiten moeten nooit worden gezien als materieel, hoewel het soms lijkt alsof toegewijden op dezelfde manier bezig zijn als wereldse mensen. Wie vertrouwd is met devotionele dienst en de juiste visie heeft, weet dat de activiteiten van een toegewijde geen materiële activiteiten zijn. Ze zijn allemaal spiritueel en devotioneel en vrij van de onzuiverheden van de materiële hoedanigheden.

Se dice que la ejecución del servicio devocional es tan perfecta, que uno puede percibir sus resultados directamente. Ese resultado directo se percibe de hecho, y tenemos experiencia práctica de que cualquier persona que canta los santos nombres de Kṛṣṇa (Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare/ Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare), cuando canta sin ofensas, siente un placer trascendental, y muy rápidamente se purifica de toda la contaminación material. Esto se ve en la realidad. Además, si uno no solo se dedica a oír sino también a tratar de divulgar el mensaje de las actividades devocionales, o si se dedica a ayudar en las actividades misioneras del proceso de conciencia de Kṛṣṇa, gradualmente va sintiendo un progreso espiritual. Ese adelanto en la vida espiritual no depende de ninguna clase de educación o aptitud previa. El método en sí es tan puro, que, por el simple hecho de dedicarse a él, uno se vuelve puro.

Er wordt gezegd dat devotionele dienst zo’n volmaakte bezigheid is, dat de resultaten ervan direct waarneembaar zijn. Dit directe resultaat wordt daadwerkelijk waargenomen en zelf hebben we de ervaring dat iedereen die de heilige namen van Kṛṣṇa chant (Hare Kṛṣṇa, Hare Kṛṣṇa, Kṛṣṇa Kṛṣṇa, Hare Hare/ Hare Rāma, Hare Rāma, Rāma Rāma, Hare Hare) een transcendentaal geluk ervaart na enige tijd zonder overtredingen gechant te hebben en dat iedereen zo heel snel gezuiverd raakt van materiële onzuiverheden. Dit wordt daadwerkelijk waargenomen. En als iemand niet alleen bezig is met horen, maar bovendien ook de boodschap van devotionele dienst probeert te verspreiden of als hij de missionaire activiteiten van het Kṛṣṇa-bewustzijn ondersteunt, dan voelt hij geleidelijk aan dat hij spirituele vooruitgang maakt. Deze vooruitgang in iemands spirituele leven is niet afhankelijk van welke vorm van voorafgaand onderwijs of voorafgaande kwalificatie dan ook. De methode zelf is zo zuiver, dat iemand zuiver wordt door deze eenvoudig toe te passen.

En el Vedānta-sūtra (3.2.26) también se describe eso con las siguientes palabras: prakāśaś ca karmaṇy abhyāsāt. «El servicio devocional es tan potente, que, con tan solo dedicarse a las actividades del servicio devocional, uno se ilumina sin duda alguna». Un ejemplo práctico de esto se tiene en la vida anterior de Nārada, quien en esa vida resultó ser el hijo de una sirvienta. Él no nació en una familia de clase alta, ni recibió ninguna educación. Pero cuando su madre se ocupaba en servir a los grandes devotos, Nārada también se ocupaba, y en ocasiones, en ausencia de su madre, él mismo servía a los grandes devotos. Nārada dice personalmente:

In het Vedānta-sūtra (3.2.26) wordt ditzelfde in de volgende woorden beschreven: prakāśaś ca karmaṇy abhyāsāt. ‘Devotionele dienst is zo krachtig, dat men ongetwijfeld verlicht wordt door eenvoudig het proces van devotionele dienst te beoefenen.’ Een praktisch voorbeeld hiervan is het vorige leven van Nārada Muni, die in dat leven de zoon van een werkster was. Hij had geen opleiding en was evenmin geboren in een voorname familie. Maar toen zijn moeder bezig was met het dienen van grote toegewijden, raakte Nārada daar ook bij betrokken en soms, als zijn moeder er niet was, diende hij hen zelf. Nārada zegt zelf:

ucchiṣṭa-lepān anumodito dvijaiḥ
sakṛt sma bhuñje tad-apāsta-kilbiṣaḥ
evaṁ pravṛttasya viśuddha-cetasas
tad-dharma evātma-ruciḥ prajāyate
ucchiṣṭa-lepān anumodito dvijaiḥ
sakṛt sma bhuñje tad-apāsta-kilbiṣaḥ
evaṁ pravṛttasya viśuddha-cetasas
tad-dharma evātma-ruciḥ prajāyate

En este verso del Śrīmad-Bhāgavatam (1.5.25), Nārada le describe su vida anterior a su discípulo Vyāsadeva. Él cuenta que, mientras hizo de niño sirviente de esos devotos purificados, durante los cuatro meses de su estadía, él se estuvo asociando íntimamente con ellos. A veces esos sabios dejaban en sus platos remanentes de su comida, y el muchacho, que era quien les lavaba los platos, quería probar esos remanentes. Así que, él les pedía permiso a los grandes devotos, y cuando ellos se lo daban, Nārada se comía los remanentes, en virtud de lo cual se liberó de todas las reacciones pecaminosas. A medida que él iba comiendo, el corazón se le iba volviendo tan puro como el de los sabios. Mediante el proceso de oír y cantar, los grandes devotos disfrutaban del sabor de prestarle al Señor un servicio devocional continuo, y en Nārada se fue desarrollando gradualmente el mismo gusto. Nārada dice, además:

In dit vers uit het Śrīmad-Bhāgavatam (1.5.25) beschrijft Nārada zijn vorige leven aan Vyāsadeva, zijn discipel. Hij zegt dat hij veel direct contact had met deze gezuiverde toegewijden, toen hij als jongen bezig was hen te dienen tijdens de vier maanden van hun verblijf. Soms lieten deze wijzen overblijfselen van voedsel op hun borden achter en de jongen, die hun borden waste, wilde van deze restanten proeven. Hij vroeg de toegewijden daarom om hun toestemming en toen ze hem die gaven, at Nārada van deze overblijfselen en als gevolg daarvan werd hij bevrijd van alle karmische reacties op zijn zonden. Hij ging door met het eten van de overblijfselen en werd geleidelijk aan net zo zuiver van hart als de wijzen. De grote toegewijden beleefden veel plezier aan en hadden veel smaak voor ononderbroken devotionele dienst aan de Heer door te horen en te chanten en Nārada ontwikkelde geleidelijk aan dezelfde smaak. Nārada zegt verder:

tatrānv-ahaṁ kṛṣṇa-kathāḥ pragāyatām
anugraheṇāśṛṇavaṁ mano-harāḥ
tāḥ śraddhayā me ’nu-padaṁ viśṛṇvataḥ
priyaśravasy aṅga mamābhavad ruciḥ
tatrānv-ahaṁ kṛṣṇa-kathāḥ pragāyatām
anugraheṇāśṛṇavaṁ mano-harāḥ
tāḥ śraddhayā me ’nu-padaṁ viśṛṇvataḥ
priyaśravasy aṅga mamābhavad ruciḥ

Por el hecho de relacionarse con los sabios, Nārada adquirió un gusto por el proceso de oír y cantar las glorias del Señor, y en él se desarrolló un gran deseo de realizar servicio devocional. De modo que, como se describe en el Vedānta-sūtra: prakāśaś ca karmaṇy abhyāsāt, si uno simplemente se dedica a los actos del servicio devocional, todo se le revelará automáticamente y podrá entender. Eso se denomina pratyakṣa, «lo que se percibe directamente».

Door zijn omgang met de wijzen kreeg Nārada smaak voor het horen over en het chanten van de roem van de Heer en ontwikkelde hij een groot verlangen naar devotionele dienst. Daarom wordt er in het Vedānta-sūtra gezegd: prakāśaś ca karmaṇy abhyāsāt — wanneer iemand eenvoudig devotionele dienst verricht, zal alles vanzelf aan hem geopenbaard worden en zal hij werkelijk inzicht krijgen. Dit wordt pratyakṣa genoemd, ‘rechtstreeks waargenomen’.

La palabra dharmyam significa «el sendero de la religión». Nārada era de hecho el hijo de una sirvienta. Él no tuvo la oportunidad de ir al colegio. Él simplemente asistía a su madre, y, afortunadamente, ella les prestaba algún servicio a los devotos. El niño Nārada también tuvo la oportunidad, y, simplemente por medio de la compañía, alcanzó la máxima meta de toda religión. La máxima meta de toda religión la constituye el servicio devocional, tal como se declara en el Śrīmad-Bhāgavatam (sa vai puṁsāṁ paro dharmo yato bhaktir adhokṣaje). Por lo general, la gente religiosa no sabe que la máxima perfección de la religión la constituye la consecución del servicio devocional. Como ya lo hemos discutido en relación con el último verso del capítulo ocho (vedeṣu yajñeṣu tapaḥsu caiva), para la autorrealización se requiere generalmente del conocimiento védico. Pero aquí vemos que, aunque Nārada nunca fue a la escuela del maestro espiritual y no fue educado en lo que respecta a los principios védicos, no obstante obtuvo los máximos resultados que se pueden obtener del estudio védico. Este proceso es tan potente, que, incluso sin ejecutar el proceso religioso de un modo regular, uno puede ser ascendido hasta la máxima perfección. ¿Cómo es posible? Eso también se confirma en la literatura védica: ācāryavān puruṣo veda. Aquel que se relaciona con grandes ācāryas, incluso si no es educado o si nunca ha estudiado los Vedas, puede llegar a familiarizarse con todo el conocimiento necesario para lograr la iluminación.

Het woord ‘dharmyam’ betekent ‘het pad van religie’. Nārada was eigenlijk maar de zoon van een werkster. Hij was niet in de gelegenheid om naar school te gaan. Hij hielp eenvoudigweg zijn moeder en gelukkig diende zijn moeder de toegewijden. Het kind Nārada kreeg deze gelegenheid ook en bereikte eenvoudig door hun gezelschap het hoogste doel van religie.

Zoals in het Śrīmad-Bhāgavatam gesteld wordt, is devotionele dienst het hoogste doel van alle religie (sa vai puṁsāṁ paro dharmo yato bhaktir adhokṣaje). Over het algemeen weten religieuze mensen niet dat het bereiken van devotionele dienst de hoogste perfectie van religie is. Zoals we al eerder hebben besproken met betrekking tot de laatste tekst van hoofdstuk acht (vedeṣu yajñeṣu tapaḥsu caiva), is voor zelfrealisatie normaal gezien Vedische kennis vereist. Maar Nārada bereikte de hoogste resultaten van het bestuderen van de Veda’s, hoewel hij nooit naar de school van een spiritueel leraar was geweest en geen opleiding in Vedische principes had gehad. Dit proces is zo krachtig dat iemand zelfs zonder de gebruikelijke religieuze handelingen tot de hoogste perfectie verheven kan worden. Hoe is dat mogelijk? Dit wordt in de Vedische literatuur uitgelegd: ācāryavān puruṣo veda. Wie zich in het gezelschap van grote ācārya’s bevindt, kan vertrouwd raken met alle kennis die nodig is voor zelfrealisatie, zelfs al is hij ongeschoold en heeft hij nooit de Veda’s bestudeerd.

El proceso del servicio devocional es un proceso muy dichoso (su-sukham). ¿Por qué? El servicio devocional consiste en śravaṇaṁ kīrtanaṁ viṣṇoḥ, por lo cual uno simplemente tiene que oír el canto de las glorias del Señor o asistir a conferencias filosóficas acerca del conocimiento trascendental, dictadas por ācāryas autorizados. Con solo sentarse, uno puede aprender; luego, uno puede comer los remanentes de la comida que se le ofrece a Dios, platos buenos y sabrosos. El servicio devocional es dichoso en cada etapa. Uno puede ejecutar servicio devocional incluso en medio de la mayor pobreza. El Señor dice: patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyam, Él está dispuesto a aceptar cualquier clase de ofrenda que le haga el devoto, sea lo que fuere. Incluso una hoja, una flor, un pedazo de fruta o un poco de agua, todo lo cual se consigue en cualquier parte del mundo, puede ofrecerlo cualquier persona, sea cual fuere su posición social, y ello será aceptado si se ofrece con amor. Hay muchos ejemplos de ello en la historia. Por el simple hecho de saborear las hojas de tulasī ofrecidas a los pies de loto del Señor, grandes sabios, tales como Sanat-kumāra, se volvieron grandes devotos. Por consiguiente, el proceso devocional es muy hermoso, y se puede llevar a cabo con alegría. Dios acepta únicamente el amor con el que las cosas se le ofrecen a Él.

Devotionele dienst verrichten is heel plezierig (su-sukham). Waarom? Devotionele dienst bestaat uit śravaṇaṁ kīrtanaṁ viṣṇoḥ en zo kan iedereen eenvoudig luisteren naar het bezingen van de roem van de Heer offilosofische lezingen bijwonen over transcendentale kennis, die door geautoriseerde ācārya’s gegeven worden. Men kan leren door er eenvoudig bij te gaan zitten. Daarnaast kan men de overblijfselen eten van het aangename en smakelijke voedsel dat aan God geofferd is. In alle omstandigheden is devotionele dienst plezierig.

Men kan devotionele dienst zelfs in de meest armzalige toestand verrichten. De Heer zegt: patraṁ puṣpaṁ phalaṁ toyam — Hij is bereid om alles te aanvaarden wat de toegewijde Hem aanbiedt, het maakt niet uit wat. Zelfs een blad, een bloem, een stukje fruit of een beetje water, allemaal verkrijgbaar in elk deel van de wereld, kunnen door iedereen geofferd worden, ongeacht iemands sociale positie, en de Heer zal het aanvaarden als het met liefde geofferd wordt. Hiervan bestaan tal van historische voorbeelden. Grote wijzen als Sanatkumāra werden grote toegewijden door eenvoudig de tulasī-blaadjes te proeven die aan de lotusvoeten van de Heer waren geofferd. Devotionele dienst is dus heel plezierig en kan verricht worden in een vrolijke stemming. God aanvaardt alleen de liefde waarmee dingen aan Hem worden geofferd.

Aquí se dice que este servicio devocional existe eternamente. No es como lo describen los filósofos māyāvādīs. Aunque a veces ellos emprenden un supuesto servicio devocional, creen que mientras no se liberen van a continuar realizándolo, pero al final, cuando se liberen, «se volverán uno con Dios». Esa clase de servicio devocional temporal y contemporizador no se acepta como servicio devocional puro. El verdadero servicio devocional continúa incluso después de la liberación. Cuando el devoto va al planeta espiritual del Reino de Dios, ahí también se dedica a servir al Señor Supremo. Él no trata de volverse uno con el Señor Supremo.

In dit vers wordt gezegd dat devotionele dienst eeuwig is. Dat is het tegenovergestelde van wat de māyāvādī-filosofen beweren. Hoewel māyāvādī’s zich soms toeleggen op zogenaamde devotionele dienst, is het hun bedoeling om met hun devotionele dienst door te gaan zolang ze nog niet bevrijd zijn, maar wanneer ze ten slotte bevrijd zijn, zullen ze ‘īīn worden met God’. Zulke tijdelijke, opportunistische devotionele dienst wordt niet aanvaard als zuivere devotionele dienst. Werkelijke devotionele dienst gaat zelfs door ná bevrijding. Wanneer de toegewijde de spirituele planeet in het koninkrijk van God bereikt, zal hij daar ook de Allerhoogste Heer dienen. Hij probeert niet īīn te worden met de Allerhoogste Heer.

Como se verá en el Bhagavad-gītā, el verdadero servicio devocional comienza después de la liberación. Después de que uno se libera, cuando uno se sitúa en la posición Brahman (brahma-bhūta), comienza el servicio devocional de uno (samaḥ sarveṣu bhūteṣu mad-bhaktiṁ labhate parām). Nadie puede llegar a entender a la Suprema Personalidad de Dios mediante la ejecución de karma-yoga, jñāna-yoga, aṣṭāṅga-yoga o cualquier otro yoga, independientemente. Puede que mediante esos métodos yóguicos uno progrese un poco hacia el bhakti-yoga, pero si no se llega a la etapa del servicio devocional, no se puede entender lo que es la Personalidad de Dios. En el Śrīmad-Bhāgavatam también se confirma que, cuando uno se ha purificado mediante la ejecución del proceso del servicio devocional, especialmente mediante el proceso de oír el Śrīmad-Bhāgavatam o el Bhagavad-gītā de labios de almas iluminadas, puede entonces entender la ciencia de Kṛṣṇa, o la ciencia de Dios. Evaṁ prasanna-manaso bhagavad-bhakti- yogataḥ. Cuando el corazón de uno se limpia de todas las tonterías, puede uno entonces entender lo que es Dios. Así pues, el proceso del servicio devocional, el proceso de conciencia de Kṛṣṇa, es el rey de toda la educación y el rey de todo el conocimiento confidencial. Ese proceso es la forma más pura de la religión, y se puede ejecutar con alegría sin ninguna dificultad. Por lo tanto, uno debe adoptarlo.

Zoals nog duidelijk zal worden uit de Bhagavad-gītā begint werkelijke devotionele dienst ná bevrijding. Devotionele dienst begint nadat men bevrijd is (samaḥ sarveṣu bhūteṣu mad-bhaktiṁ labhate parām), wanneer men zich op het niveau van Brahman bevindt (brahma-bhūta). Niemand kan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods begrijpen door afzonderlijk karma-yoga, jñāna-yoga en aṣṭāṅga-yoga of welke andere yoga dan ook te beoefenen. Door deze yogamethoden kan iemand een beetje vooruitgang maken in de richting van bhakti-yoga, maar zonder tot het niveau van devotionele dienst te komen kan niemand de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods begrijpen. In het Śrīmad-Bhāgavatam wordt ook bevestigd dat men de wetenschap van Kṛṣṇa of de wetenschap van God kan begrijpen wanneer men gezuiverd raakt door devotionele dienst, in het bijzonder door het Śrīmad-Bhāgavatam en de Bhagavad-gītā van zelfgerealiseerde zielen te horen. Evaṁ prasanna-manaso bhagavad-bhakti yogataḥ. Wanneer het hart gezuiverd is van alle onzin, kan men begrijpen wat God is. Op die manier is het proces van devotionele dienst of Kṛṣṇa-bewustzijn de koning van alle onderricht en de koning van alle vertrouwelijke kennis. Het is de zuiverste vorm van religie en het kan met plezier en zonder moeite verricht worden. Daarom moet men zich erop toeleggen.