Skip to main content

TEXT 40

TEXT 40

Texto

Tekst

śrī-bhagavān uvāca
pārtha naiveha nāmutra
vināśas tasya vidyate
na hi kalyāṇa-kṛt kaścid
durgatiṁ tāta gacchati
śrī-bhagavān uvāca
pārtha naiveha nāmutra
vināśas tasya vidyate
na hi kalyāṇa-kṛt kaścid
durgatiṁ tāta gacchati

Palabra por palabra

Synoniemen

śrī bhagavān uvāca — la Suprema Personalidad de Dios dijo; pārtha — ¡oh, hijo de Pṛthā!; na eva — nunca es así; iha — en este mundo material; na — nunca; amutra — en la siguiente vida; vināśaḥ — destrucción; tasya — su; vidyate — existe; na — nunca; hi — ciertamente; kalyāṇa-kṛt — aquel que está dedicado a actividades auspiciosas; kaścit — cualquiera; durgatim — a la degradación; tāta — amigo mío; gacchati — va.

śrī-bhagavān uvāca — de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei; pārtha — o zoon van Pṛthā; na eva — nooit is het zo; iha — in de materiële wereld; na — nooit; amutra — in het volgend leven; vināśaḥ — vernietiging; tasya — zijn; vidyate — bestaat; na — nooit; hi — zeker; kalyāṇa-kṛt — iemand die gunstige activiteiten verricht; kaścit — wie dan ook; durgatim — naar neergang; tāta — Mijn vriend; gacchati — gaat.

Traducción

Vertaling

La Suprema Personalidad de Dios dijo: ¡Oh, hijo de Pṛthā!, un trascendentalista dedicado a actividades auspiciosas no es destruido ni en este mundo ni en el mundo espiritual; amigo Mío, aquel que hace el bien, nunca es vencido por el mal.

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: O zoon van Pṛthā, een transcendentalist die gunstige activiteiten verricht, zal nooit verloren gaan, niet in dit leven en niet in het volgende, want wie goeddoet, Mijn vriend, wordt nooit overmand door kwaad.

Significado

Betekenisverklaring

En el Śrīmad-Bhāgavatam (1.5.17), Śrī Nārada Muni instruye a Vyāsadeva de la siguiente manera:

In het Śrīmad-Bhāgavatam (1.5.17) geeft Śrī Nārada Muni de volgende instructies aan Vyāsadeva:

tyaktvā sva-dharmaṁ caraṇāmbujaṁ harer
bhajann apakvo ’tha patet tato yadi
yatra kva vābhadram abhūd amuṣya kiṁ
ko vārtha āpto ’bhajatāṁ sva-dharmataḥ
tyaktvā sva-dharmaṁ caraṇāmbujaṁ harer
bhajann apakvo ’tha patet tato yadi
yatra kva vābhadram abhūd amuṣya kiṁ
ko vārtha āpto ’bhajatāṁ sva-dharmataḥ

«Si alguien abandona todas las perspectivas materiales y se refugia por entero en la Suprema Personalidad de Dios, no hay ninguna pérdida ni degradación en absoluto. En cambio, puede que un no devoto esté plenamente dedicado a sus ocupaciones obligatorias, y aun así no gane nada». Para las perspectivas materiales existen muchas actividades, tanto según las Escrituras como según la tradición. Se espera que el trascendentalista abandone todas las actividades materiales, en aras del adelanto espiritual en la vida, en aras del cultivo de conciencia de Kṛṣṇa. Se podría aducir que mediante el proceso de conciencia de Kṛṣṇa uno puede lograr la máxima perfección si lo completa, pero que si uno no llega a esa etapa perfecta, entonces pierde tanto material como espiritualmente. En las Escrituras se estipula que uno tiene que padecer la reacción de no ejecutar los deberes prescritos; por lo tanto, aquel que deja de desempeñar debidamente las actividades trascendentales, queda supeditado a esas reacciones. El Bhāgavatam le asegura al trascendentalista que fracasa que no tiene que preocuparse. Aunque él tenga que someterse a la reacción de no haber ejecutado perfectamente los deberes prescritos, aun así no pierde nada, porque el auspicioso proceso de conciencia de Kṛṣṇa nunca se olvida; aquel que está dedicado a ese proceso va a continuar haciéndolo, aun a pesar de que tenga un nacimiento bajo en su próxima vida. En cambio, aquel que tan solo sigue estrictamente los deberes prescritos, si carece de conciencia de Kṛṣṇa no es seguro que logre resultados auspiciosos.

‘Er is op geen enkele manier sprake van verlies of achteruitgang wanneer iemand alle materiële verwachtingen opgeeft en volkomen zijn toevlucht zoekt bij de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Maar een niet-toegewijde kan zich volledig toeleggen op zijn voorgeschreven plichten, zonder daarbij iets te winnen.’

Voor het verbeteren van onze materiële situatie zijn er vele activiteiten, zowel activiteiten die gebaseerd zijn op de heilige teksten als gewone activiteiten. Een transcendentalist wordt geacht alle materiële activiteiten op te geven om vooruitgang te maken in het spirituele leven, Kṛṣṇa-bewustzijn.

Iemand zou nu kunnen tegenwerpen dat hij door Kṛṣṇa-bewustzijn de hoogste perfectie kan bereiken als het proces wordt voltooid, maar dat hij zowel materieel als spiritueel gezien verliest als hij dit niveau van perfectie niet bereikt. In de heilige teksten is bepaald dat iemand karma moet ondergaan als hij zijn voorgeschreven plichten niet vervult; wie er niet in slaagt zijn transcendentale activiteiten op de juiste manier uit te voeren, is onderhevig aan dat karma. Het Bhāgavatam verzekert de onsuccesvolle transcendentalist dat hij zich geen zorgen hoeft te maken. Zelfs al is hij onderhevig aan karma voor het onvolmaakt uitvoeren van zijn voorgeschreven plichten, dan nog is hij geen verliezer, omdat positief Kṛṣṇa-bewustzijn nooit vergeten wordt en iemand die ermee bezig is, zal ermee verdergaan, zelfs al wordt hij in het volgend leven in een lage familie geboren. Maar wie alleen de voorgeschreven plichten strikt naleeft, zal niet noodzakelijkerwijs gunstige resultaten behalen als het hem ontbreekt aan Kṛṣṇa-bewustzijn.

El significado de esto es el siguiente. A la humanidad se la puede dividir en dos secciones: la de los regulados y la de los no regulados. Aquellos que simplemente están dedicados a complacer los sentidos como las bestias, sin conocimiento de su siguiente vida o de la salvación espiritual, pertenecen a la sección no regulada. Y aquellos que siguen los principios de los deberes que se prescriben en las Escrituras, se clasifican entre los de la sección regulada. Los que pertenecen a la sección de los no regulados, tanto los civilizados como los no civilizados, los educados y los no educados, los fuertes y los débiles, están llenos de propensiones animales. Sus actividades jamás son auspiciosas, porque, si bien disfrutan de las propensiones animales de comer, dormir, defenderse y aparearse, permanecen perpetuamente en la existencia material, la cual siempre es desdichada. En cambio, aquellos que están regulados por las disposiciones de las Escrituras, y que, en consecuencia, se elevan gradualmente hasta el estado de conciencia de Kṛṣṇa, sin duda que progresan en la vida.

Dit kan als volgt worden uitgelegd. De mensheid kan in twee groepen worden onderverdeeld, namelijk gereguleerden (zij die regels volgen) en ongereguleerden (zij die dat niet doen). Zij die zich alleen maar bezighouden met dierlijke zinsbevrediging, zonder een besef van hun volgend leven of spirituele verlossing, horen bij de laatste groep. Maar zij die de principes volgen van de verplichtingen die in de heilige teksten worden voorgeschreven, worden gerekend tot de eerste groep. Degenen die geen regels volgen, zowel de beschaafden als de onbeschaafden, de ontwikkelden en de niet-ontwikkelden, de sterken en de zwakken, hebben allemaal zeer veel dierlijke neigingen. Hun activiteiten zijn nooit gunstig omdat ze tijdens het genieten van de dierlijke neigingen, namelijk eten, slapen, verdedigen en paren, voortdurend in een materieel bestaan blijven, dat altijd ellendig is. Zij die daarentegen wel de regels van de heilige teksten volgen en zich daardoor geleidelijk aan verheffen tot Kṛṣṇa-bewustzijn, maken zeker vooruitgang in hun leven.

A aquellos que siguen la senda auspiciosa, se los puede dividir en tres secciones: (1) los seguidores de los reglamentos de las Escrituras que disfrutan de la prosperidad material, (2) los que tratan de lograr la liberación final de la existencia material, y (3) los que son devotos en estado de conciencia de Kṛṣṇa. Aquellos que están siguiendo los reglamentos de las Escrituras en aras de la felicidad material, pueden ser divididos además en dos clases: los que son trabajadores fruitivos y los que no desean ningún fruto para el goce de los sentidos. Las personas que persiguen los resultados fruitivos en aras de la complacencia de los sentidos pueden ser elevadas a un nivel de vida superior, incluso a los planetas superiores, pero aun así, debido a que no están libres de la existencia material, no están siguiendo el verdadero sendero auspicioso. Las únicas actividades auspiciosas son aquellas que lo llevan a uno a la liberación. Cualquier actividad que no apunte a la autorrealización final o a liberarse del concepto corporal y material de la vida, no es auspiciosa en absoluto. La actividad con conciencia de Kṛṣṇa es la única actividad auspiciosa, y cualquiera que acepte voluntariamente toda clase de incomodidades físicas para progresar en la senda del cultivo de conciencia de Kṛṣṇa puede ser conocido como un trascendentalista perfecto en estado de severa austeridad. Y como el sistema óctuple de yoga está dirigido hacia la comprensión final del estado de conciencia de Kṛṣṇa, esa práctica también es auspiciosa, y todo el que la esté ejecutando lo mejor que puede, no tiene que temer ser degradado.

Zij die het gunstige pad volgen kunnen in drie groepen worden onderverdeeld: (1) zij die de regels in de heilige teksten volgen en materiële welstand genieten; (2) zij die uiteindelijke bevrijding van het materiële leven proberen te vinden, en (3) de Kṛṣṇa-bewuste toegewijden. Zij die de regels en bepalingen van de heilige teksten volgen voor materieel geluk kunnen nog verder worden onderverdeeld in twee categorieën: zij die resultaatgerichte activiteiten verrichten en zij die niet naar resultaten voor zinsbevrediging verlangen. Zij die voor zinsbevrediging naar de vruchten van hun resultaatgerichte activiteiten streven, kunnen naar een hogere levensstandaard worden verheven — zelfs naar de hogere planeten — maar omdat ze niet bevrijd zijn uit het materiële bestaan, volgen ze niet het werkelijk gunstige pad. De enige activiteiten die gunstig zijn, zijn die activiteiten die iemand naar bevrijding leiden. Iedere activiteit die niet bedoeld is om uiteindelijk zelfgerealiseerd te worden of om bevrijd te raken van de lichamelijke levensopvatting, is helemaal niet gunstig. Kṛṣṇa-bewuste activiteiten zijn de enige activiteiten die gunstig zijn en iemand die vrijwillig alle lichamelijke ongemakken aanvaardt om vooruitgang te maken op het pad van Kṛṣṇa-bewustzijn, kan worden beschouwd als een perfecte transcendentalist die streng ascetisch leeft. Omdat de achtvoudige yogamethode uiteindelijk ook bedoeld is om Kṛṣṇa-bewust te worden, is het beoefenen van dat systeem ook gunstig, en wie daarvoor zijn best doet, hoeft niet bang te zijn om terug te vallen.