Skip to main content

TEXT 28

Bg 3.28

Texto

Tekst

tattva-vit tu mahā-bāho
guṇa-karma-vibhāgayoḥ
guṇā guṇeṣu vartanta
iti matvā na sajjate
tattva-vit tu mahā-bāho
guṇa-karma-vibhāgayoḥ
guṇā guṇeṣu vartanta
iti matvā na sajjate

Palabra por palabra

Synoniemen

tattva-vit — el conocedor de la Verdad Absoluta; tu — pero; mahā-bāho — ¡oh, tú, el de los poderosos brazos!; guṇa-karma — de trabajos que están bajo la influencia material; vibhāgayoḥ — diferencias; guṇāḥ — sentidos; guṇeṣu — en la complacencia de los sentidos; vartante — se dedican; iti — así pues; matvā — pensando; na — nunca; sajjate — se apega.

tattva-vit — de kenner van de Absolute Waarheid; tu — maar; mahā-bāho — o sterkgearmde; guṇa-karma — van activiteit onder materiële invloed; vibhāgayoḥ — verschillen; guṇāḥ — zintuigen; guṇeṣu — in zinsbevrediging; vartante — aangewend worden; iti — zo; matvā — denkend; na — nooit; sajjate — raakt gehecht.

Traducción

Vertaling

¡Oh, tú, el de los poderosos brazos!, aquel que posee conocimiento acerca de la Verdad Absoluta no se ocupa de los sentidos ni de la complacencia de éstos, pues conoce bien las diferencias que hay entre el trabajo con devoción y el trabajo por resultados fruitivos.

Wie de Absolute Waarheid kent, o sterkgearmde, laat zich niet in met de zintuigen en zinsbevrediging, omdat hij goed weet wat de verschillen zijn tussen devotionele en resultaatgerichte activiteiten.

Significado

Betekenisverklaring

El conocedor de la Verdad Absoluta está convencido de la difícil posición en que se encuentra en asociación con la materia. Él sabe que es parte integral de la Suprema Personalidad de Dios, Kṛṣṇa, y que su posición no debe ser la de estar en la creación material. Él conoce su verdadera identidad como parte integral del Supremo, quien es bienaventuranza y conocimiento eternos, y se da cuenta de que de una forma u otra está atrapado en el concepto material de la vida. En el estado puro de su existencia, él tiene la función de acoplar sus actividades con el servicio devocional que se le presta a la Suprema Personalidad de Dios, Kṛṣṇa. Por consiguiente, él se ocupa en las actividades del proceso de conciencia de Kṛṣṇa, y queda desapegado naturalmente de las actividades de los sentidos materiales, que son todas circunstanciales y temporales. Él sabe que esta condición de vida material se halla bajo el control supremo del Señor. En consecuencia, no lo perturba ninguna clase de reacciones materiales, las cuales toma como misericordia del Señor. Según el Śrīmad-Bhāgavatam, aquel que conoce la Verdad Absoluta en tres diferentes aspectos, a saber, Brahman, Paramātmā y la Suprema Personalidad de Dios, recibe el nombre de tattva-vit, pues él conoce también su propia posición real en relación con el Supremo.

De kenner van de Absolute Waarheid is ervan overtuigd dat hij door zijn contact met de materie in een benarde positie verkeert. Hij weet dat hij een integrerend deeltje is van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa, en dat hij geen deel uitmaakt van de materiële wereld. Hij kent zijn ware identiteit als een integrerend deeltje van de Allerhoogste, die eeuwige gelukzaligheid en kennis is, en hij realiseert zich dat hij op een of andere manier verstrikt is geraakt in een materialistische levensopvatting. In zijn zuivere zijnstoestand is het de bedoeling dat hij zijn activiteiten verbindt met devotionele dienst aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Kṛṣṇa. Hij zal daarom Kṛṣṇa-bewuste activiteiten verrichten en raakt daardoor vanzelf onthecht van zintuiglijke activiteiten die tijdelijk en afhankelijk van omstandigheden zijn. Hij weet dat zijn situatie in de materiële wereld onder het allerhoogste toezicht van de Heer staat; hij raakt daarom niet verward door allerlei karma, omdat hij dat als de genade van de Heer ziet. Volgens het Śrīmad-Bhāgavatam wordt iemand die de drie aspecten van de Absolute Waarheid kent — Brahman, Paramātmā en de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods — tattva-vit genoemd, want hij kent ook zijn daadwerkelijke positie ten opzichte van de Allerhoogste.