Skip to main content

TEXT 56

Bg 2.56

Texto

Tekst

duḥkheṣv anudvigna-manāḥ
sukheṣu vigata-spṛhaḥ
vīta-rāga-bhaya-krodhaḥ
sthita-dhīr munir ucyate
duḥkheṣv anudvigna-manāḥ
sukheṣu vigata-spṛhaḥ
vīta-rāga-bhaya-krodhaḥ
sthita-dhīr munir ucyate

Palabra por palabra

Synoniemen

duḥkheṣu — en las tres clases de sufrimientos; anudvigna-manāḥ — sin agitarse mentalmente; sukheṣu — en la felicidad; vigata-spṛhaḥ — sin estar interesado; vīta — libre de; rāga — apego; bhaya — temor; krodhaḥ — e ira; sthita-dhīḥ — cuya mente es estable; muniḥ — un sabio; ucyate — recibe el nombre.

duḥkheṣu — te midden van de drie soorten leed; anudvigna-manāḥ — zonder een verstoorde geest; sukheṣu — in geluk; vigata-spṛhaḥ — zonder geïnteresseerd te zijn; vīta — vrij van; rāga — gehechtheid; bhaya — angst; krodhaḥ — en woede; sthita-dhīḥ — van wie de geest onbewogen is; muniḥ — een wijze; ucyate — wordt genoemd.

Traducción

Vertaling

Aquel cuya mente no se perturba ni siquiera en medio de las tres clases de sufrimientos, ni se alboroza en los momentos de felicidad, y que está libre de apego, temor e ira, se dice que es un sabio de mente estable.

Wiens geest niet verstoord raakt te midden van de drie soorten leed of wie zich niet verheugt tijdens geluk en wie vrij is van gehechtheid, angst en woede, wordt een wijze met een onwankelbare geest genoemd.

Significado

Betekenisverklaring

La palabra muni significa «aquel que se puede agitar la mente de diversas maneras en aras de la especulación mental, sin llegar a una conclusión concreta». Se dice que cada muni tiene un punto de vista diferente, y, a menos que un muni difiera de los demás munis, no puede ser llamado muni en el sentido estricto de la palabra. Nāsāv ṛṣir yasya mataṁ na bhinnam (Mahābhārata Vana-parva 313.117). Pero un sthita-dhīr muni, como lo menciona aquí el Señor, es diferente de un muni ordinario. El sthita-dhīr muni siempre se halla en estado de conciencia de Kṛṣṇa, pues ha agotado todas sus posibilidades de especulación creativa. Él recibe el nombre de praśanta-niḥśesa-mano-rathāntara (Stotra-ratna 43), o aquel que ha superado la etapa de las especulaciones mentales y que ha llegado a la conclusión de que el Señor Śrī Kṛṣṇa, o Vāsudeva, lo es todo, (vāsudevaḥ sarvam iti sa mahātmā su-durlabaḥ). A él se lo conoce como un muni de mente fija. A una persona tan plenamente consciente de Kṛṣṇa no la perturban en absoluto las embestidas de las tres clases de sufrimientos, pues considera que todos los sufrimientos constituyen la misericordia del Señor, creyéndose únicamente merecedor de más problemas, debido a sus fechorías pasadas. Y él ve que, por la gracia del Señor, sus sufrimientos se reducen al mínimo. De modo similar, cuando él está feliz, le atribuye el mérito de ello al Señor, considerándose indigno de la felicidad. Él se da cuenta de que solo por la gracia del Señor se encuentra en una condición así de cómoda, y con la posibilidad de prestarle al Señor un mejor servicio. Y, en relación con el servicio del Señor, siempre es osado y activo, y no se deja influenciar por el apego o la aversión. Apego significa aceptar cosas para la complacencia de los sentidos, y desapego es la ausencia de esa clase de apego sensual. Pero aquel que está fijo en el estado de conciencia de Kṛṣṇa, no tiene ni apego ni desapego, porque su vida está dedicada al servicio del Señor. Como consecuencia de ello, él no se enfurece en absoluto cuando sus esfuerzos fracasan. Éxito o fracaso, la persona consciente de Kṛṣṇa siempre es estable en su determinación.

Het woord ‘muni’ heeft betrekking op iemand die zijn geest op verschillende manieren weet te stimuleren tot speculeren, zonder daadwerkelijk tot een conclusie te komen. Er wordt gezegd dat iedere muni een ander standpunt heeft en als een muni niet van mening verschilt met andere muni’s, dan kan hij strikt genomen geen muni worden genoemd. Nāsāv ṛṣir yasya mataṁ na bhinnam (Mahābhārata, Vana-parva 313.117). Maar een sthita-dhīr muni, waarover de Heer hier spreekt, verschilt van een gewone muni. De sthita-dhīr muni of een muni met een vastberaden geest, is altijd in Kṛṣṇa-bewustzijn, omdat al zijn activiteiten van creatief speculeren uitgeput zijn. Hij wordt praśānta-niḥśeṣa-mano-rathāntara genoemd (Stotra-ratna 43) of iemand die het stadium van mentale speculaties voorbij is en tot de conclusie is gekomen dat Heer Kṛṣṇa of Vāsudeva alles is (vāsudevaḥ sarvam iti sa mahātmā su-durlabhaḥ). Hij wordt een muni met een standvastige geest genoemd.

Zo’n persoon die volledig Kṛṣṇa-bewust is, raakt niet in het minst verward door de aanvallen van de drie soorten ellende, omdat hij alle ellende als de genade van de Heer ziet en denkt dat hij eigenlijk nog meer problemen verdient door zijn slechte daden. Hij ziet dat zijn ellende door de genade van de Heer is teruggebracht tot een minimum. En wanneer hij gelukkig is, dan weet hij dat dit ook van de Heer komt en hij denkt dan dat hij zulk geluk niet waardig is; hij beseft dat de comfortabele situatie waarin hij verkeert de genade van de Heer is waardoor hij zijn dienst aan de Heer beter kan doen. En tijdens het dienen van de Heer is hij moedig en actief en hij wordt niet beïnvloed door gehechtheid en afkeer. Gehechtheid betekent dat dingen aanvaard worden voor iemands eigen zinsbevrediging en afkeer is de afwezigheid van zulke zinnelijke gehechtheid. Maar wie verankerd is in Kṛṣṇa-bewustzijn heeft geen gehechtheid en evenmin afkeer, omdat zijn leven gewijd is aan dienst aan de Heer; daardoor wordt hij nooit kwaad wanneer zijn pogingen niet succesvol zijn. Succes of geen succes, een Kṛṣṇa-bewust persoon blijft altijd vastberaden.