Skip to main content

TEXT 55

Bg 2.55

Texto

Tekst

śrī-bhagavān uvāca
prajahāti yadā kāmān
sarvān pārtha mano-gatān
ātmany evātmanā tuṣṭaḥ
sthita-prajñas tadocyate
śrī-bhagavān uvāca
prajahāti yadā kāmān
sarvān pārtha mano-gatān
ātmany evātmanā tuṣṭaḥ
sthita-prajñas tadocyate

Palabra por palabra

Synoniemen

śrī-bhagavān uvāca — la Suprema Personalidad de Dios dijo; prajahāti — abandona; yadā — cuando; kāmān — deseos de complacer los sentidos; sarvān — de todas las variedades; pārtha — ¡oh, hijo de Pṛthā!; manaḥ-gatān — de la invención mental; ātmani — en el estado puro del alma; eva — indudablemente; ātmanā — mediante la mente purificada; tuṣṭaḥ — satisfecho; sthita-prajña — situado en un estado trascendental; tadā — en ese momento; ucyate — se dice.

śrī-bhagavān uvāca — de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei; prajahāti — geeft op; yadā — wanneer; kāmān — verlangens naar zinsbevrediging; sarvān — van allerlei soorten; pārtha — o zoon van Pṛthā; manaḥ-gatān — van gedachtespinsels; ātmani — in de zuivere staat van de ziel; eva — zeker; ātmanā — door de gezuiverde geest; tuṣṭaḥ — tevreden; sthita-prajñaḥ — op een transcendentaal niveau bevindend; tadā — dan; ucyate — wordt gezegd.

Traducción

Vertaling

La Suprema Personalidad de Dios dijo: ¡Oh, Pārtha!, se dice que un hombre se halla en estado de conciencia trascendental pura, cuando abandona todas las variedades de deseos de complacer los sentidos, deseos que surgen de la invención mental, y cuando su mente, purificada de ese modo, encuentra satisfacción únicamente en el ser.

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: O Pārtha, wanneer iemand het verlangen naar alle soorten van zinsbevrediging, die voortkomen uit gedachtespinsels, opgeeft en wanneer de geest, daardoor gezuiverd, alleen voldoening vindt in het zelf, dan wordt van hem gezegd dat hij zich in zuiver transcendentaal bewustzijn bevindt.

Significado

Betekenisverklaring

El Bhāgavatam afirma que cualquier persona que se halle en estado de plena conciencia de Kṛṣṇa, o plenamente dedicada al servicio devocional del Señor, tiene todas las buenas cualidades de los grandes sabios, mientras que una persona que no está en una posición trascendental semejante no tiene ninguna buena cualidad, porque es seguro que se está refugiando en sus propias invenciones mentales. Aquí se dice, pues, con propiedad, que uno tiene que abandonar todas las clases de deseos sensuales manufacturados por la invención mental. Dichos deseos sensuales no se pueden evitar de un modo artificial. Pero si uno está dedicado al proceso de conciencia de Kṛṣṇa, entonces los deseos de los sentidos se apaciguan automáticamente, sin necesidad de esfuerzos adicionales. Por consiguiente, uno tiene que dedicarse al cultivo de conciencia de Kṛṣṇa sin vacilación, pues ese servicio devocional lo ayudará al instante a elevarse al plano de conciencia trascendental. El alma sumamente evolucionada siempre permanece satisfecha en sí misma, por el hecho de reconocerse como el servidor eterno del Señor Supremo. Una persona que esté en una posición tan trascendental como esa, no tiene deseos sensuales que se deriven del materialismo mezquino, sino que, más bien, siempre permanece feliz en su posición natural de servir eternamente al Señor Supremo.

Het Bhāgavatam bevestigt dat ieder persoon die volledig Kṛṣṇa-bewust is of uitsluitend bezig is met devotionele dienst aan de Heer, alle goede eigenschappen van de grote wijzen bezit, terwijl een persoon die zich niet in een transcendentale positie bevindt geen goede kwalificaties heeft, omdat hij ongetwijfeld zijn toevlucht zal zoeken in zijn eigen gedachtespinsels. Er wordt hier dan ook terecht gezegd dat men alle soorten zinsbevrediging, die voortkomen uit gedachtespinsels, moet opgeven. Zulke zinnelijke verlangens kunnen niet kunstmatig gestopt worden, maar als men bezig is met Kṛṣṇa-bewustzijn, dan zullen deze zinnelijke verlangens, zonder externe inspanningen, vanzelf afnemen. Men moet zich daarom zonder te aarzelen toeleggen op het Kṛṣṇa-bewustzijn, omdat deze devotionele dienst iemand onmiddellijk op het niveau van transcendentaal bewustzijn zal brengen. Een zeer gevorderde ziel zal altijd tevreden zijn in zichzelf, doordat hij beseft dat hij een eeuwige dienaar is van de Allerhoogste Heer. Wie zich op zo’n transcendentaal niveau bevindt, heeft geen verlangens die het gevolg zijn van kleingeestig materialisme, integendeel, hij blijft altijd gelukkig in zijn natuurlijke positie waarin hij de Allerhoogste Heer eeuwig dient.