Skip to main content

TEXT 16

TEXT 16

Texto

Tekst

aneka-citta-vibhrāntā
moha-jāla-samāvṛtāḥ
prasaktāḥ kāma-bhogeṣu
patanti narake ’śucau
aneka-citta-vibhrāntā
moha-jāla-samāvṛtāḥ
prasaktāḥ kāma-bhogeṣu
patanti narake ’śucau

Palabra por palabra

Synoniemen

aneka — numerosas; citta — por ansiedades; vibhrāntāḥ — perplejos; moha — de ilusiones; jāla — por una red; samāvṛtāḥ — rodeados; prasaktāḥ — apegados; kāma-bhogeṣu — al goce de los sentidos; patanti — se deslizan; narake — al infierno; aśucau — impuro.

aneka — talloze; citta — door zorgen; vibhrāntāḥ — verbijsterd; moha — van illusies; jāla — door een netwerk; samāvṛtāḥ — omgeven; prasaktāḥ — gehecht; kāma-bhogeṣu — aan zinsbevrediging; patanti — ze zakken omlaag; narake — naar de hel; aśucau — onzuivere.

Traducción

Vertaling

Perplejos así por diversas ansiedades y atados por una red de ilusiones, ellos se apegan demasiado al disfrute de los sentidos y caen en el infierno.

Zo door talloze angsten verbijsterd en verstrikt in een netwerk van illusies, raken ze te sterk gehecht aan zinsbevrediging en glijden ze af naar de hel.

Significado

Betekenisverklaring

El hombre demoníaco no le ve límites a su deseo de adquirir dinero. Ese deseo es ilimitado. Él solo piensa en cuánto capital tiene en el momento, y elabora planes para poner a producir esa riqueza cada vez más. Por esa razón, él no vacila en actuar de cualquier manera pecaminosa, y, en consecuencia, trafica en el mercado negro en aras de un goce ilícito. Él está enamorado de las posesiones que ya tiene, tales como la tierra, la familia, la casa y el saldo bancario, y siempre está haciendo planes para mejorarlas. Él cree en su propia fuerza, y no sabe que todo lo que gana se debe a sus buenas acciones pasadas. A él se le da la oportunidad de acumular esas cosas, pero él no tiene ningún concepto acerca de las causas pasadas. Él tan solo piensa que toda su riqueza se debe a su propio esfuerzo. La persona demoníaca cree en la fuerza de su trabajo personal, no en la ley del karma. Según la ley del karma, un hombre nace en una familia de clase alta, o se vuelve rico, o muy bien preparado, o muy atractivo, debido a un buen trabajo realizado en el pasado. La persona demoníaca cree que todas esas cosas son accidentales y se deben a la fuerza de su habilidad personal. Ella no percibe que exista ninguna disposición tras todas las variedades de personas, belleza y educación que hay. Todo el que se ponga a competir con esa clase de hombre demoníaco, es enemigo de él. Hay mucha gente demoníaca, y cada uno de ellos es enemigo de los demás. Esa enemistad se vuelve cada vez más profunda: entre personas, luego entre familias, luego entre sociedades, y, finalmente, entre naciones. Por eso hay una constante contienda, guerra y enemistad por todas partes del mundo.

Het verlangen van een demonisch persoon om geld te vergaren is onbegrensd. Het enige waaraan hij denkt is wat zijn bezit nu waard is en hoe hij die rijkdom meer en meer kan laten toenemen. Om dat te bereiken deinst hij voor geen enkele zondige activiteit terug en handelt hij op de zwarte markt om op een illegale manier voldoening te krijgen. Hij wordt helemaal in beslag genomen door de bezittingen diehij al heeft, zoals landgoed, gezin, huis en banksaldo, en hij maakt voortdurend plannen om dat alles te verbeteren. Hij vertrouwt op zijn eigen kracht, maar weet niet dat alle winst die hij maakt het gevolg is van zijn goede daden in het verleden. Hij krijgt de gelegenheid zulke dingen te verzamelen, maar hij heeft er geen idee van welke vroegere oorzaken eraan ten grondslag liggen. Hij denkt simpelweg dat hij zijn hele rijkdom door zijn eigen inspanningen heeft verdiend.

Een demonisch persoon vertrouwt dus op de kracht van zijn eigen werk en niet op de wet van karma. Volgens de wet van karma wordt men door goede activiteiten in het verleden in een voorname familie geboren of men wordt rijk of heel geleerd of heel mooi. Zij die demonisch zijn, denken dat al deze dingen toeval zijn of het gevolg van persoonlijk vermogen en persoonlijke vaardigheid. Ze hebben geen enkel besef van de organisatie achter alle verscheidenheid in mensen, schoonheid en geleerdheid.

Iedereen die wedijvert met een demonisch persoon, is zijn vijand. Er zijn veel demonische mensen en ze zijn allemaal vijanden van elkaar. Deze vijandigheid neemt voortdurend toe; eerst tussen personen, dan tussen families, vervolgens tussen gemeenschappen en uiteindelijk tussen landen. Daarom heerst er altijd strijd, oorlog en vijandigheid over de hele wereld.

Cada persona demoníaca cree que puede vivir a costa de todos los demás. Por lo general, la persona demoníaca piensa de sí misma que es el Dios Supremo, y un predicador demoníaco les dice a sus seguidores: «¿Por qué están buscando a Dios en otra parte? ¡Todos ustedes son Dios! Pueden hacer todo lo que gusten. No crean en Dios. Desechen a Dios. Dios está muerto». Eso es lo que predican los seres demoníacos.

Ieder demonisch persoon denkt dat hij kan leven ten koste van anderen. Over het algemeen denkt hij dat hij de Allerhoogste God Zelf is en een demonische prediker zal zijn volgelingen het volgende zeggen: ‘Waarom zoek je God ergens anders? Jullie zijn zelf God! Jullie kunnen alles doen wat jullie maar willen. Geloof niet in God. Verwerp God. God is dood.’ Dat zijn de predikingen van demonen.

Aunque la persona demoníaca ve que hay otras personas igual de ricas e influyentes que ella o aun más, no obstante piensa que no hay nadie que sea más rico ni más influyente que ella. En lo que concierne a la promoción al sistema planetario superior, ella no cree en la ejecución de yajñas, o sacrificios. Los demonios piensan que van a crear su propio proceso de yajña y preparar una máquina con la cual serán capaces de ir a cualquier planeta superior. El mejor ejemplo de esa clase de hombre demoníaco lo fue Rāvaṇa. Él le ofreció a la gente un programa por el cual construiría una escalera para que cualquiera pudiera ir a los planetas celestiales sin realizar sacrificios, tales como los que se prescriben en los Vedas. De igual modo, en la era actual esos hombres demoníacos se están esforzando por llegar a los sistemas planetarios superiores mediante dispositivos mecánicos. Esos son ejemplos de confusión. El resultado de ello es que, sin saberlo, se están deslizando hacia el infierno. Aquí, la palabra sánscrita moha-jāla es muy significativa. Jāla significa «red»; al igual que peces atrapados en una red, ellos no tienen ninguna manera de salirse.

Hoewel een demonisch persoon anderen ziet die net zo rijk en machtig zijn of zelfs rijker en machtiger, toch denkt hij dat niemand rijker en invloedrijker is dan hij. Hij gelooft niet in het verrichten van yajña’s of offers voor promotie naar een hoger planetenstelsel. Demonen denken dat ze hun eigen methode van yajña kunnen verzinnen en een machine kunnen construeren waardoor ze in staat zullen zijn om welke hogere planeet dan ook te bereiken. Het beste voorbeeld van zo’n demonisch persoon is Rāvaṇa. Hij legde de mensen het plan voor om een trap te maken, waardoor iedereen de hemelse planeten kon bereiken zonder de offers te verrichten die in de Veda’s worden beschreven. Op dezelfde manier zijn er tegenwoordig net zulke demonische mensen die de hogere planetenstelsels proberen te bereiken door mechanische middelen. Dit zijn voorbeelden van verwarring. Het resultaat is dat ze afglijden naar de hel zonder dat ze het zelf in de gaten hebben. Het sanskrietwoord ‘moha-jāla’ is hier heel belangrijk. Jāla betekent ‘net’; er bestaat voor hen geen uitweg, ze zijn als vissen gevangen in een net.