Skip to main content

TEXT 25

TEXT 25

Texto

Tekst

dhyānenātmani paśyanti
kecid ātmānam ātmanā
anye sāṅkhyena yogena
karma-yogena cāpare
dhyānenātmani paśyanti
kecid ātmānam ātmanā
anye sāṅkhyena yogena
karma-yogena cāpare

Palabra por palabra

Synoniemen

dhyānena — por medio de la meditación; ātmani — dentro del ser; paśyanti — ven; kecit — algunos; ātmānam — la Superalma; ātmanā — por medio de la mente; anye — otros; sāṅkhyena — de la discusión filosófica; yogena — por medio del sistema de yoga; karma-yogena — por medio de las actividades sin deseo fruitivo; ca — también; apare — otros.

dhyānena — door meditatie; ātmani — in het zelf; paśyanti — zien; kecit — sommigen; ātmānam — de Superziel; ātmanā — met de geest; anye — anderen; sāṅkhyena — door filosofische discussie; yogena — door middel van het yoga-stelsel; karma-yogena — door activiteiten die niet resultaatgericht zijn; ca — en; apare — anderen.

Traducción

Vertaling

Algunos perciben a través de la meditación a la Superalma que se encuentra dentro de ellos, otros a través del cultivo de conocimiento, y aun otros a través del trabajo sin deseos fruitivos.

Sommigen zien de Superziel in hun hart door middel van meditatie, anderen door het cultiveren van kennis en weer anderen door te handelen zonder zelfzuchtige verlangens.

Significado

Betekenisverklaring

El Señor le informa a Arjuna que, en lo que se refiere al hombre y su búsqueda de la autorrealización, las almas condicionadas se pueden dividir en dos grupos. Aquellos que son ateos, agnósticos y escépticos, están más allá del sentido de la comprensión espiritual. Pero hay otros que son fieles en su comprensión de la vida espiritual, y a ellos se los conoce como devotos introspectivos, filósofos y trabajadores que han renunciado a los resultados fruitivos. A aquellos que siempre tratan de establecer la doctrina del monismo, también se los cuenta entre los ateos y agnósticos. En otras palabras, solo los devotos de la Suprema Personalidad de Dios son verdaderamente aptos para el entendimiento espiritual, porque ellos entienden que, más allá de esta naturaleza material, se encuentran el mundo espiritual y la Suprema Personalidad de Dios, quien se expande como Paramātmā, la Superalma que está en todos, la Divinidad omnipresente. Desde luego, también existen aquellos que tratan de entender a la Suprema Verdad Absoluta por medio del cultivo de conocimiento, y a ellos se los puede contar entre los de la clase de los fieles. Los filósofos sāṅkhya descomponen este mundo material en veinticuatro elementos, y colocan al alma individual como el elemento número veinticinco. Cuando ellos sean capaces de entender que la naturaleza del alma espiritual es trascendental a los elementos materiales, también serán capaces de entender que por encima del alma individual se encuentra la Suprema Personalidad de Dios. Él es el vigésimo sexto elemento. Así pues, gradualmente, ellos también llegan al plano del servicio devocional con conciencia de Kṛṣṇa. Aquellos que trabajan sin resultados fruitivos también tienen una actitud perfecta. A ellos se les da la oportunidad de avanzar hasta el plano del servicio devocional con conciencia de Kṛṣṇa. Aquí se afirma que hay cierta gente que tiene la conciencia pura y que trata de encontrar a la Superalma por medio de la meditación, y cuando ellos descubren a la Superalma dentro de sí mismos, se sitúan en el plano trascendental. De igual modo, hay otros que también tratan de entender al Alma Suprema mediante el cultivo de conocimiento, y hay otros que cultivan el sistema de haṭha-yoga y que tratan de satisfacer a la Suprema Personalidad de Dios por medio de actividades infantiles.

De Heer laat Arjuna weten dat de geconditioneerde zielen in twee categorieën kunnen worden onderverdeeld in verband met de zoektocht van de mens naar zelfrealisatie. Zij die atheïsten, agnostici en sceptici zijn, hebben geen besef van spiritualiteit. Maar er zijn anderen die wel een begrip van het spirituele leven hebben en die vol vertrouwen zijn; zij zijn de introspectieve toegewijden, de filosofen en de werkers die zich van de resultaten van resultaatgerichte activiteiten onthecht hebben. Zij die altijd proberen de theorie van het monisme te vestigen, worden ook tot de atheïsten en agnostici gerekend.

De toegewijden van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods hebben het diepste spirituele begrip, omdat ze begrijpen dat er voorbij deze materiële natuur een spirituele wereld is met de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, die Zich geëxpandeerd heeft als Paramātmā, de Superziel, de alomtegenwoordige God, die aanwezig is in iedereen. Natuurlijk zijn er personen die de Absolute Waarheid proberen te begrijpen door het cultiveren van kennis en zij kunnen gerekend worden tot de categorie van degenen die vertrouwen hebben.

De sāṅkhya-filosofen analyseren de materiële wereld en delen haar op in vierentwintig elementen; de individuele ziel beschouwen ze als het vijfentwintigste element. Wanneer ze inzien dat het wezen van de individuele ziel ontstegen is aan de materiële elementen, zullen ze in staat zijn te begrijpen dat de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods boven de individuele ziel staat. Hij is het zesentwintigste element. Op die manier komen ze geleidelijk aan tot het niveau van Kṛṣṇa-bewustzijn. De mentaliteit van degenen die werken zonder gehechtheid aan de resultaten van hun activiteiten, is ook volmaakt; ze krijgen de kans om vooruitgang te maken en tot het niveau van devotionele dienst in Kṛṣṇa-bewustzijn te komen.

In dit vers wordt gesteld dat bepaalde mensen een zuiver bewustzijn hebben en door meditatie de Superziel in zichzelf proberen te ontdekken; wanneer zij de Superziel ontdekken, komen ze ook op een transcendentaal niveau. En dan zijn er nog anderen die de Allerhoogste Ziel proberen te begrijpen door kennis te cultiveren, en weer anderen wijden zich aan het haṭha-yoga-systeem en proberen de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods tevreden te stellen met kinderachtige activiteiten.