Skip to main content

TEXT 5

TEXT 5

Texto

Tekst

kleśo ’dhika-taras teṣām
avyaktāsakta-cetasām
avyaktā hi gatir duḥkhaṁ
dehavadbhir avāpyate
kleśo ’dhika-taras teṣām
avyaktāsakta-cetasām
avyaktā hi gatir duḥkhaṁ
dehavadbhir avāpyate

Palabra por palabra

Synoniemen

kleśaḥ — problema; adhika-taraḥ — mucho; teṣām — de ellos; avyakta — a lo no manifestado; āsakta — apegado; cetasām — de aquellos cuya mente; avyaktā — hacia lo no manifestado; hi — ciertamente; gatiḥ — progreso; duḥkham — con dificultad; deha-vadbhiḥ — por los encarnados; avāpyate — se logra.

kleśaḥ — moeilijkheid; adhika-taraḥ — heel erg; teṣām — van hen; avyakta — aan het ongemanifesteerde; āsakta — gehecht; cetasām — zij van wie de geest; avyaktā — naar het ongemanifesteerde; hi — zeker; gatiḥ — vooruitgang; duḥkham — met moeite; deha-vadbhiḥ — door de belichaamde; avāpyate — wordt bereikt.

Traducción

Vertaling

Para aquellos que tienen la mente apegada al aspecto no manifestado e impersonal del Supremo, el adelanto es muy penoso. Progresar en esa disciplina siempre es difícil para aquellos que están encarnados.

Voor personen van wie de geest gehecht is aan het ongemanifesteerde, onpersoonlijke aspect van de Allerhoogste, is het zeer moeizaam om vooruitgang te maken. Vorderingen maken langs die weg is altijd moeilijk voor hen die belichaamd zijn.

Significado

Betekenisverklaring

Los trascendentalistas que siguen la senda del aspecto impersonal, no manifestado e inconcebible del Señor Supremo, reciben el nombre de jñāna-yogīs, y las personas que se hallan en pleno estado de conciencia de Kṛṣṇa, dedicadas al servicio devocional del Señor, reciben el nombre de bhakti-yogīs. Ahora bien, aquí se expresa de un modo categórico la diferencia que hay entre el jñāna-yoga y el bhakti-yoga. El proceso de jñāna-yoga, aunque en fin de cuentas lo lleva a uno a la misma meta, es muy dificultoso, mientras que el sendero del bhakti-yoga, el proceso de estar al servicio directo de la Suprema Personalidad de Dios, es más sencillo y natural para el alma encarnada. El alma individual está encarnada desde tiempo inmemorial. Para ella es muy difícil entender simplemente de un modo teórico que no es el cuerpo. Por lo tanto, el bhakti-yogī acepta la Deidad de Kṛṣṇa como venerable, debido a que en la mente hay cierto concepto corporal fijo que de ese modo puede ser aplicado. Claro que, la adoración de la Suprema Personalidad de Dios en la forma que Él tiene en el templo no es idolatría. En la literatura védica se constata que la adoración puede ser saguṇa y nirguṇa: del Supremo con atributos o sin ellos. La adoración de la Deidad del templo es adoración saguṇa, ya que al Señor se lo representa con cualidades materiales. Pero la forma del Señor, aunque se represente por medio de elementos materiales tales como la piedra, la madera o un óleo, no es de hecho material. Esa es la naturaleza absoluta del Señor Supremo.

De groep van transcendentalisten die het pad van het ondenkbare, ongemanifesteerde, onpersoonlijke aspect van de Allerhoogste Heer volgen, worden jñāna-yogī’s genoemd, en personen die volledig Kṛṣṇa-bewust zijn en devotionele dienst aan de Heer verrichten, worden bhakti-yogī’s genoemd. Het verschil tussen jñāna-yoga en bhakti-yoga wordt hier exact beschreven. Het proces van jñāna-yoga is heel moeilijk, ook al leidt het uiteindelijk tot hetzelfde doel, terwijl het pad van bhakti-yoga, het proces waarbij men direct de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods dient, voor de belichaamde ziel gemakkelijker en natuurlijker is.

De individuele ziel is sinds onheuglijke tijden belichaamd. Het is erg moeilijk voor haar om enkel theoretisch te begrijpen dat ze niet het lichaam is. De bhakti-yogī aanvaardt daarom de Beeldgedaante van Kṛṣṇa als vererenswaardig, omdat er in de geest een lichamelijke opvatting verankerd ligt, die zo haar toepassing vindt. Het vereren van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods in Zijn gedaante in de tempel is natuurlijk geen afgodsverering. In de Vedische literatuur zijn er bewijzen te vinden dat verering saguṇa of nirguṇa kan zijn; dat wil zeggen dat de Allerhoogste respectievelijk wel en geen kenmerken heeft. Het vereren van de Beeldgedaante in de tempel is saguṇa-verering, want de Heer wordt er vertegenwoordigd door materiële elementen. Maar hoewel de gedaante van de Heer vertegenwoordigd wordt door materiële elementen, zoals steen, hout of olieverf, is deze in werkelijkheid niet materieel. Dat is de absolute aard van de Allerhoogste Heer.

En relación con esto se puede dar un ejemplo de la vida diaria. En la calle hay unos buzones de correo, y si ponemos en ellos nuestras cartas, es seguro que estas llegarán a su destino sin dificultades. Pero un buzón antiguo, o uno de imitación que encontremos en alguna parte y que no esté autorizado por la oficina de correos, no servirá. De igual manera, Dios tiene una representación autorizada en la forma de la Deidad, que se denomina arcā-vigraha. Ese arcā-vigraha es una encarnación del Señor Supremo. Dios aceptará a través de esa forma el servicio que se le preste a Él. El Señor es omnipotente, todopoderoso; por lo tanto, mediante Su encarnación arcā-vigraha puede aceptar los servicios del devoto, tan solo para la conveniencia del hombre que se encuentra en la vida condicionada.

Een globaal voorbeeld kan dit verduidelijken. Op straat komen we verscheidene brievenbussen tegen en wanneer we onze brieven in die bussen doen, zullen ze zonder problemen naar hun bestemming worden gebracht. Maar deze functie zal niet worden vervuld door zomaar een oude doos of een namaakbrievenbus die niet door het postkantoor erkend wordt. Op dezelfde manier heeft God een erkende vertegenwoordiger in de vorm van Zijn Beeldgedaante, die arcā-vigraha wordt genoemd. Deze arcā-vigraha is een incarnatie van de Allerhoogste Heer en God aanvaardt door deze gedaante diensten. De Heer is almachtig. Daarom kan Hij door deze incarnatie als arcā-vigraha de diensten van de toegewijde aanvaarden om het de geconditioneerde zielen gemakkelijk te maken.

Así que para el devoto no hay ninguna dificultad en dirigirse al Supremo inmediata y directamente, pero para aquellos que están siguiendo el camino impersonal hacia la iluminación espiritual, el sendero es difícil. Ellos tienen que entender la representación no manifestada del Supremo a través de Escrituras védicas tales como los Upaniṣads, y tienen que aprender el idioma, entender los sentimientos que no se perciben, y comprender a la perfección todos esos procesos. Eso no es algo muy sencillo para un hombre común. La persona consciente de Kṛṣṇa, dedicada al servicio devocional, simplemente por la guía del maestro espiritual genuino, simplemente por ofrecerle reverencias a la Deidad tal como se estipula, simplemente por oír hablar de las glorias del Señor y simplemente por comer los remanentes de la comida que se le ofrece al Señor, llega a comprender de un modo muy fácil a la Suprema Personalidad de Dios. No hay ninguna duda de que los impersonalistas están emprendiendo sin necesidad un sendero penoso, con el riesgo de que al final de todo no lleguen a la plena comprensión de la Verdad Absoluta. Pero el personalista, sin ningún riesgo, problema ni dificultad, se dirige a la Personalidad Suprema directamente. En el Śrīmad-Bhāgavatam aparece un pasaje similar. Ahí se declara que si en fin de cuentas hay que entregarse a la Suprema Personalidad de Dios (este proceso de entrega se denomina bhakti), pero en vez de ello uno se toma la molestia de tratar de entender lo que es Brahman y lo que no lo es, y emplea toda su vida de ese modo, el resultado de ello es sencillamente una molestia. Por lo tanto, aquí se aconseja que uno no vaya por ese sendero difícil de la autorrealización, ya que el resultado final es incierto.

Het is voor een toegewijde dus niet moeilijk om de Allerhoogste onmiddellijk en rechtstreeks te benaderen, maar voor hen die de onpersoonlijke methode van spirituele bewustwording volgen, is het pad uiterst moeilijk. Ze moeten de ongemanifesteerde vertegenwoordiging van de Allerhoogste door Vedische teksten als de upaniṣads begrijpen, de taal leren, gevoelens begrijpen die niet op waarneming gebaseerd zijn en ze moeten al deze processen verwezenlijken. Dit is voor een gewoon mens niet zo gemakkelijk.

Een Kṛṣṇa-bewust persoon die devotionele dienst verricht, kan zich heel gemakkelijk bewust worden van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, eenvoudig door begeleiding van de bonafide spiritueel leraar, eenvoudig door de Beeldgedaante op de voorgeschreven manier eerbetuigingen te brengen, eenvoudig door over de roem van de Heer te horen en eenvoudig door de overblijfselen van het voedsel dat aan de Heer geofferd is te eten. Het is ongetwijfeld zo dat impersonalisten onnodig een zeer moeilijk pad volgen, met als risico dat ze uiteindelijk niet tot bewustwording van de Absolute Waarheid komen. Maar de personalist benadert de Allerhoogste Persoonlijkheid rechtstreeks zonder risico, problemen of moeilijkheden. In het Śrīmad-Bhāgavatam staat iets soortgelijks. Er wordt daarin gezegd dat als men zich uiteindelijk aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods moet overgeven (dit proces van overgave wordt bhakti genoemd), maar zich in plaats daarvan inspant om te begrijpen wat wel en wat niet Brahman is en zijn hele leven op die manier doorbrengt, dat het resultaat dan zonder meer problemen geeft. Daarom wordt hier aangeraden zich niet op dit problematische pad van zelfrealisatie toe te leggen, omdat het uiteindelijke resultaat onzeker is.

La entidad viviente es eternamente un alma individual, y si ella quiere fundirse en el todo espiritual, puede que logre comprender los aspectos de eternidad y conocimiento de su naturaleza original, pero no comprenderá la porción de la dicha. Por la gracia de un devoto, esa clase de trascendentalista, sumamente entendido en el proceso de jñāna-yoga, puede llegar al plano del bhakti-yoga, o el servicio devocional. En ese momento, la larga práctica del impersonalismo también se vuelve una fuente de problemas, porque él no puede abandonar la idea. De modo que, el alma encarnada siempre está en dificultades con lo no manifiesto, tanto en el momento de la práctica, como en el momento de lograr la comprensión. Cada alma viviente es independiente de una manera parcial, y uno debe saber con toda certeza que esa comprensión de lo no manifestado va en contra de la naturaleza de su bienaventurado ser espiritual. Uno no debe emprender ese proceso. Para cada entidad viviente individual, el proceso de conciencia de Kṛṣṇa, que implica el dedicarse plenamente al servicio devocional, es el mejor camino. Si uno quiere hacer caso omiso de ese servicio devocional, existe el peligro de caer en el ateísmo. Así pues, este proceso de centrar la atención en lo no manifestado, lo inconcebible, lo que se encuentra más allá del alcance de los sentidos, tal como ya se expresó en este verso, jamás debe fomentarse, especialmente en esta era. El Señor Kṛṣṇa no lo aconseja.

Een levend wezen is eeuwig een individuele ziel en wanneer het wil opgaan in het spirituele geheel, dan zou het tot een besef van het eeuwigheids- en kennisaspect van zijn oorspronkelijke aard kunnen komen, maar niet tot een besef van het gelukzaligheidaspect. Door de genade van een toegewijde kan zo’n transcendentalist, die heel geleerd is in het proces van jñāna-yoga, tot bhakti-yoga, devotionele dienst, komen. Op dat moment wordt zijn langdurige beoefening van het impersonalisme ook problematisch, want hij is niet in staat om het idee op te geven. Een belichaamde ziel heeft het daarom altijd moeilijk met het ongemanifesteerde, zowel tijdens die beoefening als op het moment van bewustwording.

Iedere levende ziel is gedeeltelijk onafhankelijk en men moet ervan doordrongen zijn dat bewustwording van het ongemanifesteerde tegen de natuur van zijn spirituele, gelukzalige zelf ingaat. Men moet zich niet toeleggen op dit proces. Het proces van Kṛṣṇa-bewustzijn, dat wil zeggen volledig opgaan in devotionele dienst, is daarentegen het beste pad voor ieder individueel levend wezen. Wie deze devotionele dienst negeert, loopt gevaar een atheïst te worden. Het proces waarbij de aandacht alleen wordt gericht op het ongemanifesteerde, het ondenkbare, op dat wat zich buiten het bereik van de zintuigen bevindt, moet, zoals in dit vers al werd aangegeven, nooit worden aangemoedigd, zeker niet in deze tijd. Heer Kṛṣṇa raadt het niet aan.