Skip to main content

TEXT 20

TEXT 20

Texto

Tekst

ye tu dharmāmṛtam idaṁ
yathoktaṁ paryupāsate
śraddadhānā mat-paramā
bhaktās te ’tīva me priyāḥ
ye tu dharmāmṛtam idaṁ
yathoktaṁ paryupāsate
śraddadhānā mat-paramā
bhaktās te ’tīva me priyāḥ

Palabra por palabra

Synoniemen

ye — aquellos que; tu — pero; dharma — de la religión; amṛtam — néctar; idam — este; yathā — como; uktam — dicho; paryupāsate — se dedican completamente; śraddadhānāḥ — con fe; mat-paramāḥ — considerando que Yo, el Señor Supremo, lo soy todo; bhaktāḥ — devotos; te — ellos; atīva — muy; me — por Mí; priyāḥ — queridos.

ye — zij die; tu — maar; dharma — van religie; amṛtam — nectar; idam — deze; yathā — zoals; uktam — gesproken; paryupāsate — zich volledig toeleggen op; śraddadhānāḥ — met geloof, vertrouwen; mat-paramāḥ — Mij, de Allerhoogste Heer, als alles beschouwend; bhaktāḥ — toegewijden; te — zij; atīva — heel erg; me — Mij; priyāḥ — dierbaar.

Traducción

Vertaling

Aquellos que siguen este imperecedero sendero del servicio devocional y que con fe se dedican a él por entero, teniéndome a Mí como la meta suprema, son muy, muy queridos por Mí.

Zij die dit onvergankelijke pad van devotionele dienst volgen, die zich er vol vertrouwen volledig op toeleggen en Mij tot het hoogste doel maken, zijn Me zeer, zeer dierbaar.

Significado

Betekenisverklaring

En este capítulo, desde el verso 2 hasta el final —desde mayy āveśya mano ye mām («fijando la mente en Mí») hasta ye tu dharmāmṛtam idam («esta religión de la ocupación eterna»)—, el Señor Supremo ha explicado los procesos del servicio trascendental mediante los cuales uno puede dirigirse a Él. Esos procesos son muy queridos por el Señor, y Él acepta a una persona que se dedica a ellos. Arjuna hizo la pregunta de quién es mejor —aquel que se dedica al sendero del Brahman impersonal o aquel que se dedica al servicio personal de la Suprema Personalidad de Dios—, y el Señor le respondió tan explícitamente, que no hay ninguna duda de que el servicio devocional que se le presta a la Personalidad de Dios es el mejor de todos los procesos de iluminación espiritual. En otras palabras, en este capítulo se ha decidido que, a través de las buenas compañías se desarrolla en uno el apego al servicio devocional puro, en virtud de lo cual uno acude a un maestro espiritual genuino y por él comienza a oír, a cantar y a observar los principios regulativos del servicio devocional con fe, apego y devoción, y de ese modo uno se dedica al servicio trascendental del Señor. En este capítulo se recomienda ese sendero; por lo tanto, no hay ninguna duda de que el servicio devocional es el único sendero absoluto para la autorrealización, para conseguir a la Suprema Personalidad de Dios. La concepción impersonal de la Suprema Verdad Absoluta, tal como se describe en este capítulo, se recomienda únicamente hasta el momento en que uno se rinde en busca de la autorrealización. Dicho de otro modo, mientras uno no tenga la oportunidad de relacionarse con un devoto puro, la concepción impersonal puede ser beneficiosa. En medio de la concepción impersonal de la Verdad Absoluta, uno trabaja sin resultado fruitivo, medita y cultiva conocimiento para entender el espíritu y la materia. Eso es necesario mientras uno no tenga la compañía de un devoto puro. Por fortuna, si en uno se desarrolla directamente el deseo de dedicarse al proceso de conciencia de Kṛṣṇa a través del servicio devocional puro, no es necesario tener que ir mejorando por pasos en el campo de la iluminación espiritual. El servicio devocional, tal como se describe en los seis capítulos intermedios del Bhagavad-gītā, es más apropiado. No es necesario preocuparse por las cosas con las que se mantienen el cuerpo y el alma juntos, ya que, por la gracia del Señor, todo se da automáticamente.

In dit hoofdstuk, vanaf tekst twee tot het eind — van mayy āveśya mano ye mām (‘het concentreren van de geest op Mij’) tot ye tu dhar-māmṛtam idam (‘deze religie van eeuwige bezigheid’) — heeft de Allerhoogste Heer de methoden van transcendentale dienst uitgelegd om dichter bij Hem te komen. Zulke methoden zijn de Heer zeer dierbaar en Hij aanvaardt de persoon die deze methoden volgt.

Op de vraag van Arjuna wie beter is — hij die het pad van het onpersoonlijk Brahman volgt of hij die persoonlijke dienst aan de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods verricht — gaf de Heer hem zo’n duidelijk antwoord, dat er geen twijfel over kan bestaan dat devotionele dienst aan de Persoonlijkheid Gods de beste van alle methoden van spirituele bewustwording is. Met andere woorden, in dit hoofdstuk werd vastgesteld dat men door goed gezelschap gehechtheid aan zuivere devotionele dienst ontwikkelt; men aanvaardt daardoor een bonafide spiritueel leraar en begint met geloof, gehechtheid en devotie van hem te horen. Men begint te chanten en de regulerende principes van devotionele dienst te volgen, waardoor men betrokken raakt in transcendentale devotionele dienst aan de Heer. Dat is het pad dat in dit hoofdstuk wordt aangeraden. Er bestaat daarom geen twijfel over dat devotionele dienst het enige absolute pad is voor zelfrealisatie, voor het bereiken van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods.

Het concept van de onpersoonlijke Allerhoogste Absolute Waarheid, dat in dit hoofdstuk is beschreven, wordt aangeraden tot het moment dat men zich overgeeft aan zelfrealisatie. Met andere woorden, zolang men niet de kans heeft om met een zuivere toegewijde om te gaan, kan het onpersoonlijke concept nuttig zijn. Met het concept van een onpersoonlijke Absolute Waarheid zal men actief zijn zonder zelfzuchtige resultaten en zal men mediteren en kennis cultiveren om het spirituele en het materiële te begrijpen. Dit is noodzakelijk zolang men niet in het gezelschap van een zuivere toegewijde is. Maar als een fortuinlijk persoon direct een verlangen ontwikkelt om Kṛṣṇa-bewust te leven door zuivere devotionele dienst, dan hoeft hij geen stapsgewijze vorderingen in spirituele bewustwording te maken. Devotionele dienst, die in de middelste zes hoofdstukken van de Bhagavad-gītā beschreven is, is aangenamer. Men hoeft zich niet druk te maken over het veiligstellen van dingen om zijn lichaam en ziel bij elkaar te houden, omdat alles door de genade van de Heer vanzelf in orde komt.

Así terminan los significados de Bhaktivedanta correspondientes al capítulo duodécimo del Śrīmad Bhagavad-gītā, titulado «El servicio devocional».

Zo eindigen de commentaren van Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda bij het twaalfde hoofdstuk van Śrīmad Bhagavad-gītā, getiteld ‘Devotionele dienst’.