Skip to main content

TEXT 1

TEXT 1

Devanagari

Devanagari

श्रीभगवानुवाच
इदं तु ते गुह्यतमं प्रवक्ष्याम्यनसूयवे ।
ज्ञानं विज्ञानसहितं यज्ज्ञात्वा मोक्ष्यसेऽश‍ुभात् ॥ १ ॥

Text

Tekst

śrī-bhagavān uvāca
idaṁ tu te guhya-tamaṁ
pravakṣyāmy anasūyave
jñānaṁ vijñāna-sahitaṁ
yaj jñātvā mokṣyase ’śubhāt
śrī-bhagavān uvāca
idaṁ tu te guhya-tamaṁ
pravakṣyāmy anasūyave
jñānaṁ vijñāna-sahitaṁ
yaj jñātvā mokṣyase ’śubhāt

Synonyms

Synoniemen

śrī-bhagavān uvāca — the Supreme Personality of Godhead said; idam — this; tu — but; te — unto you; guhya-tamam — the most confidential; pravakṣyāmi — I am speaking; anasūyave — to the nonenvious; jñānam — knowledge; vijñāna — realized knowledge; sahitam — with; yat — which; jñātvā — knowing; mokṣyase — you will be released; aśubhāt — from this miserable material existence.

śrī-bhagavān uvāca — de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei; idam — deze; tu — maar; te — aan jou; guhya-tamam — de meest vertrouwelijke; pravakṣyāmi — Ik zal spreken; anasūyave — aan hen die niet afgunstig zijn; jñānam — kennis; vijñāna — gerealiseerde kennis; sahitam — met; yat — die; jñātvā — kennend; mokṣyase — je zult bevrijd worden; aśubhāt — van dit ellendige materiële bestaan.

Translation

Vertaling

The Supreme Personality of Godhead said: My dear Arjuna, because you are never envious of Me, I shall impart to you this most confidential knowledge and realization, knowing which you shall be relieved of the miseries of material existence.

De Allerhoogste Persoonlijkheid Gods zei: Beste Arjuna, omdat je nooit afgunstig op Me bent, zal Ik je dit inzicht geven en je deze meest vertrouwelijke kennis uitleggen; door dit begrip zul je worden bevrijd van de ellende van het materiële bestaan.

Purport

Betekenisverklaring

As a devotee hears more and more about the Supreme Lord, he becomes enlightened. This hearing process is recommended in the Śrīmad-Bhāgavatam: “The messages of the Supreme Personality of Godhead are full of potencies, and these potencies can be realized if topics regarding the Supreme Godhead are discussed amongst devotees.” This cannot be achieved by the association of mental speculators or academic scholars, for it is realized knowledge.

Naarmate een toegewijde meer en meer over de Allerhoogste Heer hoort, raakt hij verlicht. Deze methode van horen wordt aangeraden in het Śrīmad-Bhāgavatam: ‘De boodschappen van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods hebben vele vermogens en deze vermogens kunnen gerealiseerd worden wanneer onderwerpen die verband houden met de Allerhoogste Heer, worden besproken onder toegewijden.’ Dit kan echter niet bereikt worden door met theoretiserende filosofen of academische geleerden om te gaan, omdat het gerealiseerde kennis is.

The devotees are constantly engaged in the Supreme Lord’s service. The Lord understands the mentality and sincerity of a particular living entity who is engaged in Kṛṣṇa consciousness and gives him the intelligence to understand the science of Kṛṣṇa in the association of devotees. Discussion of Kṛṣṇa is very potent, and if a fortunate person has such association and tries to assimilate the knowledge, then he will surely make advancement toward spiritual realization. Lord Kṛṣṇa, in order to encourage Arjuna to higher and higher elevation in His potent service, describes in this Ninth Chapter matters more confidential than any He has already disclosed.

Toegewijden houden zich voortdurend bezig met dienst aan de Allerhoogste Heer. De Heer begrijpt de mentaliteit en oprechtheid van een individueel levend wezen dat bezig is met Kṛṣṇa-bewustzijn en geeft het de intelligentie om in het gezelschap van toegewijden de wetenschap van Kṛṣṇa te begrijpen. Gesprekken over Kṛṣṇa hebben grote kracht en wanneer een fortuinlijk persoon zulk gezelschap heeft en de kennis in zich probeert op te nemen, zal hij zeker spirituele vooruitgang maken. Om Arjuna aan te moedigen zich meer en meer te verheffen in de zeer krachtige dienst aan Hem, beschrijft Heer Kṛṣṇa in dit negende hoofdstuk onderwerpen die vertrouwelijker zijn dan alle andere die Hij eerder heeft onthuld.

The very beginning of Bhagavad-gītā, the First Chapter, is more or less an introduction to the rest of the book; and in the Second and Third chapters, the spiritual knowledge described is called confidential. Topics discussed in the Seventh and Eighth chapters are specifically related to devotional service, and because they bring enlightenment in Kṛṣṇa consciousness, they are called more confidential. But the matters which are described in the Ninth Chapter deal with unalloyed, pure devotion. Therefore this is called the most confidential. One who is situated in the most confidential knowledge of Kṛṣṇa is naturally transcendental; he therefore has no material pangs, although he is in the material world. In the Bhakti-rasāmṛta-sindhu it is said that although one who has a sincere desire to render loving service to the Supreme Lord is situated in the conditional state of material existence, he is to be considered liberated. Similarly, we shall find in the Bhagavad-gītā, Tenth Chapter, that anyone who is engaged in that way is a liberated person.

Het begin van de Bhagavad-gītā, het eerste hoofdstuk, is min of meereen inleiding tot de rest van het boek. De spirituele kennis die in het tweede en derde hoofdstuk beschreven wordt, wordt vertrouwelijk genoemd. De onderwerpen die in het zevende en achtste hoofdstuk werden besproken, hebben in het bijzonder betrekking op devotionele dienst en omdat ze tot verlichting leiden in het Kṛṣṇa-bewustzijn, worden ze als nog vertrouwelijker beschouwd. Maar de onderwerpen die in het negende hoofdstuk besproken worden, gaan over onvermengde, zuivere devotie; daarom wordt dit hoofdstuk ‘De meest vertrouwelijke kennis’ genoemd. Wie gegrond is in de meest vertrouwelijke kennis over Kṛṣṇa, is van nature transcendentaal; daarom ervaart hij geen materiële ellende, ook al bevindt hij zich in de materiële wereld. In de Bhakti-rasāmṛta-sindhu wordt gezegd dat wie zich in de geconditioneerde toestand van het materiële bestaan bevindt met een oprecht verlangen om de Allerhoogste Heer met liefde te dienen, toch als bevrijd moet worden gezien. In het tiende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā zullen we ook zien dat iedereen die zo bezig is, een bevrijd persoon is.

Now this first verse has specific significance. The words idaṁ jñānam (“this knowledge”) refer to pure devotional service, which consists of nine different activities: hearing, chanting, remembering, serving, worshiping, praying, obeying, maintaining friendship and surrendering everything. By the practice of these nine elements of devotional service one is elevated to spiritual consciousness, Kṛṣṇa consciousness. When one’s heart is thus cleared of material contamination, one can understand this science of Kṛṣṇa. Simply to understand that a living entity is not material is not sufficient. That may be the beginning of spiritual realization, but one should recognize the difference between activities of the body and the spiritual activities of one who understands that he is not the body.

Deze eerste tekst van het negende hoofdstuk heeft een specifieke betekenis. De woorden ‘idaṁ jñānam’ (‘deze kennis’) verwijzen naar zuivere devotionele dienst, die uit negen verschillende activiteiten bestaat: horen, chanten, zich herinneren, dienen, vereren, bidden, gehoorzamen, het onderhouden van vriendschap en volledige overgave. Door deze negen onderdelen van devotionele dienst te beoefenen, wordt iemand verheven tot spiritueel bewustzijn, Kṛṣṇa-bewustzijn. Wanneer iemands hart op die manier vrij is geraakt van materiële onzuiverheden, kan hij de wetenschap van Kṛṣṇa begrijpen. Het besef dat het levend wezen niet materieel is, is op zichzelf niet genoeg; het mag dan het begin van spirituele bewustwording zijn, maar men moet het verschil inzien tussen de activiteiten van het lichaam en de spirituele activiteiten van iemand die begrijpt dat hij het lichaam niet is.

In the Seventh Chapter we have already discussed the opulent potency of the Supreme Personality of Godhead, His different energies, the inferior and superior natures, and all this material manifestation. Now in Chapter Nine the glories of the Lord will be delineated.

In het zevende hoofdstuk hebben we het immense vermogen van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods, Zijn verschillende energieën, de lagere en de hogere naturen en deze hele materiële wereld al besproken. In hoofdstuk negen zal de roem van de Heer worden beschreven.

The Sanskrit word anasūyave in this verse is also very significant. Generally the commentators, even if they are highly scholarly, are all envious of Kṛṣṇa, the Supreme Personality of Godhead. Even the most erudite scholars write on Bhagavad-gītā very inaccurately. Because they are envious of Kṛṣṇa, their commentaries are useless. The commentaries given by devotees of the Lord are bona fide. No one can explain Bhagavad-gītā or give perfect knowledge of Kṛṣṇa if he is envious. One who criticizes the character of Kṛṣṇa without knowing Him is a fool. So such commentaries should be very carefully avoided. For one who understands that Kṛṣṇa is the Supreme Personality of Godhead, the pure and transcendental Personality, these chapters will be very beneficial.

In dit vers is het sanskrietwoord ‘anasūyave’ zeer belangrijk. In het algemeen zijn commentatoren, zelfs al zijn ze uiterst geleerd, allemaal afgunstig op Kṛṣṇa, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Zelfs de meest erudiete geleerden schrijven uiterst onzorgvuldig over de Bhagavad-gītā. Omdat ze afgunstig zijn op de Heer, zijn hun commentaren waardeloos. Alleen de commentaren door de toegewijden van de Heer zijn bonafide; wie afgunstig is kan de Bhagavad-gītā niet uitleggen en kan geen perfecte kennis over Kṛṣṇa geven. Wie het karakter van Kṛṣṇa bekritiseert zonder Hem te kennen, is een dwaas. Zulke commentaren moeten dus zeer zorgvuldig worden vermeden. Voor iemand die begrijpt dat Kṛṣṇa de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is, de zuivere en transcendentale Persoonlijkheid, zullen deze hoofdstukken bijzonder gunstig zijn.