Skip to main content

TEXT 30

TEXT 30

Devanagari

Devanagari

साधिभूताधिदैवं मां साधियज्ञं च ये विदु: ।
प्रयाणकालेऽपि च मां ते विदुर्युक्तचेतस: ॥ ३० ॥

Text

Tekst

sādhibhūtādhidaivaṁ māṁ
sādhiyajñaṁ ca ye viduḥ
prayāṇa-kāle ’pi ca māṁ
te vidur yukta-cetasaḥ
sādhibhūtādhidaivaṁ māṁ
sādhiyajñaṁ ca ye viduḥ
prayāṇa-kāle ’pi ca māṁ
te vidur yukta-cetasaḥ

Synonyms

Synoniemen

sa-adhibhūta — and the governing principle of the material manifestation; adhidaivam — governing all the demigods; mām — Me; sa-adhiyajñam — and governing all sacrifices; ca — also; ye — those who; viduḥ — know; prayāṇa — of death; kāle — at the time; api — even; ca — and; mām — Me; te — they; viduḥ — know; yukta-cetasaḥ — their minds engaged in Me.

sa-adhibhūta — en het beginsel dat de materiële manifestatie bestuurt; adhidaivam — alle halfgoden besturend; mām — Mij; sa-adhiyajñam  — en alle offers besturend; ca — ook; ye — zij die; viduḥ — kennen; prayāṇa — van de dood; kāle — op het moment; api — zelfs; ca — en; mām — Mij; te — zij; viduḥ — kennen; yukta-cetasaḥ — hun gedachten aan Mij gewijd.

Translation

Vertaling

Those in full consciousness of Me, who know Me, the Supreme Lord, to be the governing principle of the material manifestation, of the demigods, and of all methods of sacrifice, can understand and know Me, the Supreme Personality of Godhead, even at the time of death.

Zij die zich volledig van Mij bewust zijn en Mij, de Allerhoogste Heer, kennen als het besturende beginsel van de materiële manifestatie, de halfgoden en alle methoden van offeren, kunnen Mij, de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods — zelfs op het moment van de dood — kennen en begrijpen.

Purport

Betekenisverklaring

Persons acting in Kṛṣṇa consciousness are never deviated from the path of entirely understanding the Supreme Personality of Godhead. In the transcendental association of Kṛṣṇa consciousness, one can understand how the Supreme Lord is the governing principle of the material manifestation and even of the demigods. Gradually, by such transcendental association, one becomes convinced of the Supreme Personality of Godhead, and at the time of death such a Kṛṣṇa conscious person can never forget Kṛṣṇa. Naturally he is thus promoted to the planet of the Supreme Lord, Goloka Vṛndāvana.

Personen die Kṛṣṇa-bewust handelen, worden nooit afgeleid van het pad naar compleet begrip van de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods. Wanneer iemand in het transcendentale gezelschap van Kṛṣṇa-bewuste personen is, begrijpt hij hoe de Allerhoogste Heer het besturende beginsel is van de materiële wereld en zelfs van de halfgoden. Door zulk transcendentaal gezelschap zal iemands geloof in de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods geleidelijk aan groeien en op het moment van de dood kan zo’n Kṛṣṇa-bewust persoon Kṛṣṇa nooit vergeten. Op die manier wordt hij vanzelfsprekend bevorderd naar de planeet van de Allerhoogste Heer, Goloka Vṛndāvana.

This Seventh Chapter particularly explains how one can become a fully Kṛṣṇa conscious person. The beginning of Kṛṣṇa consciousness is association of persons who are Kṛṣṇa conscious. Such association is spiritual and puts one directly in touch with the Supreme Lord, and, by His grace, one can understand Kṛṣṇa to be the Supreme Personality of Godhead. At the same time one can really understand the constitutional position of the living entity and how the living entity forgets Kṛṣṇa and becomes entangled in material activities. By gradual development of Kṛṣṇa consciousness in good association, the living entity can understand that due to forgetfulness of Kṛṣṇa he has become conditioned by the laws of material nature. He can also understand that this human form of life is an opportunity to regain Kṛṣṇa consciousness and that it should be fully utilized to attain the causeless mercy of the Supreme Lord.

Dit zevende hoofdstuk legt vooral uit hoe iemand een volledig Kṛṣṇa-bewust persoon kan worden. Het begin van het Kṛṣṇa-bewustzijn bestaat uit omgang met Kṛṣṇa-bewuste personen. Deze omgang is spiritueel en brengt iemand in direct contact met de Allerhoogste Heer, en door Zijn genade begrijpt iemand dat Kṛṣṇa de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is. Tegelijkertijd kan men de wezenlijke positie van het levend wezen werkelijk begrijpen, evenals hoe het levend wezen Kṛṣṇa vergeet en verstrikt raakt in materiële activiteiten. Wanneer het levend wezen in goed gezelschap geleidelijk aan Kṛṣṇa-bewustzijn ontwikkelt, begrijpt het dat het geconditioneerd is geraakt door de wetten van de materiële natuur omdat het Kṛṣṇa vergeten is. Het begrijpt dan ook dat de menselijke levensvorm een mogelijkheid biedt om zijn Kṛṣṇa-bewustzijn te herwinnen en dat deze levensvorm volledig gebruikt moet worden om de grondeloze genade van de Allerhoogste Heer te krijgen.

Many subjects have been discussed in this chapter: the man in distress, the inquisitive man, the man in want of material necessities, knowledge of Brahman, knowledge of Paramātmā, liberation from birth, death and diseases, and worship of the Supreme Lord. However, he who is actually elevated in Kṛṣṇa consciousness does not care for the different processes. He simply directly engages himself in activities of Kṛṣṇa consciousness and thereby factually attains his constitutional position as an eternal servitor of Lord Kṛṣṇa. In such a situation he takes pleasure in hearing and glorifying the Supreme Lord in pure devotional service. He is convinced that by his doing so, all his objectives will be fulfilled. This determined faith is called dṛḍha-vrata, and it is the beginning of bhakti-yoga, or transcendental loving service. That is the verdict of all scriptures. This Seventh Chapter of the Bhagavad-gītā is the substance of that conviction.

In dit hoofdstuk zijn vele onderwerpen besproken: de persoon die in moeilijkheden verkeert; de nieuwsgierige persoon; degene die materiële middelen verlangt; kennis van Brahman; kennis van Paramātmā; bevrijding van geboorte, dood en ziekte, en het vereren van de Allerhoogste Heer. Maar iemand die werkelijk gevorderd is in Kṛṣṇa-bewustzijn, is niet geïnteresseerd in deze verschillende processen. Hij houdt zich eenvoudig bezig met Kṛṣṇa-bewuste activiteiten en bereikt daardoor zijn wezenlijke positie als een eeuwige dienaar van Heer Kṛṣṇa. Met zo’n instelling beleeft hij plezier aan het horen over en het verheerlijken van de Allerhoogste Heer in zuivere devotionele dienst; hij is ervan overtuigd dat hij hierdoor alles zal bereiken wat hij verlangt. Dit vastberaden geloof wordt dṛḍha-vrata genoemd en is het begin van bhakti-yoga of transcendentale liefdedienst. Alle heilige teksten komen tot deze conclusie. Dit zevende hoofdstuk van de Bhagavad-gītā beschrijft de wezenlijke inhoud van die overtuiging.

Thus end the Bhaktivedanta Purports to the Seventh Chapter of the Śrīmad Bhagavad-gītā in the matter of Knowledge of the Absolute.

Zo eindigen de commentaren van Śrī Śrīmad A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupāda bij het zevende hoofdstuk van Śrīmad Bhagavad-gītā, getiteld ‘Kennis van de Absolute’.